ECLI:NL:RBNNE:2022:3496

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
18/036713-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan ontploffing en drugshandel met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder medeplichtigheid aan een ontploffing en drugshandel. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een ontploffing teweeggebracht nabij een woning, waarbij de bewoonster in de woning lag te slapen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, hoewel zij een meer beperkte rol had, toch medeplichtig was aan het feit en dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Daarnaast heeft de verdachte gedurende een periode van acht maanden harddrugs verstrekt en verkocht, en heeft zij op verschillende momenten harddrugs aanwezig gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van de ene benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard en de vordering van de andere benadeelde partij werd toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/036713-21
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/207149-19, 18/275092-21 en 18/275083-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18/036713-21:
zij op of omstreeks 4 december 2018 te Drogeham, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, bij of tegen een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zogenoemde pijpbom, althans een geimproviseerde explosieve constructie, met een pyrotechnisch mengsel als lading, (met een aansteker of anderszins) aan te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met die zogenoemde pijpbom, en (vervolgens) die zogenoemde pijpbom bij of tegen die woning neer te gooien, althans neer te leggen, waarna die zogenoemde pijpbom tot ontploffing is gekomen en ten gevolge waarvan een aldaar bij die woning aanwezige houten tafel en/of een (buiten)deur van een berging en/of container en/of twee ruiten en/of het plafond van de keuken van die woning werden beschadigd/vernield en daarvan
  • gemeen gevaar voor die voornoemde goederen en de rest van die woning en/of de inventaris vandie woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam], in elk gevallevensgevaar voor voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van die woning aan of bij
de [straatnaam], in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1], althans een persoon, op of omstreeks 4 december 2018 te Drogeham, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, bij of tegen een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam], opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zogenoemde pijpbom, althans een geimproviseerde explosieve constructie, met een pyrotechnisch mengsel als lading, (met een aansteker of anderszins) aan te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met die zogenoemde pijpbom, en (vervolgens) die zogenoemde pijpbom bij of tegen die woning neer te gooien, althans neer te leggen, waarna die zogenoemde pijpbom tot ontploffing is gekomen en ten gevolge waarvan een aldaar bij die woning aanwezige houten tafel en/of een (buiten)deur van een berging en/of container en/of twee ruiten en/of het plafond van de keuken van die woning werden beschadigd/vernield en daarvan
  • gemeen gevaar voor die voornoemde goederen en de rest van die woning en/of de inventaris vandie woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam], in elk gevallevensgevaar voor voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam],in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 december 2018 te Drogeham, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, en/of (elders) in de provincie Fryslân, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk voornoemde [medeverdachte 1] met een auto naar de plaats van het misdrijf vervoerd/gereden en/of (vervolgens) die [medeverdachte 1] in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf uit die auto laten stappen en/of (vervolgens) in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf in die auto gewacht, teneinde die [medeverdachte 1] te helpen vluchten, althans de vlucht mogelijk te maken en/of gemakkelijk te maken en/of bij onraad te waarschuwen, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft;

In de zaak met parketnummer 18/207149-19:

1. zij, op of omstreeks 23 mei 2019 te Surhuisterveen, gemeente Achtkarspelen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.259,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 51,80 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 18,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde GHB en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 23 mei 2019 te Surhuisterveen, gemeente Achtkarspelen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekten/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1.259,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 51,80 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 18,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde GHB en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
In de zaak met parketnummer 18/275092-21:
zij, op of omstreeks 16 juni 2021, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,03 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zij, op of omstreeks 16 juni 2021, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, een voertuig, te weten tweewielige bromfiets heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in haar bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol, meer dan 700 microgram amfetamine per liter bloed en/of 83 milligram GHB per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
