ECLI:NL:RBNNE:2022:3789

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
18/247830.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en wapenbezit met strafmaat en bewijsbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die zich schuldig heeft gemaakt aan drie strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, het verkopen en afleveren van deze drugs in de periode van 1 juni 2020 tot en met 15 juni 2020, en het voorhanden hebben van twee busjes pepperspray en traangas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 mei 2021 is aangehouden na het negeren van een stopteken van de politie. Bij de aanhouding werd een weegschaaltje en drugs aangetroffen in zijn schoudertasje. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd op basis van het bewijs dat is verzameld, waaronder getuigenverklaringen en forensische analyses. De verdediging voerde aan dat de aanhouding onrechtmatig was en dat er geen bewijs was voor de drugshandel. De rechtbank oordeelde echter dat de aanhouding rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen goederen, waarbij de drugs en de weegschaal onttrokken aan het verkeer werden verklaard, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18.247830.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 14 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2022 en, na het tussenvonnis van de rechtbank van 19 juli 2022, het onderzoek ter terechtzitting van 30 september 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,33 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 44,81 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 15 juni 2020 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Leeuwarden Twee, althans een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten twee busjes pepperspray en/of traangas (met opschrift CS Reizgas en Pfefferkonzentrat, merk 7000 en/of Ko Fog), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitieFeiten 1 en 3.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte op 1 mei 2021 rechtmatig is aangehouden nadat hij een door de politie gegeven stopteken negeerde. Bij de identiteitsfouillering treft de politie een weegschaaltje aan hetgeen een voorwerp is dat typisch gebruikt wordt door dealers. Nadat verdachte de cautie is gegeven, verklaart hij dat er drugs in zijn schoudertasje zit. De politie neemt het tasje in beslag en bij de insluitingsfouillering wordt in dat schoudertasje de drugs aangetroffen.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er genoeg wettig en overtuigend bewijs is, gelet op het aantreffen van de drugs in de schoudertas van verdachte, de onderzoeksresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) en de verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft eveneens veroordeling gevorderd voor feit 3. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er genoeg wettig en overtuigend bewijs is gelet op het aantreffen van het busje pepperspray en traangas bij verdachte, het onderzoek dat hiernaar is verricht door de verbalisant en de verklaring van verdachte. In deze zaak heeft geen laboratoriumonderzoek plaatsgevonden. Dit wordt gelet op het arrest van Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2020:3068) ook niet altijd vereist. Gelet op de verklaring van verdachte inhoudende dat hij pepperspray bij zich had en ook weet dat dit strafbaar is, kan het feit worden bewezen.
Feit 2.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2 op grond van de verklaringen van
[naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , het onderzoek dat naar het telefoonnummer
[telefoonnummer] is verricht en de herkenning van verdachte door politieambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7].
Standpunt van de verdedigingFeiten 1 en 3.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en feit 3.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De aanhouding van verdachte was onrechtmatig omdat onduidelijk is op welke wijze de politie verdachte het stopteken heeft gegeven, waarna de identiteitsfouillering heeft plaatsgevonden waarbij het weegschaaltje is aangetroffen. Het enkel aantreffen van de weegschaal is onvoldoende voor een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv. Hiermee is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate geschonden. De ernst van het verzuim is evident. Verdachte is in zijn belangen geschaad omdat zijn recht op privacy en zijn recht op vrijheid is geschonden. Het bewijsmateriaal dat bij de aanhouding is aangetroffen dient daarom van het bewijs te worden uitgesloten.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 3 betoogd dat niet kan worden vastgesteld wat de inhoud is van de busjes die bij verdachte zijn aangetroffen. Ook gelet op deze reden dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 3.
Feit 2.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken omdat er geen aanwijsbaar dealcontact of verkoopcontact is ten aanzien van de periode 1 juni 2020 tot en met 15 juni 2020.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 359a Sv
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 en feit 3 betoogd dat het bewijsmateriaal, dat bij de aanhouding van verdachte is aangetroffen, op grond van artikel 359a Sv van het bewijs moet worden uitgesloten omdat de aanhouding onrechtmatig is verricht.
