ECLI:NL:RBNNE:2022:3894

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
22-2210
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot onttrekking van een wandelpad aan de openbaarheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om het wandelpad Omkromte te Joure aan het openbaar verkeer te onttrekken. De gemeenteraad van de Fryske Marren had deze aanvragen op 28 oktober 2020 afgewezen, en de afwijzing werd later door het college van gedeputeerde staten van Fryslân gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepen op 5 juli 2022 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en belanghebbenden.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvragen terecht is. De eisers stelden dat het pad niet openbaar zou zijn, maar de rechtbank oordeelt dat met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 juli 2018 vaststaat dat het pad een openbare weg is. De rechtbank heeft de belangen van eisers, waaronder privacy, veiligheid en eigendom, afgewogen tegen het algemeen belang van openbaarheid. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eisers niet opwegen tegen het algemeen belang en dat verweerder een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 oktober 2022 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank wijst erop dat partijen in hoger beroep kunnen gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/2210, 21/2381 en 21/2404

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022 in de zaak tussen

[eisers] ,

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
[eisers]
(gemachtigde: mr. W. Leistra)
[eisers]
(gemachtigde: mr. K.A. Luehof),
eisers,
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân (verweerder)

(gemachtigde: mr. E.E. van Kamp).
Als derde belanghebbenden hebben deelgenomen:
- De gemeenteraad van gemeente de Fryske Marren (de raad)
(gemachtigde: [naam] )
- De vereniging Moai Skarsterlân (de vereniging)
( [gemachtigden] )

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de aanvragen om het wandelpad Omkromte te Joure aan het openbaar verkeer te onttrekken.
1.2
De raad heeft deze aanvragen met het besluit van 28 oktober 2020 afgewezen. Met de bestreden besluiten van 22 juni 2021 op het administratief beroep van eisers heeft verweerder de afwijzing van de raad gehandhaafd.
1.3
De rechtbank heeft de beroepen op 5 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van eisers, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigden van belanghebbenden.