In de zaak met parketnummer 18/275083-21:
zij, op of omstreeks 1 april 2021, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15.40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in de zaak met parketnummer 18/036713-21 primair ten laste gelegde. Zij heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/036713-21 subsidiair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/207149-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/275092-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/275083-21 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/036713-21 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het gronddelict. Zij wist immers niet dat verdachte [medeverdachte 1] de bom bij een woning zou laten ontploffen. Hij had tegen haar gezegd dat hij de bom op een auto wilde gooien. Evenmin is volgens de raadsman sprake van medeplichtigheid. Verdachte wist niet wat er ging gebeuren en hoefde dat ook niet te verwachten. Op grond daarvan dient zij ook te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake was van te duchten levensgevaar, omdat het niet aan verdachte te wijten is dat de bom bij een woning tot ontploffing is gebracht. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/207149-19 onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat hooguit kan worden bewezen dat verdachte 1,8 gram speed en 2 gram MDMA aanwezig heeft gehad. De rest van de in de woning aangetroffen drugs was van de medeverdachte. Voor wat betreft feit 2 kan op grond van de verklaring van verdachte enkel bewezen worden verklaard dat zij in de periode vanaf december 2018 tot en met mei 2019 speed en een paar keer XTC heeft verkocht en hooguit één keer GHB heeft bereid. Voor zowel feit 1 als voor feit 2 kan niet worden gesproken van medeplegen. Voor het in de zaak met parketnummer 18/275092-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/275083-21 ten laste gelegde kan een veroordeling volgen.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/036713-21:
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 6 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 4 december 2018 was ik eerst bij [medeverdachte 1] in Leeuwarden. Ik heb [medeverdachte 1] naar Drogeham gebracht. Ik begreep dat er iets met [slachtoffer 1] moest gebeuren. [medeverdachte 1] vertelde mij dat hij een bom bij zich had. Ik zat achter het stuur. Toen we eenmaal in Drogeham aankwamen, dacht ik: dit kan niet missen. Ik wist dat [medeverdachte 1] van plan was om de boel te laten ontploffen. [medeverdachte 1] stapte in Drogeham uit de auto. Hij haalde het plastic van de pijpbom af en stak een sigaret aan. Hij deed een clownsmasker op. Ik bleef in de auto zitten en wachtte totdat hij weer instapte en ben toen weer teruggereden naar Leeuwarden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 mei 2020,opgenomen op pagina 606 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019157494 van 29 oktober 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik denk dat we in de nacht van 3 op 4 december 2018 rond 02.30 en 03.00 uur naar Drogeham zijn gereden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 december 2018,opgenomen op pagina 434 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik woon aan de [straatnaam] in Drogeham. Ik woon in een portiekwoning op de begane grond. Vannacht, op 4 december 2018 omstreeks 01.00 uur ging ik naar bed. Alles in en rond mijn woning was toen in goede orde. Toen ik vandaag, 4 december 2018 omstreeks 15.00 uur uit bed kwam zag ik dat er allemaal glas verspreid door de keuken lag, dat het gordijn voor het keukenraam scheef hing en dat er een gat in het gordijn zat. Toen ik het keukenraam bekeek zag ik dat de beide ramen kapot waren. Toen ik buiten kwam zag ik dat een gat in de houten tafel zat. Deze tafel staat onder het keukenraam. Ook zag ik een stuk metaal onder de houten tafel liggen. Verder zag ik dat er gaten in de buitendeur naar de berging, in de container en in het kozijn zaten. Hierdoor kwam ik tot de conclusie dat het metaal een onderdeel was van een explosief wat op de houten tafel, bij mijn keukenraam, kennelijk opzettelijk tot ontploffing is gebracht. Toen ik weer in mijn woning kwam en de keuken verder inspecteerde zag ik dat er scheuren in de muur bij het keukenraam zaten. Verder zag ik dat het glas werkelijk overal lag. Ook zag ik dat het plafond van de keuken beschadigd was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 11 mei 2020, opgenomenop pagina 613 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1]: [verdachte] was ergens op een avond bij mij. Ik zei toen tegen [verdachte] dat we er wel heen konden gaan om hem te laten schrikken. [verdachte] heeft mij daar toen heen gereden. [verdachte] heeft mij in de directe buurt van de woning van [slachtoffer 1] afgezet. Ik ben de auto van [verdachte] uitgestapt en ben naar de woning van [slachtoffer 1] gelopen. [slachtoffer 1] woont op de hoek. Ik ben naar de achterzijde van de woning gelopen en heb de vlinderbom daar neergegooid. Ik heb de bom aangestoken met een aansteker. Het was een vlinderbom in een soort pijp. Ik ben toen naar de auto van [verdachte] gegaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 25 april 2020,opgenomen op pagina 582 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1]:
Ik heb later gehoord dat er een scheur in de muur zat en dat de bom bij het verkeerde huis was neergelegd. Het was het huis naast dat van [slachtoffer 1].
