ECLI:NL:RBNNE:2022:3445

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
LEE 22/1163
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over bijstandsverhoging onder de Participatiewet en de vraag van ongekend onrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden over de hoogte van de bijstandsuitkering van eiseres. De gemeente had de bijstand van eiseres verlaagd per 1 februari 2021 vanwege de inschrijving van een kostendeler op haar adres. Eiseres betwistte deze verlaging en stelde dat zij door een administratieve vergissing, namelijk het gebruik van een verkeerd e-mailadres, een aanzienlijk bedrag aan bijstand had misgelopen. Ze verwees naar het rapport 'ongekend onrecht' en eiste dat de bijstand al per 26 april 2021 of zelfs per 1 februari 2021 zou worden verhoogd.

De gemeente verdedigde haar besluit door te stellen dat er onduidelijkheid bestond over de woonsituatie van eiseres en dat zij coulant was geweest door de bijstand niet volledig te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van eiseres en dat er geen sprake was van 'ongekend onrecht'. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, omdat zij niet had gereageerd op verzoeken om informatie en geen bezwaar had gemaakt tegen eerdere besluiten van de gemeente. De rechtbank concludeerde dat de gemeente op een redelijke manier had gehandeld en dat de bijstandsverhoging pas per 13 augustus 2021 had moeten plaatsvinden, niet eerder.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager voor het correct indienen van verzoeken en het belang van communicatie met de gemeente. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de gemeente in de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1163