Op grond van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. Op 1 mei 2021 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om naar de [straatnaam] te gaan in verband met een vernieling van een ruit. Ter plaatse werd door een van de betrokkenen gezegd dat het zou gaan om een donkere scooter met daarop twee donkere jongens, die vanuit het niets een hamer door de ruit van een portiek gooiden. Terwijl de verbalisanten de melding van de ruit aan het afhandelen waren, hoorden ze een scooter aan komen rijden. Omdat de verbalisanten net gehoord hadden dat twee jongens op een scooter een hamer door de ruit zouden hebben gegooid, besloot verbalisant [verbalisant 2] deze scooter een stopteken te geven. De bestuurder van de scooter heeft dit stopteken genegeerd. Vervolgens kwam de scooter ten val, waarna de bestuurder wegrende. Uiteindelijk hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de bestuurder staande kunnen houden. De bestuurder is vervolgens gevraagd om een legitimatiebewijs te overhandigen. Hij kon zich niet legitimeren om welke reden er een identiteitsfouillering heeft plaatsgevonden. De bestuurder droeg een schoudertasje en verbalisant [verbalisant 2] heeft dit gepakt om te kijken of er een legitimatiebewijs in zat. Toen verbalisant [verbalisant 2] in het tasje keek, zag hij meteen een klein weegschaaltje. Het was verbalisant ambtshalve bekend dat deze weegschaaltjes gebruikt worden door drugsdealers. Verbalisant [verbalisant 2] heeft toen de cautie gegeven en gevraagd wat hij met een weegschaaltje moest. De bestuurder antwoordde ‘niks’. Verbalisanten hebben daarna gevraagd waar hij de drugs had, waarop de bestuurder antwoordde dat de drugs in het tasje zat dat verbalisant [verbalisant 2] vast had. Hierop hebben verbalisanten de bestuurder aangehouden wegens het bezit van vermoedelijk harddrugs. Op een later moment werd de identiteit van de bestuurder vastgesteld en werd het duidelijk dat het ging om verdachte [verdachte] .
Op basis van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de aanhouding rechtmatig is geweest en dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Verdachte heeft het stopteken van de politie genegeerd. Er is geen wettelijk voorschrift dat de politie voorschrijft om in een proces-verbaal op te schrijven op welke precieze wijze een stopteken wordt gegeven. Op grond van artikel 3 en artikel 8 van de Politiewet is een politieambtenaar in het kader van de handhaving van de rechtsorde en voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak, bevoegd tot het staande houden en het vorderen van inzage in een identiteitsbewijs van personen. Bij rijdend verkeer zal staande houding geschieden door het geven van een stopteken. Ook het aanknopen van een gesprek valt binnen de bevoegdheid die een politieambtenaar heeft. In het onderhavige geval kan het geven van het stopteken aan de scooter redelijkerwijs noodzakelijk worden geacht voor de uitoefening van de politietaak, in aanmerking genomen dat de bevindingen van verbalisanten leken te wijzen op mogelijke betrokkenheid van de personen op de scooter bij het ingooien van de ruit. Vervolgens heeft verdachte - die de bestuurder was van de scooter - het stopteken genegeerd en is hij, na te zijn gevallen, weggerend. Verdachte kon worden staande gehouden en is om legitimatie gevraagd. De rechtbank acht in dit geval de staande houding en de identiteitscontrole van verdachte dan ook niet onrechtmatig. Aangezien verdachte geen legitimatiebewijs kon overhandigen, heeft er een identiteitsfouillering plaatsgevonden waarna een weegschaal is aangetroffen. Verdachte is hierop de cautie gegeven. Gelet op de omstandigheden waaronder deze weegschaal werd aangetroffen (in een klein tasje bij een persoon die kort daarvoor een stopteken had genegeerd en over de reden van het aanwezig hebben van de weegschaal niets wilde zeggen), bestond er naar het oordeel van de rechtbank op het moment dat de cautie werd gegeven reeds een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv. Vervolgens heeft verdachte zelf aangegeven dat er drugs in zijn schoudertasje zat waarna hij is aangehouden. De rechtbank ziet dan ook in het verweer van de raadsman geen aanleiding om tot bewijsuitsluiting over te gaan, en zal het verweer verwerpen.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 3.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 1 mei
2021, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021111979 van 11 juli 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1996.