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van 18 januari2019, opgenomen op pagina 452 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant:
Het onderzoek is verricht aan een woning te [straatnaam], Drogeham. Ik zag dat op een houten tuintafel, die tegen de ramen aan de achterzijde van woning stond, een metalen voorwerp lag. Ik zag dat dit een buis was geweest welke was opengeklapt en dat de buis op sommige plaatsen lichtgroen van kleur was. Ik zag dat er een gat in de tuintafel zat. Ik zag dat het raam van de keuken kapot was en ik zag aan de buitenzijde van de gevel dat deze was ontzet. Tussen de muur en het plafond was een grote kier ontstaan. In de keuken werd door mij op het plafond een lichtgroene beschadiging aangetroffen. Verder zag ik in de keuken grote kieren in de achtermuur en tussen de achtermuur en het plafond. Het aangetroffen stuk metaal, mogelijk resten van het explosief, werden door mij veiliggesteld en inbeslaggenomen voor eventueel DNA, vingersporen en explosievenonderzoek. Het werd door mij voorzien van SIN AAL01565NL.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het NFI van het Ministerie van Justitie en Veiligheid‘Explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie in Drogeham in de nacht van 3 op 4 december 2018,’ zaaknummer 2020.04.17.124 van 22 mei 2020, opgenomen op pagina 479 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. ir. A.W.C Hulsbergen:
In het waterextract van onderzoeksmateriaal AALO1565NL zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van ionen die passen bij een pyrotechnisch mengsel. Onderzoeksmateriaal AALO1565NL betreft de restanten van een geïmproviseerde explosieve constructie van het type ‘pijpbom’. Naast de chemische aanwijzingen die er zijn voor een pyrotechnisch mengsel als explosieve lading, past dit type explosief materiaal ook het beste bij het schadebeeld van de pijpbom. Dit pyrotechnisch mengsel heeft zeer waarschijnlijk bariumnitraat, kaliumperchloraat en aluminiumpoeder bevat.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
1
Aan de hand van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die medeverdachte [medeverdachte 1] naar Drogeham heeft gebracht.
Verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een pijpbom had meegenomen en wist ook dat er een ontploffing zou worden teweeggebracht. Verdachte heeft [medeverdachte 1] in de nabijheid van de woning aan de [straatnaam] laten uitstappen, is in de auto blijven wachten en heeft [medeverdachte 1] uiteindelijk weer laten instappen in de auto, waarna zij is weggereden. Hoewel verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een ontploffing teweeg zou brengen, heeft zij toch de auto bestuurd, heeft zij [medeverdachte 1] naar de plaats van het misdrijf gebracht en heeft zij hem daar laten uitstappen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn als opzet op het teweegbrengen van de ontploffing.
Het verweer van de raadsman berust kennelijk op de opvatting dat in geval van vervolging ter zake van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht het opzet van de verdachte niet alleen moet zijn gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, maar tevens op het bestanddeel van artikel 157 dat in de tenlastelegging en bewezenverklaring is omschreven als: "terwijl levensgevaar/zwaar lichamelijk letsel te duchten is". Die opvatting is in haar algemeenheid onjuist, omdat bedoeld gevaar ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing slechts naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest, zodat niet van belang is dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien.
2
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft midden in de nacht een pijpbom bij een woning neergegooid en tot ontploffing gebracht, terwijl de bewoonster, aangeefster [slachtoffer 2], in de woning lag te slapen. Naar het oordeel van de rechtbank is onder die omstandigheden het levensgevaar en het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Dat verdachte dit gevaar wellicht niet heeft voorzien, doet niet ter zake. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
In de zaak met parketnummer 18/207149-19:
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 6 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat op 23 mei 2019 in mijn woning aan de [straatnaam] in Surhuisterveen GHB, amfetamine en MDMA aanwezig was.
Sinds oktober 2019 gaf ik drugs weg aan vrienden. Ik heb vanaf december 2019 drugs verkocht. Dat was amfetamine.
Ik heb twee keer GHB gemaakt, waarvan één keer samen met iemand anders.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 mei 2019,opgenomen op pagina 53 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019130356 van 23 augustus 2019 inhoudend als verklaring van verdachte:
De GHB die ik bij [medeverdachte 1] haalde verkocht ik door.