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.J.Th. Bustin),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: A.J. Krol).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2021 heeft verweerder de bijstand van eiseres op grond van de Participatiewet (PW) over de periode 13 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021 herzien en gewijzigd met ingang van 1 september 2021.
Bij besluit van 23 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2022. Daar zijn verschenen eiseres, haar moeder, mr. Bustin en Krol. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De zaak gaat over de vraag of verweerder de bijstand van eiseres al vanaf 1 februari
2021 of 26 april 2021 (in plaats van pas per 13 augustus 2021) had moeten verhogen van de kostendelersnorm naar de norm voor een alleenstaande.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij klaarblijkelijk wordt afgerekend op het feit dat zij op
26 april 2021 een verkeerd e-mailadres heeft gebruikt om aan Burgerzaken te melden dat
[naam] van haar adres moest worden uitgeschreven. Dit is de reden dat haar bijstand pas per 13 augustus 2021 in haar voordeel is aangepast en niet al per 26 april 2021. Het gaat voor eiseres om een financieel belang van ongeveer € 1.000,00, een voor haar enorm bedrag. Die korting is het gevolg van een kleine administratieve vergissing zonder kwade opzet. Dat zijn precies de woorden die de parlementaire ondervragingscommissie heeft gebruikt in haar verslag met de bikkelharde titel “ongekend onrecht”. Dat eiseres [naam] een postadres gaf, was zonder kwade opzet. [naam] heeft nooit bij haar gewoond. Eiseres had, in het belang van de verstrekking van een uitkering die bij haar feitelijke situatie past, bijstand voor een alleenstaande moeten krijgen. Dit besluit is nu juist zo’n besluit waarvan de Parlementaire ondervragingscommissie heeft gezegd dat daarin veel te veel nadruk is gelegd op het voorkomen van fraude en waarin nauwelijks naar individuele situaties is gekeken. Verweerder heeft geen maatwerk geleverd. Dat alles betekent dat hij eiseres de verhoogde uitkering al per 26 april 2021 zou moeten toekennen, maar beter nog: vanaf
1 februari 2021.
3.1
Verweerder heeft aangevoerd dat [naam] vanaf 6 november 2020 op het adres van
eiseres stond ingeschreven. Er moest onderzoek worden gedaan naar haar woonsituatie. Op uitnodigingen om te verschijnen heeft eiseres echter niet gereageerd. Verweerder had daarom normaal gesproken de bijstand kunnen beëindigen; gezien de voorgeschiedenis van eiseres heeft hij echter uit coulance besloten dat niet te doen, maar de bijstand per 1 februari 2021 te laten doorlopen naar de kostendelersnorm voor twee personen. Tegen het besluit van 12 februari 2021 waarin dat stond, heeft eiseres geen bezwaar gemaakt. Uiteindelijk is [naam] , op een verzoek van mr. [naam 2] van 13 augustus 2021, van het adres van eiseres uitgeschreven. Vanaf die datum heeft verweerder de bijstand weer aan eiseres uitbetaald naar de norm voor een alleenstaande, zonder kostendelerskorting.
3.2
Verder staat het, anders dan eiseres beweert, voor verweerder helemaal niet vast dat [naam] haar adres alleen als postadres heeft gebruikt. Dat er slechts sprake is van een kleine administratieve vergissing staat voor hem ook niet vast. Voor een ingangsdatum per 26 april 2021 is geen aanleiding: de verzender van post (e-mail) is verantwoordelijk voor het aankomen ervan. Toen eiseres op 26 april 2021 Burgerzaken mailde dat [naam] van haar adres moest worden uitgeschreven, maar een verkeerd e-mail adres gebruikte en geen bericht van ontvangst kreeg, had zij zich moeten afvragen of die e-mail wel was aangekomen. Nu blijft de woonsituatie van eiseres in de periode van 6 november 2020 tot 13 augustus 2021 onduidelijk. Op de zitting heeft verweerder benadrukt dat hij voldoende coulant is geweest.
4.1
De rechtbank overweegt in de eerste plaats het volgende. Tegen het besluit van 12 februari 2021, waarbij de bijstand van eiseres per 1 februari 2021 is verlaagd naar de kostendelersnorm, heeft zij geen bezwaar gemaakt. Zij heeft niet gesteld dat zij dat besluit, dat verweerder via mr. [naam 2] aan haar heeft verstuurd, niet heeft gekregen. Dat besluit is daarmee onherroepelijk en de rechtbank kan het in deze zaak niet beoordelen. Dat verweerder de bijstand per 1 februari 2021 heeft verlaagd kan zij dus niet veranderen. De periode die de rechtbank moet beoordelen loopt van 26 april 2021 tot 13 augustus 2021.
4.2
Verder wijst verweerder er terecht op dat iemand zelf verantwoordelijk is voor het verzenden en aankomen van post. Op 3 maart 2021 heeft eiseres gebeld met Burgerzaken over de situatie rond [naam] . Haar is toen kennelijk verteld dat zij een e-mail moest sturen. Dat heeft zij pas op 26 april 2021 gedaan. Eiseres had moeten merken dat zij een verkeerd e-mail adres gebruikte, omdat zij geen ontvangstbevestiging en ook geen andere reactie kreeg. Ook al had zij, zoals zij heeft gesteld, dat verkeerde mailadres van verweerder zelf doorgekregen. Dit laatste heeft verweerder op zitting terecht niet waarschijnlijk geacht. Dat Burgerzaken niet eerder dan door het telefoontje op 13 augustus 2021 van mr. [naam 2] in actie is gekomen, komt voor risico van eiseres.
4.3
De rechtbank vindt verder dat hier niet alléén sprake is geweest van een kleine administratieve vergissing zonder kwade opzet (het gebruiken van een verkeerd mailadres). Die vergissing moet wel in een context worden gezien. In de eerste plaats heeft eiseres niet gereageerd naar aanleiding van de pogingen van verweerder om met haar in contact te komen over de situatie rond [naam] (zie verweerders brieven van 2 december 2020,
15 februari 2020, 19 januari 2021 en 10 februari 2021, waarvan een deel via het adres van mr. [naam 2] aan haar is verstuurd; een huisbezoek was wegens de Corona-maatregelen niet mogelijk). Hoewel de rechtbank wel ziet dat eiseres toen in een moeilijke situatie zat, heeft eiseres daarvoor, ook op de zitting, geen goede verklaring gegeven. Zij heeft verder geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 februari 2021. Het gebruik van het verkeerde mailadres, zonder erop te letten of haar mail wel was aangekomen, komt voor haar risico.
4.4
Als daarbij wordt opgeteld de keuze van verweerder om, ondanks dat eiseres niet reageerde op de verzoeken van verweerder om informatie te geven of te verschijnen, de bijstand niet te beëindigen, maar te berekenen naar de kostenderlersnorm (en dat eerst per 1 februari 2021 en niet per 6 november 2020, de inschrijvingsdatum van [naam] ), is verweerder met zijn besluitvorming coulant geweest. Daarbij komt dat hij op de zitting heeft benadrukt dat het helemaal niet vaststaat dat [naam] niet bij eiseres heeft gewoond. Eiseres heeft haar stelling dat het alleen om een postadres ging, niet met concrete gegevens aannemelijk gemaakt.
5. De rechtbank vindt niet dat hier gesproken kan worden van “ongekend onrecht”. Dat betekent dat de beroepsgronden niet slagen en dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. Zij ziet geen aanleiding om een partij in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
J.A.B. Peterse-Verver, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.