Totstandkoming van het besluit

2. De Oude Omkromte is een voetpad dat loopt van de Harddraversweg te Joure naar de geasfalteerde weg de Omkromte te Joure. Het is een bosssingel die grotendeels gelegen is achter de huizen aan de naastgelegen [straatnaam] te Joure. De bewoners van [straatnaam] zijn de eigenaren van de percelen waarover het pad loopt. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 11 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2309) inzake het verzoek om handhaving van de vereniging is in rechte komen vast te staan dat het pad een openbare weg in de zin van de Wegenwet is.
Op 17 juli 2017 hebben eisers de raad verzocht om het betreffende wandelpad aan de openbaarheid te onttrekken. Vervolgens heeft besluitvorming als genoemd in de inleiding van deze uitspraak plaatsgevonden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvragen om het wandelpad Omkromte te Joure aan het openbaar verkeer te onttrekken aan de hand van de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels en beleidsregels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is ten onrechte uitgegaan van de openbaarheid van het pad?
6. Eisers stellen in hun beroepschrift dat ten onrechte is uitgegaan van de openbaarheid van het pad. Volgens jurisprudentie van de AbRS (ECLI:NL:RVS:2008:BC6035) dient sprake te zijn van een doorgaande verbinding welke een verkeersfunctie heeft. Daarvan is echter geen sprake. Verder heeft de AbRS de uitspraak, dat het pad openbaar is, onder meer gebaseerd op de omstandigheid dat het niet in de ruilverkaveling was opgenomen en het pad na de ruilverkaveling is opgenomen in de wegenlegger. Daarbij is echter niet aan de orde gekomen dat de percelen waarover het pad loopt, gelegen in de voormalige gemeente Doniawerstal, door toepassing van artikel 79, zesde lid, van de Ruilverkavelingswet 1954 zijn onttrokken aan de openbaarheid en niet vanwege de wegenlegger van de gemeente Haskerland in 1976 weer openbaar zijn geworden. Een wandeling over dat deel van het pad is niet mogelijk, zodat het er voor moet worden gehouden dat het gehele pad aan de openbaarheid is onttrokken,
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank is met de uitspraak van de AbRS van 11 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2309) in rechte vast komen te staan dat de Omkromte een openbare weg is. Ter zitting is namens eisers desgevraagd verklaard dat ook zij uitgaan van deze uitspraak en dat daaruit volgt dat de openbaarheid van de weg een gegeven is. Voor zover de beroepsgronden zich richten tegen de openbaarheid van de weg treffen deze dan ook geen doel.
Heeft verweerder een zorgvuldige belangenafweging gemaakt?
7. Eisers stellen dat geen sprake is van een zorgvuldige belangenafweging.. Eisers hebben zwaarwegende belangen om het pad aan de openbaarheid te onttrekken. Zij stellen dat sprake is van inbreuk op de privacy en de eigendom en aantasting van de veiligheid. Nu het pad openbaar is ondervinden zij overlast in de vorm van vernielingen, hondenpoep op hun terrein, gluurders, inbraken, insluipingen en bedreigingen. Voorts raakt de beslissing de financiële belangen van eisers omdat zij te maken hebben met onderhoudskosten en met de waardedaling van de woning. Tevens is sprake van aantasting van de flora en fauna, nu het pad over een ecologische verbindingszone loopt en toegang geeft tot een natuurreservaat, een iepenarboratoretum en natuurterrein de Twigen. Voorts heeft het pad een cultuurhistorische waarde die wordt aangetast door het plaatsen van schuttingen door de omwonenden om de overlast tegen te gaan.
Niet gebleken is wat het algemeen belang is bij het openbaar houden van het pad. Het pad heeft geen verkeersfunctie maar wordt slechts sporadisch recreatief gebruikt. Het pad is geen onderdeel van officiële wandel-en fietsroutes en het pad geeft geen toegankelijkheid tot natuurschoon. Derde belanghebbende heeft verder aangegeven open te staan voor een alternatieve route. Dat feit heeft verweerder ook niet meegewogen.
De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Zoals is overwogen in vaste jurisprudentie van de AbRS is de in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid om een weg aan het openbaar verkeer te onttrekken, discretionair van aard. Het bevoegd gezag heeft beleidsruimte en moet belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of de weg aan de openbaarheid moet worden onttrokken. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot afwijzing van de aanvragen om het wandelpad Omkromte te Joure aan het openbaar verkeer te onttrekken in overeenstemming is met het recht. Hierbij komt aan de orde of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doel.
Nu van uitoefening van een bevoegdheid door verweerder in strijd met wettelijke voorschriften niet is gebleken, rest alleen de vraag of verweerder alle betrokken belangen op zodanige wijze heeft afgewogen dat de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord.
Hoewel de motivering van het bestreden besluit kort is, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de belangen van eisers voldoende in kaart zijn gebracht en zijn afgewogen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder voorts nog een nadere toelichting gegeven.
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het algemeen belang bij openbaarheid van het pad zwaarder dient te wegen dan de door eisers genoemde privacy-, veiligheids-, eigendoms-, financiële-, en ecologische belangen.
