Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
- de dagvaarding geldig is;
- de rechtbank bevoegd is van de zaak kennis te nemen;
- verzoeker de stukken tijdig heeft ontvangen.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 18 oktober 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland het verzoek tot wraking van de rechters afgewezen. De verzoeker, die tevens verdachte is, had bezwaar gemaakt tegen de opmerking van de voorzitter dat de stukken tijdig waren ontvangen. De wrakingskamer oordeelde dat uit de gang van zaken geen vooringenomenheid kon worden afgeleid. De procedure begon met een mondeling verzoek tot wraking, waarbij de verzoeker zijn gronden uiteenzette. Hij stelde dat hij niet de benodigde middelen had om zich goed voor te bereiden op de zitting en verwees naar het EVRM. De rechters gaven aan niet in de wraking te berusten en reageerden op het verzoek.
De wrakingskamer heeft de relevante juridische normen, zoals artikel 512 Sv en artikel 6 EVRM, in overweging genomen. Het oordeel van de rechtbank over de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank viel buiten de beoordeling van de wrakingskamer. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims van vooringenomenheid. Ook de klacht over onvoldoende faciliteiten voor voorbereiding werd niet gegrond bevonden. De rechters vroegen om te bepalen dat verzoeker niet opnieuw een wrakingsverzoek mocht indienen, maar de wrakingskamer wees dit verzoek af. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.