ECLI:NL:RBNNE:2022:3517

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
18/142119-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag en onvoldoende zekeren van lading

Op 11 november 2019 vond op de N371 nabij Uffelte een verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen met een lading kalkzandsteen blokken, de controle over zijn voertuig verloor. Dit leidde tot een ongeval waarbij een passerende auto werd geraakt door een deel van de lading, wat resulteerde in de dood van de bestuurder, [slachtoffer 1], en verwondingen aan de passagier, [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, en dat hij de lading onvoldoende had gezekerd, wat in strijd was met de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. van Leusden, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. J. Houwink. De rechtbank legde een taakstraf van 80 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/142119-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor mr. G.J.M. Kruizinga. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 11 november 2019 te of nabij Uffelte, gemeente Westerveld als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de
N371, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdende op een rechte en overzichtelijke weg,
  • zijn voertuig op zodanige wijze te besturen en/of te beremmen, dat hij de voortdurende controleover dat voertuig is verloren, waarbij dat voertuig het wegdek/de rijbaan van genoemde weg deels heeft verlaten (en in de berm is terechtgekomen) en/of met dat voertuig in een slipbeweging te raken en/of
  • onvoldoende ervoor te zorgen dat de lading of delen daarvan zodanig waren gezekerd, dat dezeonder normale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, niet van het voertuig zou kunnen vallen of de stabiliteit van het voertuig in gevaar zou kunnen brengen, op een moment dat een voertuig uit tegenovergestelde richting hem, verdachte, dicht was genaderd en vervolgens een deel van de lading over zich heen kreeg, waarbij laatstgenoemd voertuig in een dwarsslip en vervolgens tegen een boom tot stilstand is terecht gekomen, althans waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten dhr. [slachtoffer 1] werd gedood en/of waardoor een ander, te weten mw. [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2019 te of nabij Uffelte, gemeente Westerveld als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de N371,zijnde een rechte en overzichtelijke weg, en toen
  • zijn voertuig op zodanige wijze heeft bestuurd en/of beremd, dat hij de voortdurende controle overdat voertuig heeft verloren, waarbij dat voertuig het wegdek/de rijbaan van genoemde weg deels heeft verlaten (en in de berm is terechtgekomen) en/of met dat voertuig in een slipbeweging is geraakt en/of
  • onvoldoende ervoor heeft gezorgd dat de lading of delen daarvan zodanig waren gezekerd, datdeze onder normale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, niet van het voertuig zou kunnen vallen of de stabiliteit van het voertuig in gevaar zou kunnen brengen, op een moment dat een voertuig uit tegenovergestelde richting hem, verdachte, dicht was genaderd en vervolgens een deel van de lading over zich heen kreeg, waarbij laatstgenoemd voertuig in een dwarsslip en vervolgens tegen een boom tot stilstand is terecht gekomen, althans waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij de bestuurder van dat laatstgenoemde voertuig, dhr. [slachtoffer 1], is overleden en/of de passagier, mw. [slachtoffer 2] ernstig gewond is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met zijn vrachtwagen op enig moment in de berm terecht is gekomen, doordat hij zijn vrachtwagen niet geheel onder controle heeft gehad. Door de vrachtwagen in de berm terecht te laten komen heeft verdachte een verkeersfout begaan. Daarnaast heeft verdachte de lading kalkzandsteen blokken op de aanhanger van zijn vrachtwagen in het geheel niet gezekerd. Dat is verdachte in hoge mate te verwijten. Die feitelijke gedragingen tezamen (in de berm terecht komen en het niet zekeren van de lading) maken dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag heeft vertoond ten gevolge waarvan een deel van de lading van de vrachtwagen is gevallen en op het voertuig van slachtoffers is terecht gekomen. Als gevolg daarvan is het slachtoffer [slachtoffer 1] overleden en heeft het slachtoffer [slachtoffer 2] lichamelijk letsel opgelopen. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de feitelijke gedragingen van verdachte geen schuld opleveren in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte heeft een verkeersfout gemaakt door in de berm te rijden, waardoor gevaar op de weg is veroorzaakt en dat gevaar zich ook heeft verwezenlijkt. Dit levert overtreding van artikel 5 WVW op. Verdachte kan niet worden verweten dat hij zijn lading onvoldoende had gezekerd. Daarbij acht de raadsman van belang dat ingevolge de artikelen 5.18.6 eerste lid van de Regeling voertuigen in samenhang met artikel 5.1.2. van genoemde regeling van onvoldoende zekeren sprake is als de lading onder normale omstandigheden niet van het voertuig valt. De raadsman heeft voorts betoogt dat, hoewel de lading in zijwaartse richting niet was gezekerd, de materialen en oppervlakken voldoende wrijving hadden om het gewicht van de lading zijwaarts te kunnen weerstaan. Kennelijk kwamen met het terugsturen van het voertuig uit de natte berm zoveel zijwaartse krachten vrij en was de slingerbeweging zó groot dat niet meer van een “normale verkeerssituatie” sprake was. Alleen op die manier heeft de lading kunnen verschuiven. Derhalve dient vrijspraak te volgen van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2022;
Het stuk weg waarop het ongeval gebeurde reed ik soms tien keer op een dag. Het is een smalle weg. Degene voor mij reed niet hard en ik hield afstand. Het was donker en de weg was onverlicht. Op enig moment heb ik de vrachtwagen uit de berm gestuurd en heb ik de vrachtwagen in bedwang proberen te houden toen deze begon te slingeren.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 november 2019, opgenomenoppagina 123 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019300490 d.d. 3 april 2020, inhoudend de verklaring van verdachte:
Ik dacht dat de truck eerst de berm in ging. Meestal komt de oplegger daarna in de berm omdat het een meesturende oplegger is. Ik voelde dat de oplegger even achter het randje van het asfalt bleef hangen. Ik corrigeerde de truck, en ik voelde dat de oplegger van links naar recht bewoog. Ik voelde dat de kont van mijn truck weggleed. Ik kwam toen in de buurt van de vangrail. Voor mijn gevoel kwam ik toen met mijn truck en oplegger net over de helft van de tegengestelde richting. Hierna corrigeerde ik dat en stopte de combinatie.
