ECLI:NL:RBNNE:2022:362

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
LEE 21-905
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake mijnbouwschade en waardedaling van een woning in aardbevingsgebied

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over mijnbouwschade. Eiseres, eigenaar van een woning in een aardbevingsgebied, had een schadevergoeding van € 8.252 ontvangen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor de waardedaling van haar woning. Eiseres was van mening dat deze vergoeding onvoldoende was, aangezien de WOZ-waarde van haar woning in de berekeningsperiode van 16 augustus 2012 tot 1 januari 2019 was gedaald van € 225.000 naar € 210.000, wat een daling van € 15.000 betekent. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het IMG, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat het IMG onvoldoende had gemotiveerd waarom de daling van de WOZ-waarde geen bijzondere omstandigheid was. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het IMG te algemeen was en niet specifiek inging op de omstandigheden van de woning van eiseres. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de daling van de WOZ-waarde een bijzondere omstandigheid was die aanleiding gaf om af te wijken van het beleid van het IMG. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het IMG het door eiseres betaalde griffierecht van € 181 moet vergoeden. De uitspraak werd gedaan door rechter E.I. Batelaan-Boomsma, in aanwezigheid van griffier D.A. Bekking, en is openbaar gemaakt op 14 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/905

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.W. Timmer).

Procesverloop

In het besluit van 30 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder op grond van de Tijdelijke wet Groningen aan eiseres schadevergoeding toegekend voor de waardedaling van haar woning in aardbevingsgebied ten bedrage van € 8.252, inclusief de wettelijke rente.
In het besluit van 9 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en dr. J.P. Poort, werkzaam bij Atlas Research.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van dit beroep neemt de rechtbank de volgende feiten – voor zover hier van belang – als vaststaand aan.
1.1.
Op 2 juli 1999 hebben eiseres en haar voormalig echtgenoot beiden voor 50% de eigendom verkregen van de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] , met postcode [postcode] (hierna: de woning).
1.2.
Op 25 maart 2011 heeft eiseres de volledige eigendom van de woning verkregen.
1.3.
Op 23 oktober 2020 heeft verweerder van eiseres een aanvraag tot vergoeding van waardedaling ontvangen.
1.4.
In het primaire besluit van 30 november 2020 heeft verweerder aan eiseres een vergoeding voor waardedaling toegekend van € 8.252, inclusief wettelijke rente. Deze vergoeding baseert verweerder op het imago effect en de gevolgen van de beving van Huizinge op 16 augustus 2012. Dit leidt voor eiseres tot een waardeverminderingspercentage van 3,64512%.
1.5.
Eiseres heeft bij brief van 13 december 2020 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.6.
In het kader van de bezwaarprocedure heeft op 19 januari 2021 een hoorzitting plaatsgevonden.
1.7.
Verweerder heeft in het bestreden besluit van 9 februari 2021 de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen bij brief van 8 maart 2021, ontvangen door de rechtbank op 9 maart 2021, beroep ingesteld.
1.8.
Bij brief van 26 oktober 2021 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.1.
In het kader van de procedure bij de rechtbank verzoekt eiseres om de gegevens die ten grondslag liggen aan de door verweerder gehanteerde berekeningsmethodiek.
2. 2. De rechtbank is, met verweerder, van oordeel dat de door eiseres verzochte gegevens geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en dat verweerder deze stukken niet hoeft te verstrekken. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verweerder heeft toegelicht dat hij niet beschikt over de door eiseres verzochte gegevens. De rechtbank concludeert dat verweerder redelijkerwijs ook niet heeft hoeven beschikken over deze gegevens. Verweerder geeft aan dat de gegevens van 45.037 woningtransacties op zichzelf geen waarde hebben. De gegevens verkrijgen slechts waarde door het door Atlas toepassen van matching-methodiek en een regressieanalyse. Zodoende oordeelt de rechtbank dat de door eiseres gevraagde gegevens redelijkerwijs niet van belang kunnen zijn voor het behandelen van het beroep. Verweerder heeft kunnen volstaan met het niet overleggen van de stukken.
3.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar schade als gevolg van waardevermindering van haar woning meer bedraagt dan de vergoeding die aan haar is toegekend. Hiertoe draagt eiseres aan dat de WOZ-waarde van de woning over de berekeningsperiode van 16 augustus 2012 tot en met 1 januari 2019 is gedaald van € 225.000 naar € 210.000, een daling van € 15.000. Terwijl zij slechts een bedrag van € 8.252 als vergoeding toegekend heeft gekregen. Bij de boedelscheiding in 2011 is uitgegaan van een waarde van de woning van € 230.000, hetgeen extra nadeel voor eiseres heeft betekend. Op de zitting is gebleken dat eiseres aanvankelijk rekende met een lagere WOZ-waarde, omdat zij de WOZ-waarde van de woning tot 1 januari 2019 betrok in haar berekening. Eiseres voert aan dat de gemiddelde huizen prijzen in Nederland zelfs zijn verhoogd over de berekeningsperiode. Haar schade als gevolg van waardedaling door mijnbouwschade bedraagt zodoende ten minste € 15.000.
3.2.
