ECLI:NL:RBNNE:2022:3409

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
18-021211-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne en heroïne met bijkomende verkeersdelicten

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne, alsook aan het rijden onder invloed van drugs. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, gedurende een half jaar actief was in de drugshandel en op 17 februari 2022 een dealershoeveelheid cocaïne en heroïne in zijn auto had. Daarnaast bestuurde hij een voertuig terwijl hij onder invloed was van MDMA en THC. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlasteleggingen, maar achtte de handel in harddrugs en het rijden onder invloed bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was gevorderd, omdat de verdachte deels werd vrijgesproken. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte opnieuw strafbare feiten had gepleegd binnen de proeftijd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-021211-22
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 96-047117-22 en 96-121411-22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-730038-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18-021211-22
1
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2021 tot en met 17 februari 2022 te Leeuwarden, al dan niet vanuit de woning [straatnaam] alhier, althans in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i(d(en) cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) heroïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2022 te Leeuwarden, in de woning [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 176 (120,94 gram) MDMA pillen (XTX), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC) zijnde MDMA (XTC), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 17 februari 2022 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9,32 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 0,55 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
parketnummer 96-047117-22 hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Scharnegoutum, gemeente Súdwest-Fryslân, een voertuig, te weten personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten MDMA en/of cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 66 microgram MDMA per liter bloed en/of 6,0 microgram THC per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
parketnummer 96-121411-22 hij, op of omstreeks 20 juli 2020 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,0 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3
van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in de zaak met parketnummer 18-021211-22 onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de in de zaak met parketnummer
18-021211-22 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij in cocaïne en heroïne heeft gedeald. Verdachte ontkent vóór september 2021 te hebben gedeald, maar op grond van de getuigenverklaring van [naam 1] , getuigenverklaringen van bewoners, tapgesprekken en de observaties van de politie is de officier van justitie van mening dat bewezen kan worden dat verdachte vanaf 11 maart 2021 tezamen en in vereniging met een ander heeft gedeald. Daarnaast acht de officier van justitie bewezen dat verdachte op 17 februari 2022 opzettelijk cocaïne en heroïne in zijn auto aanwezig had. De auto was in zijn opdracht gehuurd en hij gebruikte de auto. Hij zag medeverdachte [medeverdachte 1] harddrugs verstrekken vanuit zijn auto en hij wist dus dat de harddrugs zich in zijn auto bevonden. De officier van justitie heeft eveneens veroordeling gevorderd voor het in de zaken met parketnummers 96-047117-22 en 96-121411-22 ten laste gelegde rijden onder invloed. In de zaak met parketnummer 96-121411-22 zijn de bloedmonsters weliswaar maanden later ontvangen door het laboratorium, maar er is voldaan aan het voorschrift van artikel 13 lid 1, aanhef en onder d, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Er zijn aanvullende stukken bijgevoegd over de bewaar- en transportcondities van de bloedmonsters en het tijdsverloop kan ook alleen maar in het voordeel van verdachte uitpakken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 18-021211-22 ten laste gelegde feiten 2 en 3. Er is geen bewijs dat de MDMA pillen in de woning van verdachte waren of dat hij wetenschap had van aanwezigheid van deze drugs. De in de auto gevonden cocaïne en heroïne was ook niet van verdachte en de drugs zijn ook niet op de plek in de auto aangetroffen waar verdachte zat. Ten aanzien van feit 1 stelt de raadsman zich op het standpunt dat op grond van de bekennende verklaring van verdachte bewezen kan worden dat verdachte in cocaïne en heroïne heeft gedeald in de periode vanaf september 2021 tot 17 februari 2022. Er is geen sprake van medeplegen. Medeverdachte [medeverdachte 1] lijkt alleen leverancier te zijn en verdachte heeft ook niet samengewerkt met [medeverdachte 2] . De verklaring van gebruikster [naam 1] is onbetrouwbaar. Zij heeft het over een groep jongens, maar ze heeft niet verklaard dat ze de drugs van verdachte kocht. De verklaringen van de bewoners en de observaties van de politie bestaan enkel uit vermoedens van drugshandel.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken in de zaken met parketnummers 96-047117-22 en 96-121411-22. In beide zaken was er onvoldoende verdenking om verdachte te onderwerpen aan een speekseltest. Er was geen sprake van afwijkend rijgedrag en de door de verbalisanten waargenomen uiterlijke kenmerken waren geen specifieke aanwijzingen voor het gebruik van drugs. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 96-121411-22 heeft de raadsman zich tevens op het standpunt gesteld dat het voorschrift van artikel 13 lid 1, aanhef en onder d, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer niet is nageleefd. Het bloedmonster is pas na een half jaar door het laboratorium ontvangen en dat is niet ‘zo spoedig mogelijk’. Het artikel valt onder het stelsel van strikte waarborgen en niet-naleving daarvan dient tot bewijsuitsluiting en vrijspraak te leiden. De raadsman verwijst daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 12 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:568.