(...)
V: Wat voor lading had je vandaag bij je?
A: Het waren vandaag elementen. Dat zijn kalkzandsteen blokken, van 12 centimeter dik. Ik geloof dat ik vandaag 48 a 49 ton woog, in totaal. V: Hoe heb je je lading vastgezet vandaag?
A: Niet eigenlijk. Het zit altijd onder de schotten. In principe kan er niks mee gebeuren. Maar vandaag was het zo'n rare zwieper dat het kennelijk toch is losgekomen. Als de lading boven de schotten uit komt, dan zetten wij het vast met spanbanden. Maar nu was dat niet het geval.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevalsanalyse d.d. 7 december 2019, opgenomen op pagina 35 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
11 november 2019
Het verkeersongeval vond plaats op de Provincialeweg N371, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Uffelte in de gemeente Westerveld.
In de rijrichting die de trekker-oplegger combinatie voor het ongeval gehad moet hebben zagen wij in de rechter berm een recente bandenspoor. Wij zagen dat dit bandenspoor zich direct naast de rijbaan bevond. (...)
Uit het schadebeeld van de Citroén kon blijken dat de linker bovenzijde van het voertuig alsmede de voorruit ernstig beschadigd (gedeformeerd) waren als gevolg van een vallende hoeveelheid kalkzandsteenblokken. Deze vallende kalkzandsteenblokken waren op de linkerzijde van het dak van de Citroén terecht gekomen. Wij zagen dat in de Citroén brokken kalkzandsteen lagen die ogenschijnlijk qua kleur en samenstelling soortgelijk waren aan het type kalkzandsteen dat wij op de oplegger aantroffen. (...)
Als direct gevolg van de aanrijding met de afvallende lading kwam de Citroén in een ongecontroleerde dwarsslip terecht. Het voertuig brak aan de achterzijde naar rechts uit en schoof via de linker rijstrook de berm in. Vervolgens schoof het voertuig het fiets/bromfietspad over en kwam met de rechter voorzijde, ter hoogte van het voorwiel, in botsing met een boom. Het voertuig tolde gedeeltelijk om zijn as en kwam uiteindelijk tot stilstand in de naast het fiets/bromfietspad gelegen sloot.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november2019,opgenomen op pagina 73 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
De lading, hout op glad beton, heeft een wrijvingscoëfficiënt-waarde van 0,55p. Dit houdt in dat de lading naar de zijkanten toe voldoende is gezekerd tegen schuiven en dat de lading naar voren toe aanvullend gezekerd dient te worden. Bovendien moet ingevolge artikel 5.18.6 lid 1 van de Regeling Voertuigen de lading ook gezekerd worden tegen eventueel optredende opwaartse krachten. Aangezien deze lading in het geheel niet gezekerd was voldeed deze lading niet aan het gestelde in artikel 5.18.6 lid 1 van de Regeling Voertuigen. (...) Kennelijk is er door een beweging in het voertuig door de niet gezekerde lading een kracht op de zijschotten en rongen uitgeoefend waardoor de rongen zijn afgebroken en de schotten zijn losgeraakt. Hierdoor kon een deel van de lading het voertuig verlaten. Omdat een deel van de lading in het geheel niet was gezekerd is aangetoond dat het gevaar bestond dat deze onder normale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, van het voertuig kon vallen.