Verweerder stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat hij de omvang van de vergoeding van waardedaling van de woning heeft kunnen vaststellen op € 8.252, inclusief wettelijke rente. Verweerder voert daartoe aan dat hij de hoogte van de vergoeding conform zijn beleid aan de hand van de Atlas Methode heeft berekend. Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan het hanteren van de Atlas Methode bij de begroting van de waardedaling redelijke en aanvaardbare keuzes ten grondslag liggen. In de door eiseres aangevoerde omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien om af te wijken van zijn beleid.
3.3.
Eiseres bestrijdt de inhoud van het model - of onderdelen daarvan – dat verweerder hanteert bij het begroten van de schade als gevolg van waardedaling niet op concrete punten. Ook betwist eiseres niet dat verweerder zijn beleid juist heeft toegepast. De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres daarom zo dat zij zich op het standpunt stelt dat verweerder op grond van de door haar aangevoerde omstandigheden dient af te wijken van de uitgangspunten in zijn beleid. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of de door eiseres aangedragen argumenten in redelijkheid reden dienden te zijn voor verweerder om af te wijken van zijn beleid.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat de schade die eiseres stelt te hebben geleden als gevolg van de boedelscheiding een hoogst persoonlijke omstandigheid is waar in het model geen rekening mee kan worden gehouden. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat deze civielrechtelijke aangelegenheid geen rol kan spelen bij de berekening van de waardedaling.
4.2.
De Procedure en werkwijze van het IMG, gebaseerd op de Tijdelijke wet Groningen, geeft een schaderegeling voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied (hoofdstuk 3). Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas voor gemeenten (hierna: Atlas), wordt gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Waardedaling wordt berekend per zespositiepostcodegebied, enerzijds voor imago-effect en anderzijds voor bevingen zwaarder dan 2,9 mm/s. De keuzes die ten grondslag liggen aan de methode van Atlas worden door de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van 1 november 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:4668), voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar geacht.
4.3.
Ten aanzien van de daling van de WOZ-waarde van eiseres over de berekeningsperiode van 16 augustus 2012 tot de datum van 1 januari 2019 heeft verweerder in het bestreden besluit het volgende uiteengezet:
“Het instituut merkt hierover op dat een verlaging van de WOZ-waarde van een woning velerlei oorzaken kan hebben. In deze procedure heeft het Instituut getracht u een vergoeding toe te kennen, voor zover uw woning in waarde is verminderd ten gevolge van de omstandigheid dat deze in het waardedalingsgebied is gelegen. Deze vergoeding is modelmatig berekend aan de hand van de methode van Atlas van gemeenten. Het Instituut is zich er daarbij van bewust dat individuele gevallen kunnen afwijken van een modelmatige berekening. Daarom is hier in de berekening van de vergoeding al rekening mee gehouden, door toepassing van een zekerheidstoeslag. De onzekerheden, die inherent zijn aan het werken met een model, komen daardoor nooit voor rekening van u als aanvrager. Daarom ziet het Instituut geen reden om af te wijken van de initiële berekening. Het bezwaarschrift is op dit punt ongegrond.”
5. De rechtbank stelt vast dat de motivering van verweerder ten aanzien van de WOZ-waarde daling van eiseres in het bestreden besluit van algemene aard is. De motivering is niet toegesneden op de omgevingsfactoren van de woning. Verweerder heeft geen redenen aangegeven ter verklaring van het feit dat ondanks de belofte van een ruimhartige vergoeding de uit het model voortvloeiende uitkomst slechts ongeveer de helft bedraagt van de door eiseres aangevoerde waardedaling. Ook ter zitting heeft verweerder volstaan met het aandragen van algemene factoren die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de WOZ-waarde van de woning. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de hoogte van de WOZ-waarde bijvoorbeeld afhankelijk is van de staat van onderhoud van een woning of als oorzaak heeft dat de woning is gelegen in een krimpregio. Eiseres heeft hierop gereageerd door aan te geven dat in haar omgeving geen omgevingsfactoren zijn gewijzigd die van invloed kunnen zijn geweest op de daling van haar WOZ-waarde.
6. Gelet op de algemene aard van de motivering van verweerder kan de rechtbank de vraag of de daling van de WOZ-waarde in het geval van eiseres een bijzondere omstandigheid is op grond waarvan verweerder in redelijkheid dient af te wijken van het beleid zoals neergelegd in de Procedure en werkwijze, niet beantwoorden.
In zoverre kan de motivering in het bestreden besluit het besluit niet dragen. Het besluit berust dan ook niet op een deugdelijke motivering en is daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Awb tot stand gekomen.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de gebreken die thans aan het bestreden besluit kleven, in de beroepsfase niet kunnen worden hersteld. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met in achtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van D.A. Bekking, als griffier, op 2 februari 2022. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
de rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.