ECLI:NL:RBNNE:2022:377

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
18-269384-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van drugs

Op 11 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 27 augustus 2020 in Leeuwarden. De verdachte, die onder invloed van amfetamine en cannabis was, veroorzaakte een aanrijding met een fietser, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken enkel en kuitbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat leidde tot het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. De rechtbank achtte de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van feit 3, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist dat zijn rijbewijs geschorst was. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels zijn leven positief had veranderd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-269384-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats], wonende [straatnaam] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2022.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks27 augustus 2020, te Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Hoekstersingel, en toen, nadat verdachte nabij de kruising/splitsing van die Hoekstersingel en het langs de weg, de
Hoeksterend, gelegen fietspad was gekomen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig genoemd fietspad op te rijden en/of over te steken op het moment dat een over dat fietspad rijdende bestuurder van een fiets, die aldaar voorrang had, hem, verdachte, dicht was genaderd, waardoor die bestuurder van die fiets (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 augustus 2020, te Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende, op de weg, de Hoekstersingel, en toen, nadat verdachte nabij de kruising/splitsing van die Hoekstersingel en het langs de weg, de Hoeksterend, gelegen fietspad was gekomen, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig genoemd fietspad op is gereden en/of over is gestoken op het moment dat een over dat fietspad rijdende bestuurder van een fiets, die aldaar voorrang had, hem, verdachte, dicht was genaderd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 27 augustus 2020, te Leeuwarden, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 170 micogram per liter amfetamine en 1,8 microgram per liter cannabis bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
3
hij op of omstreeks 27 augustus 2020, te Leeuwarden, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de Hoeksterweg, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitieFeit 1 en 2.
De officier van justitie acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend te bewijzen, gelet op het proces-verbaal aanrijding, het proces-verbaal rijden onder invloed, het rapport drugs in het verkeer, de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer], de geneeskundige verklaring en de verklaring van de getuige [naam].
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijden.
Feit 3.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wist dan wel moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was. In de brief van het Centraal Bureau rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) van 22 juli 2020 is namelijk het besluit van de schorsing van het rijbewijs aan verdachte meegedeeld. Deze brief is aangetekend verstuurd naar het BRP-adres van de verdachte.
Het oordeel van de rechtbankFeit 1 en 2.
Bewijsmiddelen.
Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij op donderdag 27 augustus 2020 omstreeks 8.31 uur kennis kregen van een verkeersongeval op de kruising van de Hoeksterend/Hoekstersingel te Leeuwarden.
De Hoekstersingel is een weg die uitkomt op de doorgaande weg de Hoeksterend. De aansluiting van de weg is iets verhoogd, wat de situatie doet lijken op een uitrit die grenst aan het Hoeksterend. De kruising wordt aan die zijde onderbroken door rood geasfalteerde asfalt van het fietspad.
Verdachte, rijdend in een personenauto op de Hoekstersingel, wilde linksaf slaan de Hoeksterend op gaande in de richting van de Groningerstraatweg.
1
Op het fietspad aan de Hoeksterend, komende uit de richting van de Groningerstraatweg en gaande richting supermarkt Jumbo, fietste een persoon, te weten [slachtoffer].
De verdachte stopte zijn personenauto niet tijdig en raakte met de voorzijde van zijn personenauto de rechterzijkant van de fietser. Daardoor kwam de fietser ten val en is hij overgebracht naar het ziekenhuis.
2
Getuige [naam] heeft verklaard dat hij het ongeval aan zag komen. Hij zag verdachte in zijn auto het kruispunt in een vloeiende beweging naderen. De auto minderde geen vaart en gaf geen richting aan. Daarop claxonneerde hij om de bestuurder te attenderen op de naderende fietser. Hierop werd niet gereageerd, waarna de aanrijding volgde.
3
Verdachte onderging na de aanrijding een speekseltest
4, gevolgd door een bloedonderzoek
5. Het bloedonderzoek gaf als resultaat: 170 microgram amfetamine (bij een grenswaarde combinatie gebruik: 25 microgram) en 1,6 microgram cannabis (bij een grenswaarde combinatie gebruik: 1,0 microgram) per liter bloed. Daarmee is telkens de grenswaarde volgens het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer overschreden.
