Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een herstelvonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 18/286480-20. Dit herstelvonnis volgt op een eerder vonnis dat op 29 september 2022 is uitgesproken. Na de uitspraak van het oorspronkelijke vonnis is de rechtbank gebleken dat er kennelijke fouten in het dictum waren geslopen die eenvoudig te herstellen waren. De fouten betroffen onder andere de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de schadevergoedingsmaatregel voor benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wel was opgenomen in de overwegingen, maar niet in het dictum zelf. Daarnaast was de schadevergoedingsmaatregel voor benadeelde partij [slachtoffer 2] niet correct weergegeven in het dictum, en was het aantal dagen gijzeling voor benadeelde partij [slachtoffer 1] abusievelijk vastgesteld op 365 dagen in plaats van de juiste 97 dagen.
In het herstelvonnis heeft de rechtbank de misslagen gecorrigeerd door de juiste passages aan het dictum toe te voegen. De rechtbank handhaaft het eerdere vonnis en verbetert de fouten door expliciet te verklaren dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van de ten laste gelegde feiten en dat de gijzeling voor benadeelde partij [slachtoffer 2] kan worden toegepast. Tevens is het aantal dagen gijzeling voor benadeelde partij [slachtoffer 1] gecorrigeerd naar 97 dagen. Dit herstelvonnis is aan het originele vonnis gehecht en zal per gewone brief aan de procespartijen worden verzonden. Het herstelvonnis is gewezen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.