[medeverdachte 2] heeft de GBL die ik bij [medeverdachte 1] heb gekocht, betaald. Ze heeft er 200 euro voor betaald.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 mei 2019,opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb de volgende soorten drugs verkocht: Speed, XTC, MDMA, en 1 keer GHB voor [medeverdachte
2]. Als het goed is hebben jullie de volgende soorten drugs in mijn woning aangetroffen: GHB, speed, XTC, Ketamine, MDMA. De licht roze speed was door [medeverdachte 2] bij ene [naam 2] uit Jistrum gekocht. De GHB in mijn woning was van [medeverdachte 2]. Ik heb deze GHB wel gemaakt maar de GBL die hiervoor nodig was die had [medeverdachte 2] gekocht. Die had [medeverdachte 2] ook opgehaald. De MDMA in mijn woning was ook van [medeverdachte 2]. Dit kwam ook bij [naam 2] vandaan. Er lag nog 2 gram MDMA bij, dit was van mij. Deze had ik bij [medeverdachte 1] gekocht.
4. Een kennisgeving van inbeslagneming van 23 mei 2019, opgenomen op pagina 2 e.v. vanvoornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Genoemde goederen / verdovende middelen zijn aangetroffen in de woning van verdachte [verdachte], [straatnaam] Surhuisterveen nadat haar de uitlevering gevorderd was.
Goednummer: PL0100-2019130356-1142187
Object: Verdovende mid (Ghb)
Totale hoeveelheid: 0.5 l
Bijzonderheden: plastic fles vol verm. Ghb
Goednummer : PL0100-2019130356-1142190
Object: Verdovende mid (Ghb)
Totale hoeveelheid: 0.3 l
Bijzonderheden: Glazen 0,5 liter fles 3/4 vol, +/- 0,3 liter
Goednummer: PL0100-2019130356-1142191
Object: Verdovende mid (Ghb)
Totale hoeveelheid: 30 ml
Bijzonderheden: 100 ml fles plastic 1/3 vol
Goednummer: PL0100-2019130356-1142192
Object: Verdovende mid (Ghb)
Totale hoeveelheid: 30 ml
Bijzonderheden: 330 ml fles, circa 1/10 vol
Goednummer: PL0100-2019130356-1142193
Object: Verdovende mid (Ghb)
Totale hoeveelheid: 75 ml
Bijzonderheden: Doorzichtige plastic pot met deksel, circa 75 ml geschat
Goednummer: PL0100-2019130356-1142194
Object: Verdovende mid (Amfetamine)
Totale hoeveelheid: 18 g
Bijzonderheden: 9 x gripzakje verm. 2 gram natte speed per zakje
Goednummer: PL0100-2019130356-1142196
Object: Verdovende mid (Amfetamine)
Totale hoeveelheid: 20 g
Bijzonderheden: 2 doorzichtige gripzakjes ieder circa 10 gram natte speed
Goednummer: PL0100-2019130356-1142199
Object: Verdovende mid (Amfetamine)
Totale hoeveelheid: 10 g
Bijzonderheden: 2x gripzakje met verm. 5 gram natte speed per zakje
Goednummer: PL0100-2019130356-1142209
Object: Verdovende mid (Amfetamine)
Totale hoeveelheid: 15 g
Bijzonderheden: lx grotere gripzakje licht gele brokken, verm. Speed
Goednummer: PL0100-2019130356-1142211
Object: Verdovende mid (Amfetamine)
Bijzonderheden: 3x gripzakje wit poeder groot verm. Speed
Goednummer: PL0100-2019130356-1142215
Object: Verdovende mid (Amfetamine)
Bijzonderheden: lx gripzakje wit poeder, verm. speed droog
Goednummer: PL0100-2019130356-1142219
Object: Verdovende mid (Amfetamine)
Bijzonderheden: lx spiegel met resten wit poeder, verm. Speed
Goednummer: PL0100-2019130356-1142202
Object: Verdovende mid (Overige)
Totale hoeveelheid: 10 g
Bijzonderheden: 10 x gripzakje met gele kristallen, mogelijke methamfetamine Goednummer: PL0100-2019130356-1142208
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Totale hoeveelheid: 5 g
Bijzonderheden: 10x papieren wikkel / ponypack wit poeder, verm. Cocaine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142214
Object: Verdovende mid (Xtc)
Bijzonderheden: 18,5 tabletten / pillen verm. xtc in vorm dominosteen
Goednummer: PL0100-2019130356-1142218
Object: Verdovende mid (Cocaine)
Totale hoeveelheid: 2 g
Bijzonderheden: 4 x wikkel / ponypack met wit poeder, verm, cocaine
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van 20 juni 2019, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 18 juni 2019 werd door ons, als forensisch onderzoekers, een onderzoek verricht aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen.