5. een geneeskundige verklaring, op 14 januari 2020 opgemaakt en ondertekend door VanHelden,voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 2]. Opname van 11-11-’19 t/m 13-11-’19. Geschatte duur van de genezing: 3 maanden.
6. een schouwverslag, op 11 november 2019 opgemaakt en ondertekend door drs. M. Hau,forensischarts, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Cliënt [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Tweezijdige verkeersongeval. Niet-natuurlijke dood.
De rechtbank stelt op basis van de voorliggende bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 november 2019 vond op de N371 nabij Uffelte een verkeersongeval plaats. Verdachte was bij dit ongeval betrokken. Verdachte reed in een vrachtwagen met een lading kalkzandsteen blokken. Op een gegeven moment is verdachte de voortdurende controle over de vrachtwagen verloren, waarbij het voertuig het wegdek deels heeft verlaten en in de berm is terechtgekomen en met het voertuig in een slipbeweging is geraakt. Een deel van de lading kalkzandsteen blokken is daarbij losgeraakt van de vrachtwagen en is vervolgens op de passerende auto van slachtoffers terecht gekomen, waardoor deze van de weg afraakte, tegen een boom reed en vervolgens in de sloot naast het fietspad tot stilstand kwam. Ten gevolge van dit verkeersongeval is slachtoffer [slachtoffer 1] komen te overlijden en is slachtoffer [slachtoffer 2] gewond geraakt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] is gebleken dat de lading in het geheel niet gezekerd was en dat de lading daardoor van de vrachtwagen kon vallen bij normale verkeersomstandigheden, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en een slecht wegdek. Door een beweging in de vrachtwagen heeft de niet gezekerde lading kennelijk kracht uitgeoefend op de zijschotten en rongen waardoor de rongen zijn afgebroken en de schotten zijn losgeraakt.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval, en zo ja, in welke mate.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in
het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in voren- bedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Naar het oordeel van de rechtbank kan het verdachte worden verweten dat hij op enig moment de controle over de vrachtwagen is verloren, waarbij het voertuig het wegdek deels heeft verlaten en in de berm is geraakt. Hoewel verdachte zelf niet weet hoe dit heeft kunnen gebeuren, leidt de rechtbank uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting af dat er bij verdachte een moment van onoplettendheid is geweest. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij de weg goed kende. Hij reed daar met regelmaat (soms tien keer op een dag) en verdachte heeft aangegeven dat de weg smal is. Toch is verdachte met zijn vrachtwagen een moment van de weg geraakt en dat rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte eveneens kan worden verweten dat hij de lading kalkzandsteen blokken niet heeft gezekerd. Op een beroepsmatig chauffeur van vrachtwagens rust een bijzondere verantwoordelijkheid in het verkeer en van verdachte mag worden verlangd dat hij bekend is met de Regeling voertuigen. Hierin is onder meer in artikel 5.18.6 bepaald dat de lading of delen daarvan zodanig gezekerd moeten zijn dat deze onder normale verkeersituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en een slecht wegdek, niet van het voertuig kunnen vallen. Verdachte is uitgegaan van de juistheid van hetgeen hij heeft meegekregen van zijn werkgever over het laden van de vrachtwagen. Echter, verdachte was als beroepsmatig vrachtwagenchauffeur verantwoordelijk voor het op de juiste wijze laden van de vrachtwagen. Bovendien heeft verdachte de bij het rijbewijs behorende zogenoemde Code 95 behaald. Verdachte had dan ook anders moeten weten en handelen. Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de lading wel moest worden gezekerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet alleen, zoals de raadsman heeft aangevoerd, met zijwaartse krachten rekening moest worden gehouden. Ook moest rekening worden gehouden met andere krachten, zoals opwaartse en voorwaartse krachten. En voor die krachten was de lading kalkzandsteen blokken onvoldoende (zelfs in het geheel niet) gezekerd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat geen sprake is geweest van een normale verkeerssituatie. Artikel 5.18.6 eerste lid, van de Regeling voertuigen geeft een (niet limitatieve) opsomming van wat onder normale verkeerssituaties dient te worden verstaan. Daaronder zijn begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en een slecht wegdek. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat een voertuig in de berm terecht kan komen en de bestuurder daardoor een correctie dient uit te voeren, niet dusdanig vreemd is en afwijkt van de situaties genoemd in de Regeling voertuigen, dat niet van normale verkeerssituatie kan worden gesproken. Daarnaast wist verdachte dat de weg waarop hij reed smal was. De mogelijkheid dat verdachte in de berm kon geraken is dan ook niet onvoorstelbaar. In onderhavig geval was derhalve sprake van een normale verkeerssituatie in de zin van artikel 5.18.6 eerste lid, van de Regeling voertuigen.
Voorts is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat uit de geneeskundige verklaring van de arts niet kan worden afgeleid dat slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De geneeskundige verklaring is onvoldoende duidelijk om te kunnen concluderen dat zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Wel blijkt dat zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, nu een herstelperiode van drie maanden werd verwacht.