6
[slachtoffer] heeft verklaard hij over het fietspad fietste en vanaf de Hoekstersingel een personenauto aan zag komen. Hij fietste door omdat hij voorrang had. Daarna volgde de aanrijding.
7Door de aanrijding heeft hij een gebroken enkel, een gebroken kuitbeen en een gescheurde meniscus heeft opgelopen. In de zeven maanden na de aanrijding is hij drie keer geopereerd.
8De geneeskundige verklaring bevestigt voornoemde en geeft daarbij een geschatte duur van de genezing van meer dan een jaar.
9
Verdachte heeft verklaard dat hij haast had, omdat hij zijn zoon naar school moest brengen. Voorts is hij bekend met de verkeerssituatie ter plaatse omdat hij daar elke dag langs rijdt. Bij de kruising
Hoekstersingel/Hoeksterend werd zijn zicht naar links belemmerd doordat er een vrachtwagen/vuilniswagen stond.
10
Bewijsoverwegingen.
Onder 1 primair is ten laste gelegd dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als roekeloos of aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in verbinding met artikel 175, tweede lid, WVW is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Deze roekeloosheid wordt in de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2001/02, 28484, 3, p. 10 en 12) als ‘zwaarste vorm van het culpose delict’ aangemerkt die onder meer tot een verdubbeling van het
maximum van de op te leggen vrijheidsstraf heeft geleid (vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960, NJ 2014/25).
Mate van schuld
De omstandigheden dat verdachte, onder invloed van amfetamine en cannabis, op een gevaarlijk kruispunt is afgereden zonder vaart te minderen en zonder voldoende zicht te hebben op de kruising, waardoor het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, leiden volgens de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verklaring van verdachte dat hij wel degelijk geremd zou hebben bij de kruising schuift de rechtbank als onaannemelijk ter zijde. Verdachte heeft hierover wisselend verklaard bij de politie en ter zitting. Daar komt bij dat getuige [naam] heeft verklaard dat de auto van verdachte het kruispunt in een vloeiende beweging naderde en de auto geen vaart minderde.
De gedragingen van verdachte zijn niet toereikend voor het oordeel dat de verdachte de hoogste mate van schuld heeft en dat hij ‘roekeloos’ heeft gereden. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit bestanddeel vrijspreken.
Aard van het letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Gelet op de aard van het letsel bij [slachtoffer], namelijk botbreuken van de enkel en kuitbeen en een gescheurde meniscus, de drie benodigde operaties en de geschatte genezingsduur van meer dan een jaar, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
Dubbele causaliteit
Uit het voorgaande volgt voorts dat het verdachte is die het verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat als gevolg van dat ongeval [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Toestand van artikel 8 WVW
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt tevens dat verdachte tijdens het rijden onder invloed was van amfetamine en cannabis. De rechtbank concludeert dat dit zowel een strafverzwarende omstandigheid oplevert, gelet op de artikelen 6, 8, lid 1, en 175 WVW, als wettig en overtuigend bewijs van de onder 2 ten laste gelegde overtreding van artikel 8, lid 5, WVW.
Conclusie
De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3.
Het CBR heeft per brief van 22 juli 2020 aan de verdachte meegedeeld dat zijn rijbewijs is geschorst. Het feit dat dit besluit van het CBR per aangetekende post naar de verdachte is verstuurd, leidt echter niet zonder meer tot de conclusie dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was. De rechtbank verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 1 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:786), waaruit volgt dat de bewijslat hoog ligt.