Goednummer: PL0100-2019130356-1142187
SIN: AAMO8421NL
Omschrijving: Een plastic fles met dop ( 0,5 I ) met etiket" Sparkling Drink” met daarin een heldere, kleurloze, stroperige vloeistof. Bruto gewicht: 661,23 gram
Netto gewicht: 632,13 gram
Monster: SIN AAMO9376NL
Het bovenstaande monster testte positief op GHB
Goednummer: PL0100-2019130356-1142190
SIN: AAMO8420NL
Omschrijving: Groene, glazen fles met dop met daarin een heldere, kleurloze, stroperige vloeistof.
Bruto gewicht: 710,39 gram
Netto gewicht: 439,25 gram
Monster : SIN AAMO9371NL
Het bovenstaande monster testte positief op GHB
Goednummer: PL0100-2019130356-1142191
SIN: AAMO8419NL
Omschrijving: Een blauwe, plastic fles met dop (100ml) met etiket: “ Dentalux “ met daarin een heldere, kleurloze, stroperige vloeistof.
Bruto gewicht: 70,97 gram
Netto gewicht: 50,67 gram
Monster: SIN AAMO9373NL
Het bovenstaande monster testte positief op GHB
Goednummer: PL0100-2019130356-1142192
SIN: AAMO8418NL
Omschrijving: Een plastic fles met etiket “AA drink" ( 330ml) met daarin een heldere, kleurloze, stroperige vloeistof.
Bruto gewicht: 68,79 gram
Netto gewicht: 45,88 gram
Monster: SIN AAMO9374NL
Het bovenstaande monster testte positief op GHB
Goednummer: PL0100-2019130356-1142193
SIN: AAMO8417NL
Omschrijving: Een kleurloos plastic potje met deksel met daarin een heldere, kleurloze, stroperige vloeistof.
Bruto gewicht: 119,82 gram
Netto gewicht: 91,84 gram
Monster: SIN AAMO9377NL
Het bovenstaande monster testte positief op GHB
Goednummer : PL0100-2019130356-1142194
SIN : AAMO8406NL
Omschrijving
A: 5 Gripzakjes met daarin een crèmekleurige, vochtige substantie.
Brutogewicht : 10,20 gram
Netto gewicht : 6,52 gram
Monster : SIN AAMO9263NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
B: 4 Gripzakjes met daarin een witte, vochtige substantie.
Bruto gewicht : 8,06 gram
Netto gewicht : 5,12 gram
Monster: SIN AAMO9265NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142196
SIN: AAMO8405NL
Omschrijving: 2 Gripzakjes met daarin een crèmekleurige, vochtige substantie.
Bruto gewicht: 9,44 gram
Netto gewicht: 8,45 gram
Monster: SIN AAMO9262NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142199
SIN: AAMO8404NL
Omschrijving: 2 Gripzakjes met witte/lichtroze substantie.
Bruto gewicht: 16,93 gram
Netto gewicht: 15,86 gram
Monster: SIN AAMO9261NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142209
SIN: AAMO8410NL
Omschrijving: Een gripzak met daarin wit, korrelig poeder.
Bruto gewicht: 12,51 gram
Netto gewicht: 10,08 gram
Monster: SIN AAMO9260NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142211
SIN: AAMO8409NL
Omschrijving: 3 Gripzakjes met daarin wit, korrelig poeder.
Bruto gewicht: 6,71 gram
Netto gewicht: 5,19 gram
Monster: SIN AAMO9259NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142215
SIN: AAMO8408NL
Omschrijving: Een gripzak met daarin wit poeder
Bruto gewicht: 0,49 gram
Netto gewicht: 0,12 gram
Monster: SIN AAMO9258NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142219
SIN: AAMO8413NL
Omschrijving: Een vierkante spiegel met poederresten en een Kruidvat klantenpas. Op de spiegel zat een hoeveelheid lichtbruin poeder en is veiliggesteld als monster.
Netto gewicht: 0,14 gram
Monster : SIN AAMO9255NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine
Goednummer: PL0100-2019130356-1142202
SIN: AAMO8416NL
Omschrijving: 11 Gripzakjes waarvan 1 leeg, ongebruikt gripzakje, 1 groot gripzakje met lichtgele kristalachtige korrels en 9 kleine gripzakjes met lichtgele kristalachtige korrels.
Bruto gewicht: 11,50 gram
Netto gewicht: 8,90 gram
Monster: SIN AAMO9267NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA
Goednummer: PL0100-2019130356-1142208
SIN: AAMO8414NL
Omschrijving: Een plastic bakje met paarse deksel met daarin 10 wikkels van papier, waarvan 9 lege wikkels en 1 wikkel met bruin poeder en kristallen.
