ECLI:NL:RBNNE:2022:3430

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C18/216571 / KG RK 22-231
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter na einduitspraak in voorlopige voorzieningenprocedure

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Scholtens, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B.R. Tromp, kinderrechter in de rechtbank te Groningen. Dit verzoek volgde op een mondelinge uitspraak van mr. Tromp op 9 september 2022 in een verzoekschriftprocedure, geregistreerd onder zaak-/rekestnummer C/18/215959 / FA RK 22-3517. Op 13 september 2022, na de einduitspraak, heeft mr. Scholtens het wrakingsverzoek ingediend. De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, heeft op 19 september 2022 geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek. De rechtbank overweegt dat een verzoek tot wraking tijdig moet worden ingediend, vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Aangezien de einduitspraak reeds was gedaan, kon het verzoek niet meer in behandeling worden genomen. De rechtbank benadrukt dat het niet aan de wrakingskamer is om de juistheid van eerdere beslissingen van de rechter te beoordelen, dit is voorbehouden aan de rechter die belast is met de behandeling van eventuele rechtsmiddelen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en mr. B.R. Tromp bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C18/216571 / KG RK 22-231
beslissing van de meervoudige kamer van 19 september 2022
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. J. Scholtens, kantoorhoudende te Stadskanaal.

1.1. Procesverloop

1.1.
Mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter in de rechtbank te Groningen, heeft op de zitting van 9 september 2022 mondeling uitspraak gedaan op grond van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de verzoekschriftprocedure tussen [verzoekster] en [verweerder] (zaak-/rekestnummer: C/18/215959 / FA RK 22-3517). Deze mondelinge uitspraak is vastgelegd in een proces-verbaal.
1.2.
Op 13 september 2022 heeft mr. Scholtens, namens verzoekster, in de zaak met zaak-/rekestnummer: C/18/215959 / FA RK 22-3517) een verzoek ingediend tot wraking van mr. B.R. Tromp.
Mr. Tromp heeft niet in de wraking berust.

2.2. Beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 36 e.v. Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Een verzoek tot wraking kan in beginsel in elke stand van de procedure worden gedaan, maar moet worden ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Nadat de einduitspraak is gedaan, is de zaak immers niet meer bij de rechter in behandeling. Een na een einduitspraak gedaan verzoek tot wraking dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard (vgl. HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2977).
2.3.
Op de zitting van 9 september 2022 heeft mr. B.R. Tromp het door verzoekster ingediende verzoekschrift (betreffende een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen) behandeld en na afloop van de inhoudelijke behandeling van de zaak mondeling uitspraak gedaan op grond van artikel 30p Rv.
2.4.
Vervolgens is door mr. Scholtens, namens verzoekster, bij brief van 13 september 2022 om wraking verzocht van mr. Tromp. Op dat moment was de behandeling van de door verzoekster aanhangig gemaakte (voorlopige voorzieningen)procedure echter reeds door de (eind)uitspraak geëindigd, zodat het verzoek, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet tijdig is ingesteld. Dat er tussen partijen ook nog een bodemprocedure bij de rechtbank loopt (geregistreerd onder zaak-/rekestnummer C/18/216337 FA RK 22-3813), maakt dit oordeel niet anders.
2.5.
Op grond van het vorenstaande kan verzoekster dan ook niet worden ontvangen in haar verzoek tot wraking. Gelet hierop komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek. Een mondelinge behandeling van het verzoek kan daarom achterwege blijven.
2.6.
Overigens wordt - geheel ten overvloede - opgemerkt dat aan de wrakingskamer van de rechtbank geen oordeel toekomt over de juistheid van de door de rechter genomen beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
3.2.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en aan
mr. B.R. Tromp.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. H.J. Idzenga en
mr. S.T. Kooistra, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2022.
coll: 853