Oordeel van de rechtbankparketnummer 18-021211-22
feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
feiten 1 en 3
(medeplegen van) dealen
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, de op 15 maart 2022 door verdachte bij de politie afgelegde verklaring, de tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en de overige bevindingen van de politie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 september 2021 tot en met 17 februari 2022 heeft gehandeld in cocaïne en heroïne. De rechtbank ziet in het dossier wel aanwijzingen die zouden kunnen duiden op het dealen gedurende een langere periode, maar de rechtbank is van oordeel dat daarvoor het wettig bewijs ontbreekt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de periode vanaf 11 maart 2021 tot 1 september 2021. Anders dan de raadsman acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte samen met anderen heeft gedeald. Uit de tapgesprekken, de bevindingen en de observaties van de politie en ook de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring, blijkt dat verdachte samenwerkte met medeverdachten
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 2] bezorgde drugs voor verdachte en verdachte nam drugs af van medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte was, in wisselende samenstellingen, met medeverdachte [medeverdachte 1] of met medeverdachte [medeverdachte 2] bij drugdeals aanwezig en er werd vanuit de auto van verdachte gedeald.
aanwezig hebben van cocaïne en heroïne
Op 17 februari 2022 wordt de auto van verdachte met daarin ook medeverdachte [medeverdachte 1] staande gehouden. De auto is in opdracht van verdachte gehuurd en wordt door hem gebruikt. Verdachte is bijrijder en medeverdachte [medeverdachte 1] zit rechts achterin. Op het voetenmatje voor medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een zakje met bolletjes cocaïne en heroïne gevonden. Voor de aanhouding was er, in het bijzijn van verdachte, door medeverdachte [medeverdachte 1] vanuit de auto gedeald. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij hier wetenschap van had. Gelet op deze feiten en omstandigheden en gezien het feit dat verdachten in die periode (ook vanuit de auto) in harddrugs dealden en daarbij samenwerkten, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze drugs samen met een ander opzettelijk aanwezig had.
Parketnummer 96-047117-22
Verdachte is op 16 juli 2020 als bestuurder van een personenauto staande gehouden ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften en onderworpen aan een speekseltest. De speekseltest gaf een indicatie voor methamfetamine/MDMA en cannabis. Uit het daarop volgend bloedonderzoek is gebleken dat de in het bloed van verdachte gemeten gehaltes MDMA en THC hoger waren dan de wettelijk toegestane grenswaarden.
De rechtbank overweegt het volgende. De speekseltest is geregeld in artikel 160 lid 5 sub c
Wegenverkeerswet 1994 en is net als de ademanalyse een controlebevoegdheid. Voor de toepassing van de controlebevoegdheid is geen concrete aanleiding of verdenking nodig. Iedere verkeersdeelnemer kan worden onderworpen aan een controle. De uitoefening van de controlebevoegdheid brengt voor de bestuurder verplichtingen mee waaronder het meewerken aan een voorlopig onderzoek van de uitgeademde lucht, aan een speekseltest of aan een psychomotorisch onderzoek. Op grond van het resultaat van de speekseltest kan een verdenking van drugsgebruik rijzen, zoals in onderhavige zaak het geval is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 96-121411-22
Verdachte is op 20 juli 2020 wederom als bestuurder van een personenauto staande gehouden ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften en onderworpen aan een speekseltest. De speekseltest gaf een indicatie voor cannabis.