Bruto gewicht: 1,49 gram
Netto gewicht: 0,81 gram
Monster: SIN AAMO9264NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA
Goednummer : PL0100-2019130356-1142214
SIN : AAMO8412NL
Omschrijving : Een gripzak met daarin:
A: 2 V4 groene, rechthoekige tabletten met een hoogdruk “Heineken”
Netto gewicht : 1,21 gram
Monster : SIN AAMO9257NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA
B: 16 Gele, rechthoekige tabletten met aan 1 zijde een breuklijn en aan de andere zijde een “dominosteen'’
Netto gewicht : 5,49 gram
Monster : SIN AAMO9256NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA
Goednummer: PL0100-2019130356-1142218
SIN: AAMO8411NL
Omschrijving: 4 Wikkels “Scarface” waarvan 1 lege wikkel en 3 wikkels met bruin, kristalachtig poeder en brokjes.
Bruto gewicht: 4,43 gram
Netto gewicht: 2,40 gram
Monster: SIN AAMO9254NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 mei 2019,opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 2]:
[verdachte] maakt wel GHB. Ik heb dat wel eens gezien. Die wasbeer hielp haar daarbij. Ik zag eens dat hij GHB maakte bij [verdachte] thuis. Ik zag dat [verdachte] toen opschreef hoe hij dat deed.
Ik heb een paar keer iets voor haar verkocht. Dat was in de afgelopen maand dus.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 mei 2019,opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 2]:
Zoals ik al eerder zei kwam het wel voor dat [verdachte] aan het werk was en dat ik dan de mensen aan de deur hun drugs gaf. Eerlijk zoals ik eerder zei is het 2 of 3 keren zo gegaan. Althans, qua speed. Dit heeft zich afgespeeld in de afgelopen 5 of 6 weken. Sinds ik bij [verdachte] ben.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 mei 2019,opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 2]:
Wij laten de verdachte een foto zien van de in beslag genomen drugs in de woning met de vraag van wie welke drugs was. Dat flesje met AA daar zit GHB in. Dat is van mij. Die zakjes die daaronder liggen met MDMA kristallen zijn ook van mij. Dit klopt. Die had ik van [naam 2] gekocht.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 juli 2019,opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3]:
Ik heb tussen oktober 2018 en de tweede week van mei 2019 ongeveer 25 tot 30 keren drugs van [verdachte] gekocht. Ik kreeg van 1 of 2 van die keren de drugs van [medeverdachte 2]. De kwaliteit van de drugs bij [verdachte] was altijd wat ik ervan verwachtte. Het was goede kwaliteit.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 mei 2019,opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4]:
Ik heb net speed gekocht op het adres van [verdachte]. Ik heb de pep/speed van [medeverdachte 2]. [verdachte] en [medeverdachte 2] verkopen samen pep/speed.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 23 mei 2019 in de woning van verdachte 1.259,77 gram GHB, ongeveer 51,80 gram amfetamine en 18,81 gram MDMA is aangetroffen. Namens verdachte is aangevoerd dat zij een groot gedeelte van de drugs niet opzettelijk aanwezig heeft gehad, omdat de drugs van de medeverdachte waren.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is sprake van aanwezig hebben in de zin van artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet als verdachte de feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat zij daarover kan beschikken.
3Voor een bewezenverklaring is niet vereist dat kan worden vastgesteld dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen.
Verdachte heeft bij de politie een gedetailleerde verklaring over de aangetroffen drugs afgelegd. Zij heeft onder meer verklaard over de herkomst van de drugs en de uiterlijke kenmerken. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte op de hoogte was van de drugs die in haar woning aanwezig was en dat zij daarover kon beschikken. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte de in haar woning aangetroffen drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het feit dat een deel van de drugs niet van verdachte was, maakt dat oordeel niet anders.