Wij zagen dat de verdachte een schoudertasje bij zich droeg. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , pakte dit tasje om te kijken of daar mogelijk iets van een legitimatiebewijs in zou zitten. Toen ik in het tasje keek, zag ik meteen een klein weegschaaltje zitten. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , gaf de verdachte meteen aan dat hij niet tot antwoorden verplicht was en vroeg hem vervolgens wat hij met een weegschaaltje moest. Wij hoorden de verdachte zeggen "Niks". Hierop vroeg ik hem waar hij de drugs had. Wij hoorden de verdachte zeggen dat dit in het tasje zat wat ik, verbalisant [verbalisant 2] vast had. Tijdens de insluitingsfouillering heb ik de inhoud van het tasje wat de verdachte bij zich voerde gecontroleerd. In de tas zag ik meerdere kleine tasjes zitten. Vervolgens zag ik een tweede tasje zitten. Toen ik deze opende zag ik meerdere zakjes met vermoedelijk harddrugs zitten. Toen ik verder ging trof ik in het tasje twee busjes pepperspray aan.
2. Een schriftelijk stuk, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 10
e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Volgnummer 3
Goednummer: PL0100-2021111979-1380932
Bijzonderheden: 1 klein formaat boterhamzakje met witte stof
Eigenaar: [verdachte] , [straatnaam] , [woonplaats]
Volgnummer 4
Goednummer: PL0100-2021111979-1380933
Bijzonderheden: 1 boterhamzakje met witte stof
Eigenaar: [verdachte] , [straatnaam] , [woonplaats]

Volgnummer 5

Goednummer: PL0100-2021111979-1380934
Bijzonderheden: 1 grote boterhamzak met bruine stof
Eigenaar: [verdachte] , [straatnaam] , [woonplaats]
Volgnummer 6
Goednummer: PL0100-2021111979-1380935 Bijzonderheden: 1 boterhamzakje met bruine stof
Eigenaar: [verdachte] , [straatnaam] , [woonplaats] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 20 mei
2021, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ;
Goednummer PL0100-2021111979-1380932
Omschrijving: een dichtgeknoopt stukje kleurloos plastic met daarin witte brokjes en poeder Netto gewicht: 1,10 gram
SIN Monster: AAOR7554NL
NFiDENT: positief voor cocaïne.

Goednummer PL0100-2021111979-1380933

Omschrijving: dichtgeknoopt, kleurloos, plastic zakje met daarin witte brokjes en poeder
Netto gewicht: 8,23 gram
SIN Monster: AAOR7556NL
NFiDENT: positief voor cocaïne
Goednummer: PLO100-2021111979-1380934
Omschrijving: een dichtgeknoopte, kleurloze, plastic zak met daarin een open kleurloze, plastic zak met witte zip-sluiting en witte bedrukking van het merk "AH" met in de zipp-zak bruine brokken en poeder
Netto gewicht: 36,19 gram
SIN Monster: AAOR7557NL
NFiDENT: positief voor heroïne
Goednummer: PL0100-2021111979-1380935
Omschrijving: een dichtgeknoopte, kleurloze plastic zak met daarin bruine bollen en poeder Netto gewicht: 8,62 gram
SIN Monster: AAOR7558NL
NFiDENT: positief voor heroïne
4. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 18 mei 2021, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van ing. [naam 8]:
Tabel 1. Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAOR7556NL
Poeder en brokjes, wit, 8,23 gram
Bevat cocaïne.
5. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 18 mei 2021, opgenom voornoemd dossier, inhoudende als relaas van ing. [naam 8]:
Tabel 1. Onderzoeksmateriaal en conclusie
en op pagina 20 van
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAOR7558NL
Poeder en brokjes, bruin, 8,62 gram
Bevat heroïne.
6. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 18 mei 2021, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van ing. [naam 8]:
Tabel 1. Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAOR7554NL
poeder en brokjes wit, uit 1,10 gram
Bevat cocaïne.
7. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 18 mei 2021, opgenome voornoemd dossier, inhoudende als relaas van ing. [naam 8]:
Tabel 1. Onderzoeksmateriaal en conclusie
n op pagina 22 van
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAOR7557NL
Poeder en brokjes, bruin, 36,19 gram
Bevat heroïne
8. Een schriftelijk stuk, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 25
e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Inbeslagneming
Datum: 1 mei 2021.

Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1996.

Volgnummer 1

Goednummer: PL0100-2021111979-1380949
Object: Overig wapen (pepperspray)
Merk/type: 77000
Eigenaar: [verdachte] .

Volgnummer 2

Goednummer: PL0100-2021111979-1380950
Object: Overig wapen (pepperspray)
Merk/type: Ko Fog
Eigenaar: [verdachte] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2021,opgenomen op pagina 48 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Ik deed onderzoek naar de in beslag genomen busjes vermoedelijke pepperspray. Het gaat hier om twee voorwerpen in de vorm van spuitbusjes die het opschrift CS Reisgas en Pfefferkonzentrat bevatten. Uit onderzoek bleek mij door de busjes te schudden en door op de spuitknop te drukken dat de busjes gevuld waren met een vloeistof of gas c.q. een combinatie daarvan. Na het kortstondig indrukken van de spuitknoppen en het spuiten van een kleine hoeveelheid spray bleek het om pepperspray te gaan. Ik zag dat een geel/oranje vloeistof uit de spuitbusjes kwam. Ik rook dat de geur overeenkwam met de pepperspray die de politie gebruikt. Pepperspray is een traan verwekkende of soortgelijke stof. Gezien de constructie en de opdruk van de busjes is deze bestemd voor het treffen van dieren en personen. De spuitbusjes zijn een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 6 van de Wet Wapens en Munitie.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 mei 2021,opgenomen op pagina 64 e.v. inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Ook heeft de politie meerdere zakjes aangetroffen met vermoedelijk drugs. Wat kun je daarover zeggen?
A: Ehm ja dat is eh drugs.
V: De vermoedelijke drugs zal onderzocht worden wat het daadwerkelijk allemaal betreft. Het vermoeden is dat het om heroïne, cocaïne en hennep gaat. Wat kun je er zelf over zeggen? A: Ehm, ik ben eh ik gebruik gewoon veel drugs en dat is wat ik er over kan zeggen. V: Ook werden er bij jou twee busjes met vermoedelijk pepperspray aangetroffen. Wat kun je daarover vertellen?
A: Ehm, Ik beroep me op mijn zwijgrecht.
V: Weet je dat het bezit van deze peperspray verboden is? A: Ja
V: Waarom heb je deze peperspray bij je? A: Uit zelfverdediging.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3:
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. In de tas, die verdachte bij zich had, zijn twee busjes pepperspray en traangas aangetroffen. Er is geen laboratoriumonderzoek verricht naar de inhoud van de busjes, maar verbalisant [verbalisant 5] heeft deze busjes wel onderzocht. Hij nam waar dat een geel/oranje vloeistof uit de spuitbusjes kwam en rook dat de geur overeenkwam met de pepperspray die de politie gebruikt. Gelet op de constateringen van verbalisant [verbalisant 5] , het opschrift van de busjes pepperspray en traangas en de verklaring van verdachte, kan buiten twijfel vastgesteld worden dat de vloeistof die in de busjes zat verboden is op grond van de Wet Wapens en Munitie. De stelling van de raadsman, dat de busjes gevuld zouden kunnen zijn met andere stoffen dan traangas en pepperspray, houdt slechts een suggestie in. De verdediging heeft ter onderbouwing geen enkel concreet aanknopingspunt aangereikt, terwijl in het procesdossier hier evenmin grond voor is te vinden. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een busje pepperspray en traangas voorhanden heeft gehad en verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor 24 juni 2021,opgenomen op pagina 323 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021039225 van 2 september 2021 inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik ben drugsgebruiker en weet dat mijn dealer genaamd " [naam 5] " is aangehouden. Ik ben al 16 jaar verslaafd aan voornamelijk heroïne. Ik gebruik zo nu en dan wat cocaïne. [naam 5] is eigenlijk mijn vaste dealer. U vraagt mij wie er allemaal dealen voor [naam 5] , ik zeg u dat zijn; [verdachte] , [naam 6] , [naam 7] en een jongen met een tattoo onder zijn oog
.U toont mij een foto (foto 3) dat is [verdachte] hij dealt al zeker anderhalf jaar
.Hij kwam altijd op de fiets de drugs bij mij brengen
.Ik gebruik altijd de woorden licht en donker. Met licht bedoel ik cocaïne en met donker heroïne.