Hierbij is van belang dat verweerder terecht heeft overwogen dat de weigering van de onttrekking aan de openbaarheid meebrengt dat in de feitelijke en juridische toestand van het pad geen wijziging wordt gebracht. Door de weigering het pad aan de openbaarheid te onttrekken missen eisers bepaalde voordelen. Dat geldt voor zowel de door eisers gestelde financiële belangen als de door hen gestelde belangen met betrekking tot privacy en veiligheid. Hoewel ook het verkrijgen van een voordeel een belang is dat moet worden meegewogen, heeft verweerder hieraan geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen en het algemeen belang bij openbaarheid van het pad in redelijkheid zwaarder mogen laten wegen. Dat het pad slechts in beperkt mate en vooral voor recreatieve doeleinden wordt gebruikt, maakt dat niet anders.
Met betrekking tot de financiële belangen is nog van belang dat verweerder heeft aangegeven dat de gemeente het wegbeheer op zich heeft genomen en aansprakelijk is voor een gebrekkige toestand van de weg. Met betrekking tot de gestelde overlast overweegt de rechtbank dat het bevoegd gezag hiertegen handhavend kan optreden.
Ten aanzien van de ecologische belangen overweegt de rechtbank dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is onderbouwd dat sprake zal zijn van een verslechterde ecologische kwaliteit indien niet tot onttrekking wordt overgegaan. Gelet op de overwegingen van de commissie rechtsbescherming, welke door verweerder in het bestreden besluit zijn overgenomen, heeft verweerder de cultuurhistorische waarde van het pad in zijn afweging betrokken, maar zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plaatsen van schuttingen niet relevant is in het kader van de vraag of het pad aan de openbaarheid moet worden onttrokken.
Ten aanzien van het standpunt van eisers, dat er een goede alternatieve route bestaat, overweegt de rechtbank dat het bestaan van een alternatief niet wegneemt dat het pad een openbare functie vervult.
Is er sprake van een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel?
8. Eisers stellen zich op het standpunt dat sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel. Zij menen dat zij op grond van het advies van het voormalig college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân van 29 november 2007, het besluit van het college van 29 januari 2008, diverse publicaties van de gemeente, het advies aan het college van 25 juli 2017 alsmede het standpunt van het college tijdens de rechterlijke procedures, er op mochten vertrouwen dat het pad niet openbaar was.
8.1
Zoals de AbRS heeft overwogen in de uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1694), moeten bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen worden doorlopen. De eerste is de juridische kwalificatie van de uitlating waarop de betrokkene zich beroept. De vraag is of die uitlating kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, moet bij de tweede stap worden beoordeeld of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Om aan te nemen dat een toezegging is gedaan, dient degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk te maken dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. De welbewuste standpuntbepaling zal doorgaans in een schriftelijk stuk zijn vastgelegd. Ook zonder schriftelijk stuk kan de uitlating en/of gedraging aannemelijk zijn, waarbij van belang kan zijn of het bestuursorgaan de gestelde uitlating niet of onvoldoende betwist.
8.2
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel. Niet aannemelijk is geworden dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij eisers redelijkerwijs de indruk hebben kunnen wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bevoegd gezag met betrekking tot openbaarheid van het pad. Het (ambtelijke) advies van 29 november 2007, het daaropvolgende besluit van het college van 29 januari 2008 en het advies van 25 juli 2017 betreffen enkel voorstellen aan het college en een besluit van het college naar aanleiding van een zodanig advies om aan de raad voor te stellen te bepalen dat het pad niet openbaar is. Deze voorstellen zijn echter niet overgenomen door het bevoegde gezag, de raad. Ook het door het college in de gerechtelijke procedures (ECLI:NL:RBNNE:2017:3409 en ECLI:NL:RVS:2018:2309) ingenomen standpunt, dat de verzoeken om handhaving dienen te worden afgewezen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarvoor is van belang dat, anders dan in die procedures, het college niet het bevoegde gezag is in de zaken die thans voorliggen. Ten aanzien van de publicaties wordt verder overwogen dat deze evenmin is gebleken dat deze zijn gedaan door of namens het bevoegd gezag.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
9.1
Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
9.2
Evenmin bestaat aanleiding voor vergoeding van het griffierecht

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, voorzitter, mrs. H.J. Bastin en H.D. Tolsma, rechters, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Ingevolge artikel 9, eerste lid, Wegenwet, kan een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, Wegenwet, wordt het besluit, bedoeld in het eerste lid, meegedeeld aan Gedeputeerde Staten.
Ingevolge artikel 11, eerst lid, Wegenwet, heeft ieder belanghebbende bij een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, het recht aan den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen ten opzichte van dien weg toepassing van artikel 9 te verzoeken.
Ingevolge artikel 11, tweede lid, Wegenwet is op de voorbereiding van de beslissing op het verzoek is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Ingevolge artikel 11, derde lid, Wegenwet, weigert de raad aan het verzoek te voldoen, dan staat aan den verzoeker beroep op Gedeputeerde Staten open.