3.2.Partijen twisten in deze procedure over de uitleg en uitwerking van de huwelijkse voorwaarden. In artikel 11 van de huwelijkse voorwaarden is een periodiek verrekenbeding opgenomen. In artikel 19 van de huwelijkse voorwaarden is een finaal verrekenbeding opgenomen. Tussen partijen is niet in geschil dat zij nooit uitvoering hebben gegeven aan het periodiek verrekenbeding en dat het finaal verrekenbeding prevaleert. In de huwelijkse voorwaarden zijn partijen verder het volgende overeengekomen, voor zover van belang:
"Gemeenschap van inboedel
Artikel 1.
De echtgenoten zijn gehuwd in gemeenschap van inboedel; elke andere gemeenschap van goederen is tussen hen uitgesloten.
Artikel 2.
1. Tot de gemeenschap van inboedel behoren alle inboedelgoederen der echtgenoten, onverschillig door wie, wanneer of op welke wijze verkregen, alsmede hetgeen voor die inboedelgoederen in de plaats treedt.
Van de gemeenschap van inboedel zijn uitgesloten die inboedelgoederen die als aanbreng van een echtgenoot op de hierna te noemen staat van aanbrengsten vermeld zijn.
2. Onder inboedelgoederen wordt verstaan huisraad en tot stoffering en meubilering van de woning of woningen van de echtgenoten dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard, een en ander als bedoeld in artikel 88 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
Vergoedingen
Artikel 6.
De echtgenoten zijn, voor zover niet anders bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking.
Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar.
(…)
Kosten huishouding
Artikel 8.
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, van de door de echtgenoten geadopteerde kinderen, alsmede van de kinderen die met beider toestemming in het gezin zijn opgenomen, wat de laatste kinderen betreft, voorzover deze kosten niet ten laste van derden komen, worden voldaan uit de netto-inkomsten uit arbeid van de echtgenoten, naar evenredigheid daarvan; voorzover deze inkomsten ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders netto-vermogen naar evenredigheid daarvan.
2. Onder inkomsten uit arbeid worden mede begrepen uitkeringen ter vervanging van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen en pensioenuitkeringen, alsmede winst uit zelfstandig uitgeoefend beroep en bedrijf.
3. Onder netto-inkomsten uit arbeid wordt verstaan de inkomsten uit arbeid na aftrek van de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing-volksverzekeringen en andere wettelijke inhoudingen of heffingen. Indien de totaal verschuldigde belasting op inkomen mede omvat inkomstenbestanddelen, niet begrepen onder de inkomsten uit arbeid, wordt de door deze inkomensbestanddelen meer verschuldigde belasting dan zonder het bestaan van deze inkomsensbestanddelen niet in de aftrek begrepen.
Onder netto-vermogen wordt verstaan het vermogen onder aftrek van alle belasting op inkomen en de over het vermogen verschuldigde belasting op vermogen.
4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
Artikel 9
1. De echtgenoot, die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
2. Het recht het aldus teveel bijgedragene terug te vorderen vervalt, indien betaling of verrekening daarvan niet binnen één jaa na het einde van het desbetreffende kalenderjaar heeft plaatsgehad of schriftelijk gevorderd is. (…)
Afrekening aan het einde van het huwelijk
Artikel 19.
1. Bij het einde van het huwelijkdoor overlijdenwordt afgerekend alsof tussen de echtgenoten algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan. Deze afrekening geschiedt slechts als de langstlevende echtgenoot op de dertigste dag na de dag van overlijden van de ander nog in leven is en de echtgenoten tezamen nakomelingen hebben.
2. Bij het einde van het huwelijkdoor echtscheiding, alsmede bij scheiding van tafel en bedzullen de echtgenoten met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren, met inachtneming van hetgeen hierna is bepaald ten aanzien van de pensioenrechten. Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht of door schenking is verkregen, de opbrengst van een en ander en wat voor een en ander in de plaats is gekomen, alsmede wat klaarblijkelijk onverteerd is gebleven van hetgeen op grond van de jaarlijkse verrekening werd verkregen.
3. De afrekening als in lid 1 bedoeld geschiedt naar de toestand en de waarde per de datum van overlijden. De afrekening als in lid 2 bedoeld geschiedt naar de toestand en waarde op de dag waarop de procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aanhangig werd gemaakt.
4. De afrekening blijft achterwege indien het vermogen van een van de echtgenoten of van beiden per saldo negatief is.
5. In geval gewichtige redenen zich verzetten tegen directe uitkering in contanten van hetgeen op grond van deze afrekening verschuldigd is, is de gerechtigde partij verplicht mee te werken aan het treffen van een redelijke betalingsregeling waarbij de belangen van beide partijen in acht worden genomen."