Speekseltest.
Ook in deze zaak heeft de raadsman betoogd dat er voor het afnemen van een speekseltest voldoende verdenking dient te zijn. Onder verwijzing naar de overweging in de zaak met parketnummer 96-047117-22 verwerpt de rechtbank dit verweer.
Bloedonderzoek
De rechtbank stelt voorop dat van een onderzoek zoals bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW 1994 slechts sprake is als de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd. Tot deze waarborgen behoort onder meer het voorschrift van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna te noemen: het Besluit), dat inhoudt dat na de bloedafname de buisjes met bloed zo spoedig mogelijk naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit worden gezonden. De wijze waarop het bloedmonster direct na de afname van bloed en tijdens het transport naar het laboratorium wordt bewaard en de consequenties van die bewaarwijze voor de frequentie waarmee verzending mogelijk is, zijn echter wel relevante omstandigheden bij de beantwoording van de vraag of de verzending van de buisjes bloed ‘zo spoedig mogelijk’ heeft plaatsgevonden. Het voorschrift dat na de bloedafname de buisjes met bloed zo spoedig mogelijk naar een voor bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium worden gezonden, strekt immers ertoe dat het risico op (gedeeltelijke) afbraak van alcohol, drugs of medicijnen na de bloedafname wordt geminimaliseerd (HR 12 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:567 en 568).
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak op 20 juli 2020 bloed is afgenomen van verdachte, omdat het vermoeden was ontstaan dat hij onder invloed van cannabis verkeerde.
De aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed is op 20 juli 2020 ondertekend. Uit
de aanvraag blijkt niet wanneer het bloedmonster naar het laboratorium is verzonden. Op de aanvraag is niet ingevuld wanneer het bloedmonster bij het laboratorium is aangekomen en of de buisjes (nog) verzegeld waren. Volgens het rapport van het MaasstadLab van 4 januari 2021 zijn de bloedmonsters op 23 december 2020 ontvangen door het laboratorium.
De rechtbank constateert dat de bloedmonsters ruim 5 maanden na afname van het bloed zijn ontvangen door het laboratorium. Tot zover is de rechtbank van oordeel dat is niet voldaan aan het voorschrift dat het bloedmonster ‘zo spoedig mogelijk’ naar het laboratorium is verzonden. Verder is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat over periode tussen de afname van de bloedmonsters en het moment dat deze door het laboratorium zijn ontvangen, te veel onduidelijk is gebleven over de condities waaronder deze bloedmonsters zijn bewaard en vervoerd. Het dossier levert daarover onvoldoende concrete en op deze zaak toegespitste informatie. Dit geldt ook voor de aanvullende stukken waarnaar de officier van justitie heeft verwezen. Deze stukken betreffen de algemene werkwijze van de politie inzake het bewaren en vervoeren van bloedmonsters. Hierdoor kan niet met een toereikende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het risico op (gedeeltelijke) afbraak van alcohol, drugs of medicijnen na de bloedafname minimaal is geweest.