Foto 3: [verdachte] ( [verdachte] )
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 juni 2021,opgenomen op pagina 593 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [naam 1] :
V: Hoelang bent u al verslaafd aan heroïne en cocaïne?
A: ik was heel lang niet meer verslaafd maar sinds ik weer in Leeuwarden ben is het weer raak. V: Hoeveel drugs gebruikt u per dag?
A: meerdere keren per dag gebruik ik heroïne en cocaïne... ik vind cocaïne het lekkerst en gebruik de heroïne omdat ik anders ziek wordt.
V: [naam 5] werkt voor de Professor, dat klopt he?
A: ja
V: Wij laten u een foto zien (foto 1), wie is dit?
A: de professor ja..
V: Wie brachten de drugs naar de klanten hier in Leeuwarden voor de professor?
A: [verdachte] , [naam 5] en [naam 7] ...oh en [naam 6] .
V: Wat was de rol van deze [verdachte] aangaande de drugshandel?
A: Hij was de loopjongen van de professor... hij bracht de drugs dus rond. En [naam 5] en [naam 6] deden het wel voor [verdachte] .
V: Kun jij [verdachte] voor ons beschrijven?
A: Marokkaan met een baartje en slank postuur.
V: Wij tonen jou een foto (foto 3), wie is dit?
A: ja, dat is [verdachte]
V: Hoelang verkoopt deze [verdachte] al drugs in opdracht van de professor?
A: weet ik toch niet., lang.
V: Al voordat jij in Leeuwarden bent komen wonen?
A: ja.
V: Wat was de rolverdeling tussen de professor en [verdachte] ?
A: Hij deed het toch voor de professor.
V: Dus de professor was de baas van [verdachte] ? A: Ja.
3. Een schriftelijk bescheid, houdende een informatiestaat SKDB, opgenomen op pagina 582 vanvoornoemd dossier, inhoudende, voor zover van belang:
Naam: [naam 1]
Voornamen: [naam 1]
Huidig BRP-adres Datum ingang: 05-03-2020 Woonplaats: Leeuwarden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 mei 2021,opgenomen op pagina 55 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021111979 van 11 juli 2021, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
V: Weet je de naam van de Marokkaan?
A: Nee.
V: Kunt u hem beschrijven?
A: Hij is lang en heeft vooruit staande tanden en hij is 23 of 24 jaar oud. Hij ziet er ouder oud.
V: Heb jij wel eens drugs van hem gekocht?
A: Jawel ik kocht coke van hem dat was voor 20 euro per keer. Ik kocht van begin 2020 tot einde 2020 bij hem. Hij verkocht alles aan drugs.
V: Hoe kwam je met hem in contact?
