Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“Toetsingskader
In het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2019 geeft de Hoge Raad een toetsingskader weer waaraan de bewijsvoering moet voldoen om tot een bewezenverklaring te komen van een op artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 toegesneden tenlastelegging.
Ten eerste zal uit de bewijsvoering moeten blijken dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard, het desbetreffende besluit is bekend gemaakt aan de verdachte en van kracht was doordat zeven dagen zijn verlopen na die bekendmaking (vgl. art. 3:40 en 3:41 Awb respectievelijk art. 124, derde lid, en 132, vierde lid, WVW 1994). Dat aan dit vereiste is voldaan kan bijvoorbeeld blijken uit een mededeling van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) aan de houder van het rijbewijs, waarin het besluit is weergegeven, alsmede een aantekening waaruit blijkt dat, wanneer en op welke wijze verzending van die mededeling aan de houder van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.
Ten tweede moet uit de bewijsvoering blijken dat na de ongeldigverklaring van het rijbewijs aan de verdachte geen ander rijbewijs is afgegeven. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren aan de hand van gegevens uit het rijbewijsregister, waaruit blijkt dat geen geldig rijbewijs van kracht was tijdens het besturen door de verdachte.
Ten derde moet uit de bewijsvoering kunnen worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De vraag of aan dit vereiste is voldaan kan bijzondere aandacht verdienen, in het bijzonder in die gevallen waarin daaromtrent niets blijkt uit de verklaringen van de verdachte, noch uit gedragingen zoals het voldoen aan de verplichting het ongeldig verklaarde rijbewijs in te leveren (vgl. art. 124, vierde lid, onderscheidenlijk art. 132, vijfde lid, WVW 1994).
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Ten eerste ziet verbalisant [verbalisant] op 28 november 2017 verdachte als bestuurder van een personenauto op de openbare weg rijden. De verbalisant doet hierop de auto stilhouden en stelt een onderzoek in. De verbalisant constateert dat voor het besturen van de personenauto een rijbewijs is vereist van categorie B. Na onderzoek blijkt dat het rijbewijs van verdachte voor één of meer categorieën, namelijk categorie B, vanaf 19 oktober 2016 ongeldig is verklaard.
Uit het besluit van het CBR van 12 oktober 2016 blijkt dat het CBR constateert dat verdachte niet geschikt is om te rijden. Het CBR verklaart daarom het rijbewijs van verdachte ongeldig vanaf 19 oktober 2016. Blijkens de aan het voornoemde besluit gehechte betekeningsstukken is het besluit aangetekend aan verdachte verzonden op het adres waar verdachte destijds ingeschreven stond.
Aldus komt het hof tot de conclusie dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard, het desbetreffende besluit is bekend gemaakt aan de verdachte en van kracht was doordat zeven dagen zijn verlopen na die bekendmaking.
Ten tweede blijkt uit de bij het proces-verbaal van 28 november 2017 gevoegde uitdraai van de BVI-IB van 28 november 2017 dat na de ongeldigverklaring van het rijbewijs aan de verdachte geen ander rijbewijs is afgegeven.
Ten derde stuurt het CBR op 24 oktober 2016 een brief aan verdachte met het onderwerp 'ontvangstbevestiging rijbewijs’. Hierin staat dat het CBR het rijbewijs van verdachte van de politie eenheid Assen heeft ontvangen.
Daarnaast stuurt het CBR aan verdachte een brief op 7 januari 2016 met als onderwerp 'besluit onderzoek naar uw alcoholgebruik'. Uit de brief van het CBR van 26 mei 2016 met als onderwerp 'uitslag onderzoek' blijkt dat er een onderzoek naar het alcoholgebruik van verdachte heeft plaatsgevonden en dat de uitslag van het onderzoek is dat verdachte niet geschikt is om te rijden. Hierin staat tevens vermeld dat als verdachte het niet eens is met de resultaten van het onderzoek, hij een tweede onderzoek kan aanvragen. De brief gedateerd op 8 juni 2016 heeft als onderwerp 'uw betaling voor tweede onderzoek ontvangen'. Hieruit blijkt dat verdachte een tweede onderzoek heeft aangevraagd en betaald. Op 12 oktober 2016 volgt tot slot de brief van het CBR met als onderwerp 'uitslag na twee onderzoeken, besluit: rijbewijs ongeldig'. Hieruit blijkt dat twee onderzoeken hebben plaatsgevonden waaruit de conclusie volgt dat verdachte niet geschikt is om te rijden. Om die reden verklaart het CBR het rijbewijs met ingang van 19 oktober 2016 ongeldig.
De brieven van 7 januari 2016, 26 mei 2016 en 12 oktober 2016 van het CBR aan verdachte zijn aangetekend en per gewone post verstuurd naar hetzelfde adres, namelijk [a-straat 1], [postcode] te Akkrum. Verdachte stond destijds op dit adres ingeschreven. De brief van 26 mei 2016 kwam niet met een zogenoemde retourzending terug.
Uit vorengenoemde omstandigheden en gedragingen van verdachte blijkt dat verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.”