Bij deze stand van zaken en gelet op hetgeen voorop is gesteld, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de vraag of de verzending van de bij de verdachte afgenomen buisjes bloed ‘zo spoedig mogelijk’ heeft plaatsgevonden ontkennend moet worden beantwoord. De strikte waarborgen waarmee een onderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW 1994 is omringd zijn niet volledig nageleefd, zodat van ‘een onderzoek’ als bedoeld in dat artikel geen sprake is. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
parketnummer 18-021211-22, feiten 1 en 3
1. De door verdachte ter zitting van 16 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb vanaf september 2021 gedeald in cocaïne en heroïne. Ik heb daar € 11.000 mee verdiend. Op 17 februari 2022 zat [medeverdachte 1] bij mij in de auto. Hij heeft toen drugs aan een vrouw verkocht. [medeverdachte 2] bezorgde drugs voor mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 maart 2022,opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier (deel 4) van Politie Noord-Nederland met nummer 2021062447 d.d. 12 april 2022, inhoudend als verklaring van verdachte:
O: Op 17 februari 2022 ben je aangehouden in een voertuig te Leeuwarden.
A: Mijn buurman, [naam 2] , [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zat achterin. Mijn buurman zat achter het stuur, en ik zat naast de buurman op de bijrijdersstoel.
A: Ik zag dat een vrouw bij [medeverdachte 1] kwam, bij het achterraam. Daar heeft hij haar iets verkocht. Het was wel drugs.
O: Het voertuig waarin jullie zijn aangehouden, de Ford Fiesta voorzien van kenteken: [kenteken], is in beslaggenomen en doorzocht. Op de vloer van het voertuig net achter de stoel van de bijrijderspositie, de stoel waar jij zat ten tijde van de aanhouding, zijn verdovende middelen aangetroffen.
V: Wie heeft die Ford gehuurd?
A: [naam 3] . Ik heb haar gevraagd de auto te huren. Ik heb de auto gebruikt.
A: September 2021 ben ik begonnen met dealen tot het moment dat ik ben aangehouden.
V: Wat verkocht je?
A: Wit en bruin ja.
V: Met wie werk je samen in de handel in harddrugs?
A: Anderen?
V: [medeverdachte 2] . Dus jij werkte wel samen met [medeverdachte 2] .
A: Nou wanneer het mij niet lukte, dan vroeg ik hem
O: Uit observaties is gebleken dat jij op 1 februari 2022 nog samen bent gezien met [medeverdachte
1] .
Kort samengevat werd, 1/2/2022, gezien dat verdachte [verdachte] en zeer vermoedelijk verdachte [medeverdachte 1] in een voertuig zaten en dat zij een bezoekje brachten aan een ambtshalve bekende drugsgebruiker. Gezien dit korte bezoek was het zeer sterke vermoeden dat er drugs werd verhandeld aan de bewoner van dit adres.
V: Wat kun je hierover vertellen?
A: Ja, dat klopt
O: Op 14 februari 2022 onder sessienummer 2504, Taplijn TA004, vindt er een gesprek
plaats waarin [verdachte] aan [medeverdachte 1] vraagt of hij aan " [naam 11] " het nummer van
[naam 4] kan vragen. Verdachte [medeverdachte 2] heeft de bijnaam " [naam 11] " en ambtshalve is bekend dat met [naam 4] , [naam 4] wordt bedoelt. [naam 4] heeft kort samengevat een verklaring afgegeven dat ze bij [verdachte] en [medeverdachte 2] drugs afneemt.
V: In dat zelfde gesprek vraag je [medeverdachte 1] "of zij die dingen al klaar hebben gemaakt". En dan zegt [medeverdachte 1] "dat ze nu bezig zijn".
V: Dat zou wel over investeren gaan. Dat ze bezig zijn met het klaarmaken.
V: Zorgde [medeverdachte 1] bij jou voor de voorraad?
A: Nou ik heb meerdere mensen waar ik kon halen. Maar hij had de beste kwaliteit. O: Op 16 februari 2022 onder sessienummer 4618, Taplijn TA004, vindt er een gesprek plaats met als onderwerp: Nog twaalf gram. Kort samengevat vraagt [medeverdachte 1] aan
[verdachte] of ze de dingen al hebben klaargemaakt. [verdachte] zegt dat er ongeveer nog 12 gram klaargemaakt moet worden. [medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] om tegen " [naam 11] " te zeggen hem beneden te treffen.
V: Die 12 gram, zegt jou dat iets?