Verdachte heeft ontkend dat hij voornoemde brief heeft ontvangen, zodat hij enige wetenschap omtrent de schorsing betwist. De rechtbank kan op basis van de informatie in het dossier niet vaststellen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was, dus zal verdachte van feit 3 worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair) hij op 27 augustus 2020, te Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Hoekstersingel, en toen, nadat verdachte nabij de kruising/splitsing van die Hoekstersingel en het langs de weg, de Hoeksterend, gelegen fietspad was gekomen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig genoemd fietspad op te rijden op het moment dat een over dat fietspad rijdende bestuurder van een fiets, die aldaar voorrang had, hem, verdachte, dicht was genaderd, waardoor die bestuurder van die fiets (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel, werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 27 augustus 2020, te Leeuwarden, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof, te weten amfetamine, in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 170 microgram per liter amfetamine en 1,6 microgram per liter cannabis bedroeg, telkens zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Eendaadse samenloop van
primair. Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreftwaardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor 2 jaren.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf. Verdachte, onder invloed van amfetamine en cannabis, heeft zich niet voldoende vergewist of hij een kruising kon oprijden en heeft daarbij een fietser aangereden. De fietser heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel bekomen. Ook blijkt uit de tegenover de politie afgelegde verklaring dat het slachtoffer zeven maanden na het ongeluk nog steeds hinder ondervindt van de gevolgen van de aanrijding, niet enkel fysiek maar ook psychisch. Het verkeersgedrag van verdachte heeft niet alleen direct gevolg gehad voor het slachtoffer, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 23 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte op 28 oktober 2021 is veroordeeld wegens overtreding van artikel 8, lid 5, WVW. De onderhavige feiten zijn daarvóór gepleegd. Daarom is artikel 63 Sr van toepassing.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft, omdat een reclasseringsrapport ontbreekt, geen onafhankelijke visie op de persoon van verdachte gekregen. Daarom zal de rechtbank uitgaan van hetgeen verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard ter terechtzitting. Vanwege het ongeluk was verdachte extra gemotiveerd zijn leven te veranderen. Verdachte heeft veel last gehad van het ongeluk en heeft er slapeloze nachten van gehad. Verdachte heeft via een jobcoach, met behoud van zijn Wajonguitkering, een baan gevonden. Dit gaat goed en verdachte zal bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs doorgroeimogelijkheden hebben. Aldus heeft hij belang bij teruggave van zijn rijbewijs. Ook heeft verdachte via bewindvoering al zijn schulden afgelost.
LOVS
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS) ontwikkeld. De rechtbank kijkt vanwege het gecombineerde drugsgebruik van verdachte naar de categorie die ziet op alcoholgebruik > 570 ug/l.
De oriëntatiepunten adviseren in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en alcoholgebruik > 570 ug/l, een gevangenisstraf van drie maanden en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar.
De rechtbank acht voorts van belang dat de feiten inmiddels anderhalf jaar geleden hebben plaatsgevonden en verdachte sindsdien geen verkeersovertredingen heeft begaan. Ook heeft de verdachte gesteld dat zijn leven zich op een positieve manier heeft ontwikkeld.
Conclusie
Alles afwegende heeft de rechtbank geen redenen om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, ondanks de vrijspraak van feit 3.
De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen: een taakstraf van 100 uren, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar. De voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank op om verdachte er op die manier van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan, waaronder dergelijk gevaarlijk verkeersgedrag.
De rechtbank benadrukt dat het feit dat er geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd niet betekent dat de gevolgen van de aanrijding als minder ernstig worden ingeschat dan uit de LOVSoriëntatiepunten zou blijken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 tot:

Een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende
hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 1 primair voorts:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2022.
Het proces-verbaal aanrijding overtreding met nummer PL0100-2020236181-1, blad 2.
Het proces-verbaal aanrijding overtreding met nummer PL0100-2020236181-1, blad 2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2020236181-13, blad 1 en 2.
Het proces-verbaal aanhouding verdachte met nummer PL0100-2020236181-2, blad 2.
Het proces-verbaal rijden onder invloed met nummer PL0100-2020236181-4, blad 1 tot en met 5, en een geschrift, te weten Aanvraag ten behoeve van Toxicologisch onderzoek van bloed.
Een geschrift, te weten een Rapport Drugs in het verkeer, van 8 september 2020, pagina’s 1 en 2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2020236181-17, blad 1.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer met nummer PL0100-2020236181-18, blad 1.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, opgesteld op 12 augustus 2021 door [naam].
Het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0100-2020236181-9, blad 3 en 4, en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2022.