A: Ik had een nummer maar toen alles gestolen was had ik geen contact meer. Hij is dealer in Harlingen en Leeuwarden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2021,opgenomen op pagina 50 van het dossier van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 8]:
Ik heb een foto van verdachte [verdachte] uit het BVI-IB politiesysteem gehaald voor herkenning naar de getuige [naam 3] toe. Op donderdag 20 mei heb ik de foto van [verdachte] getoond aan getuige [naam 3] en vroeg haar of dit de persoon is waarover zij spreekt in haar getuigenverklaring. Ik hoorde [naam 3] zeggen dat de persoon op de foto die ik haar toonde, voor 100% de persoon was. Ik hoorde haar zeggen dat zij ook drugs van deze persoon afnam en dat deze persoon een bekende dealer in Harlingen en Leeuwarden is.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt dat uit de getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat verdachte, wiens bijnaam [verdachte] is, in de periode 1 juni 2020 tot en met 15 juni 2020 heroïne en cocaïne heeft verkocht, dan wel heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd. Er is geen reden om te twijfelen aan de periodes die door [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] worden genoemd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., en 3., ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 mei 2021 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad 9,33 gram cocaïne, en 44,81 gram heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 15 juni 2020 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk telkens heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd hoeveelheden cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij op 1 mei 2021 te Leeuwarden twee wapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten twee busjes, pepperspray en traangas
,met opschrift CS Reizgas en
Pfefferkonzentrat, merk 7000 en Ko Fog, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen op het volgende standpunt gesteld:
  • teruggave van de inbeslaggenomen telefoons (8 stuks), multitool en knipmes, voor zover deze nogniet zijn teruggegeven;
  • verbeurdverklaring van de weegschaal;
  • onttrekking aan het verkeer van de busjes pepperspray en traangas.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit om de weegschaal terug te geven aan verdachte. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft de raadsman zich op hetzelfde standpunt als de officier van justitie gesteld.
Oordeel rechtbank
De beslaglijst van 20 juni 2022 bestaat uit de volgende goederen waar een beslissing over genomen moet worden:
2. Weegschaal (1 STK)
3. Cocaïne, 1,1 gram
4. Cocaïne, 8,23 gram
5. Heroïne 36,19 gram
6. Heroïne 8,62 gram
7. Pepperspray (2 busjes)
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten alle inbeslaggenomen drugs, de weegschaal en busjes pepperspray, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Daarnaast zit er een kennisgeving van inbeslagneming in het dossier waarop staat dat op 1 mei 2021 acht stuks mobiele telefoons, een multitool en een knipmes in zijn beslag zijn genomen onder verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1., 2. en 3. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke straf niet passend is, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf. In de zaak met parketnummer 16/034834-22 heeft de psycholoog een klinische behandeling geadviseerd. Verdachte is inmiddels opgenomen in een kliniek. De klinische behandeling zal mogelijk voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapporten die over hem zijn opgemaakt, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 augustus 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Hij heeft gedurende twee weken gehandeld in cocaïne en heroïne. Daarnaast zijn er verdovende middelen en busjes pepperspray en traangas bij hem aangetroffen. Handel in harddrugs gaat gepaard met veel andere vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft verdachte daaraan bijgedragen. Daarnaast zijn harddrugs schadelijk voor de volksgezondheid.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 18 augustus 2022 blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen vanwege overtreding van de Opiumwet.
Op 19 juli 2022 heeft de rechtbank tussenvonnis gewezen, omdat in het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 21 juni 2022, dat is opgemaakt in de zaak met parketnummer 16/034834-22, werd geadviseerd om de mogelijkheid van een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg te laten onderzoeken. De rechtbank achtte het voor de meest passende afdoening in onderhavige strafzaak noodzakelijk om de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/034834-22 af te wachten. Op 10 augustus 2022 heeft de rechtbank MiddenNederland uitspraak gedaan in die zaak. Verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden onder meer klinische behandeling op de Forensisch Psychiatrische Afdeling van Fivoor, een ambulante vervolgbehandeling en begeleid wonen. De voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Verdachte is op 11 augustus 2022 gestart met de klinische behandeling. De raadsman heeft ter terechtzitting van 30 september 2022 aangegeven dat het goed gaat met verdachte. Hij lijkt te zijn gestabiliseerd in de kliniek.
De rechtbank acht het wenselijk dat het traject van verdachte kan worden gecontinueerd. Zij zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 150 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 47, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen drugs, de weegschaal en busjes pepperspray.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] , van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven acht stuks mobiele telefoons, een multitool en een knipmes.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2022.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.