A: Dat moest gehaald worden. Niet klaargemaakt worden. Maar ik heb niet meer dan 5 gram gekocht elke keer.
O: Op 16 februari 2022 onder sessienummer 5009, Taplijn TA004, vindt er een gesprek
plaats tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en [verdachte] . Kort samengevat wordt er door een onbekend persoon gezegd: "30 gram voor [verdachte] ". V: Wat kun je daarover vertellen? Dit was de dag voor de aanhouding.
A: Die dag van de aanhouding zou ik geld krijgen, 10 gram is 400 euro, 20 gram is 800 euro. Maar als je 30 gram haalt, dan gaat de prijs naar beneden.
A: Het geld waar over gesproken word in dat gesprek is het geld wat [medeverdachte 1] aan het tellen was.
V: Maar jij zou 30 gram afnemen?
A: Ja. Dat zal zo geweest zijn.
V: Maar begrijpen wij goed dat [medeverdachte 1] die 30 gram voor jou zou regelen?
A: Ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2022,opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier (deel 1), inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 1 februari 2021 reed ik over de [straatnaam] in de richting van de Groningerstraatweg. Aldaar passeerde mij het voertuig waar verdachte [verdachte] de afgelopen periode structureel gebruik van maakte. Bij het passeren zag ik dat verdachte [verdachte] als bijrijder in het voertuig zat. Ik zag dat er op de achterbank een donkergetinte persoon zat met dreads op zijn hoofd. Ik had het sterke vermoeden dat dit de mij ambtshalve bekende
[medeverdachte 1] betrof. Ik zag dat het voertuig voor de woning [straatnaam] stil bleef staan. Het is mij ambtshalve bekend dat op dit adres [naam 5] woonachtig is en dat [naam 5] een gebruiker is van harddrugs. Ik zag dat het voertuig na circa 3 minuten weer uit de [straatnaam] kwam rijden de [straatnaam] op. Wij, verbalisanten, hadden het zeer sterke vermoeden dat verdachte [verdachte] een bezoek bracht aan de woning [straatnaam] te Leeuwarden om aldaar drugs of een nieuw telefoonnummer af te leveren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2022,opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier (deel 1), inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 25 januari 2022, werd verdachte [medeverdachte 2] op heterdaad aangehouden ter zake handel harddrugs met in zijn bezit 2 dealtelefoons. Na de aanhouding bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] van hoofdverdachte [verdachte] , welke werd afgeluisterd in het bezit bij [medeverdachte 2] . Op dinsdag 8 februari 2022 is [medeverdachte 2] als vermist opgegeven. [medeverdachte 2] werd uiteindelijk weer aangetroffen op de [straatnaam] te Leeuwarden. Het adres waar meerdere harddrugdealers woonachtig zijn o.a. verdachten [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . Derhalve is er sprake van een zeer grote kans van waarschijnlijkheid dat [medeverdachte 2] als loopjongen heeft gefungeerd voor hoofdverdachte [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2022,opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier (deel 1), inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 14 februari 2022 hield ik mij bezig met het beluisteren van de telefoon-gesprekken welke wij onder de tap hadden laten zetten. Onder andere werd door ons het telefoonnummer [telefoonnummer] afgeluisterd. Op dit genoemde telefoonnummer was met name verdachte
[medeverdachte 2] te horen. Dit telefoonnummer werd gebruikt als zijnde het deelnummer waarop de drugsgebruikers hun cocaïne en heroïne konden bestellen.