De rechtbank acht het medeplegen ook wettig en overtuigend bewezen. Verdachte [medeverdachte 2] verbleef vanaf april 2019 in de woning van verdachte. Zij hebben beiden verklaard dat zij wisten dat er drugs in de woning aanwezig was. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte die maakt dat van medeplegen kan worden gesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Periode
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij vanaf oktober 2018 drugs verstrekte aan haar vrienden en vanaf december 2018 drugs verkocht. Bij de politie heeft zij verklaard dat zij onder andere speed, MDMA en één keer GHB heeft verkocht. De rechtbank neemt de verklaring van verdachte als uitgangspunt. Getuige [naam 5] heeft verklaard dat hij in juli 2018 drugs kocht van verdachte, maar verdachte ontkent dit stellig en de verklaring van [naam 5] wordt voor het overige niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het feit dat de getuige ten tijde van het afleggen van zijn verklaring een relatie had met de medeverdachte, draagt niet bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode vanaf 1 oktober 2018 tot en met 23 mei 2019 amfetamine, MDMA en GHB heeft verkocht, verstrekt en afgeleverd.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en uit de getuigenverklaringen van [naam 3] en [naam 4] leidt de rechtbank af dat verdachte samen met [medeverdachte 2] speed verkocht. Dit was in de periode dat [medeverdachte 2] bij verdachte woonde, vanaf 1 april 2019.
Ten aanzien van het produceren van GHB heeft verdachte verklaard dat zij dit één keer samen met een ander heeft gedaan. De tweede keer dat zij GHB produceerde had [medeverdachte 2] de grondstoffen gekocht en afgenomen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het samen met anderen produceren van GHB ook heeft plaatsgevonden in de periode vanaf 1 april 2019.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen voor wat betreft het verkopen van speed en het bereiden van GHB in de periode vanaf 1 april 2019 tot en met 23 mei 2019.
In de zaak met parketnummer 18/275092-21:
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2022;
een kennisgeving van inbeslagneming van 16 juni 2021, opgenomen op pagina 29 e.v. van hetdossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021159755 van 14 juli 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van 25 juni
2021, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed van 13 juli 2021,opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
In de zaak met parketnummer 18/275083-21:
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2022;
een kennisgeving van inbeslagneming van 1 april 2021, opgenomen op pagina 5 van het dossiervan Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021083052 van 22 oktober 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van 20 april
2021, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de hierna genoemde ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/036713-21 Subsidiair:
[medeverdachte 1] op 4 december 2018 te Drogeham, bij of tegen een woning, gelegen aan de [straatnaam], opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zogenoemde pijpbom met een pyrotechnisch mengsel als lading met een aansteker aan te steken, en vervolgens die zogenoemde pijpbom bij of tegen die woning neer te gooien, waarna die zogenoemde pijpbom tot ontploffing is gekomen en ten gevolge waarvan een aldaar bij die woning aanwezige houten tafel, een buitendeur van een berging, container, twee ruiten en het plafond van de keuken van die woning werden beschadigd of vernield en daarmee
  • gemeen gevaar voor die voornoemde goederen en de rest van die woning en de inventaris van diewoning, en
  • levensgevaar voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam], of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam], te duchten was, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 4 december 2018 te Drogeham opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk voornoemde [medeverdachte 1] met een auto naar de plaats van het misdrijf gereden en vervolgens die [medeverdachte 1] in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van het misdrijf uit die auto laten stappen, en vervolgens in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van het misdrijf in die auto gewacht, teneinde die [medeverdachte 1] te helpen vluchten.

In de zaak met parketnummer 18/207149-19:

1. zij, op 23 mei 2019 te Surhuisterveen, gemeente Achtkarspelen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.259,77 gram van een materiaal bevattende GHB en ongeveer 51,80 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 18,81 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde GHB en amfetamine en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
zij, in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 23 mei 2019 te Surhuisterveen, gemeente Achtkarspelen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde GHB en amfetamine en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
zij, in de periode van 1 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Surhuisterveen, gemeente Achtkarspelen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde GHB en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
In de zaak met parketnummer 18/275092-21:
1. zij, op 16 juni 2021, te Drachten, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,03 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I;
2 zij op 16 juni 2021 te Drachten, een voertuig, te weten tweewielige bromfiets, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in haar bloed meer dan 700 microgram amfetamine per liter bloed en 83 milligram GHB per liter bloed bedroeg,
In de zaak met parketnummer 18/275083-21:
zij op 1 april 2021 te Drachten, opzettelijk aanwezig heeft gehad 15,40 gram, van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/036713-21:
Subsidiair medeplichtigheid aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
medeplichtigheid aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
In de zaak met parketnummer 18/207149-19:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
In de zaak met parketnummer 18/275092-21:
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2 overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
In de zaak met parketnummer 18/275083-21:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld en met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf voor de duur van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur dan door de officier van justitie geëist, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld, passend is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten. Zij is op 4 december 2018 behulpzaam geweest bij het teweeg brengen van een ontploffing nabij een woning. Door deze ontploffing is de woning zwaar beschadigd. De bewoonster lag op het moment van de ontploffing in de woning te slapen. Naast gevaar voor goederen was levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten. Door de ontploffing is een zeer gevaarlijke situatie ontstaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij betrokken was bij dit feit en dat zij, samen met [medeverdachte 1], uit wraak heeft gehandeld. Zij hebben voor eigen rechter gespeeld. De rechtbank zal ten voordele van verdachte rekening houden met de meer beperkte rol van verdachte.
