ECLI:NL:RBNNE:2022:3514
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 1F Vluchtelingenverdrag wegens betrokkenheid bij misdrijven tegen de menselijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser van Ugandese nationaliteit tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vreemdelingenwet 2000. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat eiser in verband kan worden gebracht met mishandeling en marteling, en dat hij betrokken was bij ernstige misdrijven gepleegd door het Ugandese leger, het Uganda People’s Defense Force (UPDF). Eiser had van 1993 tot 2008 gediend in het Ugandese leger en was betrokken bij operaties tegen het Lord’s Resistance Army (LRA). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen betrokkenheid had bij de gepleegde misdrijven en dat hij niet kan worden vrijgesteld van verantwoordelijkheid op basis van dwang of bevel. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag had ingeroepen, en dat eiser een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de samenleving vormt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod voor tien jaar.