Op genoemde dag datum tijdstip hoorde ik onder sessienummer 3701 TA004, dat er werd ingebeld door de mij ambtshalve bekende drugsgebruikster [naam 6] . Ik hoorde dat het door ons afgeluisterde telefoonnummer dit keer werd opgenomen door de mij ambtshalve bekende drugsdealer [medeverdachte 1] . Ik herkende de stem van [medeverdachte 1] omdat ik veelvuldig met hem in contact ben geweest. Onder andere is [medeverdachte 1] in het verleden meerdere keren door mij aangehouden op verdenking van het handelen in harddrugs. Tijdens deze onderzoeken ben ik meerdere keren met [medeverdachte 1] in verhoor geweest. Ik herken de stem dan ook met zekerheid als zijnde de stem van verdachte [medeverdachte 1] . Hetgeen werd in dit telefoongesprek versterkt omdat [naam 6] [medeverdachte 1] [naam 7] noemde. Het is mij ambtshalve bekend dat [medeverdachte 1] binnen de drugsscene meerdere schuilnamen gebruikt waaronder de namen [naam 8] , [naam 9] en [naam 7] . Zie sessienummer 3701 TA005.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2022,opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier (deel 1), inhoudend als relaas van verbalisant:
Onder het door ons afgeluisterde telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik was bij verdachte [verdachte] , werd door mij gezocht naar het telefooncontact tussen verdachte [verdachte] en het telefoonnummer welke verdachte [medeverdachte 1] had opgegeven in zijn verdachte verhoor
( [telefoonnummer] ). Ik zag dat er veelvuldig contact was geweest tussen deze genoemde telefoonnummers. Uit deze uitgewerkte tapgesprekken kon ik opmaken dat er sprake was van samenwerking tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] als het gaat om de handel in harddrugs. Veelal wordt in deze gesprekken in versluierde taal over drugs gesproken.
7. Een tapgesprek opgenomen op 16 februari 2022 te 22:24:55 in het onderzoek tussentelefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] en telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] , opgenomen op pagina 196 van voornoemd dossier (deel 1), inhoudend:
Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt aangeduid als NNM
Tapgesprek pag. 200
Taplijn: TA004
Sessienr: 5009
Kenmerkregel: 30 gram voor [verdachte] Samenvatting:
NNM zegt dat hij dat van achtentwintig van die man gekregen heeft maar dat het niet goed smaakt.
Hij zegt: 'Fuck dat ding.'
NNM zegt dat ze die pakjes naar beneden moeten stellen naar veertien of vijftien.
NNM zegt dat het op straat heter zal worden.
NNM zegt dat hij het geld aan het tellen is. Hij zegt dat hij op duizend tweehonderd en negentig komt.
NNM praat Nederlands met een andere man op de achtergrond.
NNM is niet goed te verstaan Hij zegt iets dat klinkt als '30 gram voor [verdachte] .'
[verdachte] zegt dat het goed is en vraagt: 'En voor [naam 10] dan?'
[verdachte] zegt dat hij NNM morgen zal zien en dat ze het dan zullen regelen.
8. Een tapgesprek opgenomen op 16 februari 2022 te 15:28:54 in het onderzoek tussen telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] en telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] , opgenomen op pagina 62 van voornoemd dossier (deel 4), inhoudend:
Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt aangeduid als NNM
Taplijn: TA004
Sessienr: 4618
Kenmerkregel: Nog twaalf gram
Samenvatting:
[verdachte] BUM NNM3561
NNM3561 is NNM
Begroeting
NNM vraagt of [verdachte] aan het eten is.
[verdachte] beaamt dit en zegt dat [naam 11] bij McDonald's eten heeft gehaald.
NNM vraagt of 'ze' die dingen al hebben klaargemaakt.
[verdachte] zegt dat ze bijna klaar zijn.
NNM vraagt hoeveel ze nog moeten maken.
[verdachte] zegt dat er nog ongeveer twaalf gram klaargemaakt moet worden.
NNM vraagt of er mensen op zitten te wachten.
[verdachte] beaamt dit.
NNM vraagt [verdachte] om tegen [naam 11] te zeggen om hem (NNM) beneden te treffen.