Verdachte heeft daarnaast gedurende een periode van acht maanden harddrugs verstrekt en verkocht. Vanaf het moment dat een vriendin bij haar kwam wonen, hebben zij samen harddrugs verkocht. Verdachte heeft ook tweemaal GHB geproduceerd. Handel in drugs en het produceren daarvan gaat gepaard met veel andere vormen van criminaliteit. Door haar handelen heeft verdachte daaraan bijgedragen. Daarnaast zijn harddrugs schadelijk voor de volksgezondheid.
Ten slotte heeft verdachte op drie verschillende momenten harddrugs aanwezig gehad en heeft zij op 16 juni 2021 op een bromfiets gereden terwijl zij onder invloed van harddrugs was. Uit de test bleek dat zij meer dan 700 microgram amfetamine per liter in haar bloed had. Hogere uitslagen dan 700 microgram worden door het laboratorium niet gemeten. Daarnaast werd GHB in haar bloed aangetroffen. Door zoveel drugs te gebruiken en vervolgens deel te nemen aan het verkeer, heeft verdachte gevaar veroorzaakt voor andere weggebruikers.
Naast de aard en de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit het reclasseringsrapport van 30 december 2021 blijkt dat de reclassering het middelengebruik van verdachte, haar psychosociaal functioneren en sociaal netwerk als delictgerelateerde factoren ziet. Verdachte is sinds april 2022 in behandeling bij de forensische polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), blijkt uit het e-mailbericht van A. Dijkstra, basispsycholoog bij VNN. Zij volgt een traumabehandeling. Middelengebruik is volgens verdachte niet meer aan de orde.
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn (in beginsel twee jaar) te worden berecht. In dit geval is die redelijke termijn overschreden in de zaak met parketnummer 18/036713-21. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
De feiten rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is echter gelet op het tijdsverloop en de hiervoor beschreven persoonlijke
omstandigheden van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) passend is. Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie redelijk. De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Met het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht. Verder geldt het als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd verbinden, met uitzondering van de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname bij een terugval in middelengebruik. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opname in een zorginstelling en voor welke duur is immers voorbehouden aan de rechter.
4De rechtbank ziet daarnaast geen meerwaarde in het opleggen van de voorwaarde betreffende het innemen van medicijnen, omdat verdachte nu ook geen medicatie gebruikt.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2], tot een bedrag van € 591,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij], tot een bedrag van € 1.257,19 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen toewijsbaar zijn. Benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de materiële schade niet onderbouwd, maar de vordering is redelijk gelet op de beschrijving van de schade in het dossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de beide vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Daarbij is de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/036713-21 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De materiële schadeposten zijn door de verdediging betwist. Voor wat betreft de immateriële schade is geen bedrag gevorderd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de materiële schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat de rechtbank niet meer kan toewijzen dan is gevorderd. Bij gebreke van een ingevuld bedrag komt ook dat deel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/036713-21 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 december 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 48, 49, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/036713-21 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/036713-21 subsidiair, in de zaak met parketnummer 18/207149-19 onder 1 en 2, het in de zaak met parketnummer 18/275092-21 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 18/275083-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 4 maanden zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de afdeling reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland op het adres [straatnaam] te Leeuwarden, en zich daarna gedurende de proeftijd aldaar blijft melden, zo vaak als die instelling dat noodzakelijk acht; 2. zich onder behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven;
3. zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle en bepaalt wanneer en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Ten aanzien van 18-036713-21
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Ten aanzien van 18-036713-21
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij] te betalen:
  • het bedrag van € 1.257,19 (zegge: twaalfhonderdzevenenvijftig euro en negentien cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.257,19 (zegge: twaalfhonderdzevenenvijftig euro en negentien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 22 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2022.
Mrs. A. de Jong en L.M. Praamstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
vgl. HR. 27 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1158.
vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120.
vgl. HR. 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945.
Vgl. HR 12 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1027)