De vraag is hoe het hiervoor beschreven gedrag van verdachte moet worden gekwalificeerd. De rechtbank is van oordeel dat het rijgedrag niet kan worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend gedrag, zodat verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken. Wel moet het rijgedrag van verdachte in combinatie met het onvoldoende zekeren van de lading, worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 november 2019 nabij Uffelte, gemeente Westerveld als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N371, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, rijdende op een rechte en overzichtelijke weg,
- zijn voertuig op zodanige wijze te besturen en te beremmen, dat hij de voortdurende controle overdat voertuig is verloren, waarbij dat voertuig het wegdek van genoemde weg deels heeft verlaten
(en in de berm is terechtgekomen) en met dat voertuig in een slipbeweging te raken en - onvoldoende ervoor te zorgen dat delen van de lading zodanig waren gezekerd, dat deze ondernormale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, niet van het voertuig zou kunnen vallen, op een moment dat een voertuig uit tegenovergestelde richting hem, verdachte, dicht was genaderd en vervolgens een deel van de lading over zich heen kreeg, waarbij laatstgenoemd voertuig in een dwarsslip is geraakt en vervolgens tegen een boom tot stilstand is gekomen, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten dhr. [slachtoffer 1] werd gedood en waardoor een ander, te weten mw.
[slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezenverklaarde levert op:

1. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis indien te taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor - er vanuit gaande dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde – het opleggen van een geldboete van € 500,-. Daarbij heeft de raadsman de rechtbank verzocht in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de gedragingen van verdachte blijkt dat hij dit ongeval nooit heeft gewild en dat hij erger heeft geprobeerd te voorkomen. Verdachte heeft oog gehad voor het verdriet van de nabestaanden en er heeft een gesprek tussen nabestaanden en verdachte plaatsgevonden. Bovendien heeft verdachte een nagenoeg blanco strafblad en is hij afhankelijk van zijn rijbewijs voor zijn inkomen. Een ontzegging van zijn rijbevoegdheid zou betekenen dat verdachte zijn werkzaamheden niet meer kan uitoefenen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 29 januari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 augustus 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als beroepsmatig vrachtwagenchauffeur een lading kalkzandsteen blokken onvoldoende gezekerd, waardoor – na een onverwachte stuurbeweging – een deel van deze blokken is losgeraakt van de vrachtwagen en op een passerende auto is terecht gekomen. Ten gevolge van dit verkeersongeval is de bestuurder van deze passerende auto komen te overlijden en diens echtgenote gewond geraakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Het leed dat hij als gevolg van zijn gedragingen bij de nabestaanden heeft veroorzaakt is ingrijpend en onherstelbaar. De gevolgen dragen zij dagelijks met zich mee.
De rechtbank stelt voorop dat het bewezenverklaarde een feit is met ernstige gevolgen. In het verkeer nemen alle verkeersdeelnemers risico’s. Echter, het risico dat verdachte als vrachtwagenchauffeur heeft genomen met een zware lading te rijden zonder deze voldoende te zekeren, is extra groot.
Bij de bepaling van de strafmaat zoekt de rechtbank in beginsel aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De rechtbank ziet aanleiding om in onderhavig geval van deze oriëntatiepunten af te wijken en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is niet eerder veroordeeld. Voorts heeft verdachte berouw getoond over het feit. Ook voor verdachte is het verkeersongeval ingrijpend geweest en ook hij zal, net als de nabestaanden, met de ernstige gevolgen moeten leven. Bij de politie heeft verdachte direct laten blijken dat hij was ontdaan van de hele situatie. De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen door het gesprek met het slachtoffer en andere nabestaanden aan te gaan. Ook heeft hij verantwoordelijkheid getoond door openheid van zaken te geven bij zijn toenmalige, maar ook zijn huidige werkgever. Ter terechtzitting is gebleken dat naar aanleiding van het verkeersongeval de toenmalige werkgever van verdachte het protocol voor het laden van voertuigen heeft herzien.
De rechtbank houdt tot slot rekening met het feit dat sinds de dag van het ongeval en de dag van de inhoudelijke behandeling van de zaak bijna drie jaren zijn verstreken, waardoor de nabestaanden en het slachtoffer, maar ook verdachte lange tijd in onzekerheid hebben verkeerd over de eventuele strafrechtelijke gevolgen daarvan.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te mogen besturen voor de duur van één jaar. Omdat verdachte voor zijn baan de beschikking dient te hebben over een rijbewijs en bij de rechtbank niet de indruk is ontstaan dat verdachte een onverantwoordelijke verkeersdeelnemer is, zal deze rijontzegging geheel voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, M.B.W. Venema en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2022.
Mr. H. Supèr is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.