[verdachte] vindt het goed.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2022,opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier (deel 1), inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 17 februari 2022 waren wij belast met het doorzoeken van de inbeslaggenomen genomen Ford Fiesta voorzien van kenteken [kenteken]. Ik verbalisant opende de rechter achterportier van de Ford. Wij verbalisanten zagen dat er een transparant plastic zakje op de grond lag. Dit zakje was direct zichtbaar als je de deur opende. Het zakje lag op de voetenmat rechtsachter in het voertuig. Wij zagen dat er in het zakje vier bollen zaten. Wij zagen dat drie van de vier bollen in wit plastic waren verpakt en één (l) bol in blauw plastic was verpakt. Wij zagen dat er in iedere bol weer meerdere [naam 11] bolletjes zaten.
10. Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 februari 2022, opgenomen op pagina 568 e.v. vanvoornoemd dossier (deel 3), inhoudende:
Datum en tijd : 17 februari 2022 te 15:35 uur
Omstandigheden : Aangetroffen in de Ford tijdens onderzoek Albarino
Goednummer : PL0100-2021062447-1467279
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Aantal : 4 stuks
Totale hoeveelheid : 12,92 gr
Kleur : Wit
Inhoud/specificatie : Aangetroffen in de Ford
Bijzonderheden : 3x witte bolletjes, lx blauw bolletje vermoedelijk cocaïne
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 7 maart2022, opgenomen op pagina 406 e.v. van voornoemd dossier (deel 2), inhoudend als relaas van verbalisanten:
Goednummer : PL0100-2021062447-1467279 Omschrijving : een gripzak met daarin:
A: 3 grote dichtgebrande bolletjes van wit plastic met in de bollen respectievelijk
12,20 en 20 dichtgebrande bolletjes van wit plastic met in de bolletjes crèmekleurige brokjes en poeder (totaal 52 bolletjes) Netto gewicht : 8,32
SIN Monster : AAPP7378NL
Indicatieve testen Positief voor cocaïne
Een dicht gebrande bol van blauw plastic met daarin:
B: 3 dicht gebrande bolletjes van blauw plastic met daarin bruine brokjes en poeder
Netto gewicht : 0,55
SIN Monster : AAPP7382NL
Indicatieve testen Positief voor heroïne
C: 1 dichtgebrand bolletje van kleurloos plastic met daarin lichtgeel poeder
Netto gewicht : 0,99
SIN Monster : AAPP7381NL
Indicatieve testen Positief voor cocaïne
12.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.03.07.089 (aanvraag 009), d.d. 7 maart 2022, opgenomen op pagina 414 van voornoemd dossier (deel 2), opgemaakt door ing. M. Visser - Van Leeuwen, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAPP7378NL poeder en brokjes, crèmekleurig, bevat cocaïne uit 8,32 gram;
13. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.03.07.092 (aanvraag 001), d.d. 7 maart 2022, opgenomen op pagina 415 van voornoemd dossier (deel 2), opgemaakt door ing. M. Visser - Van Leeuwen, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAPP7382NL poeder en brokjes, bruin, uit 0,55 gram bevat heroïne
14. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.03.07.089 (aanvraag 010), d.d. 7 maart 2022, opgenomen op pagina 416 van voornoemd dossier (deel 2), opgemaakt door ing. M. Visser - Van Leeuwen, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAPP7381NL poeder, lichtgeel, uit 0,99 gram; bevat cocaïne aantal bemonsteringen in onderzoek:
een
parketnummer 96-047117-22
1. De door verdachte ter zitting van 16 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 16 juli 2020 heb ik in Scharnegoutum een personenauto bestuurd. Daarvoor had ik cannabis gerookt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 14 augustus2020, opgenomen op blad 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020191196 d.d. 14 augustus 2020, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 16 juli 2020 om 23:25 uur, heeft de arts, in aanwezigheid van ons, de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Ik heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TABF0518NL en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer TABF0519NL. De corresponderende Sporen Identificatie Nummers
(SIN-stickers) zijn op dit proces-verbaal aangebracht. Ik heb mij ervan vergewist, dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden zijn naar het Maasstad Ziekenhuis te Rotterdam.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van het Maasstad Ziekenhuis, MaasstadLab, zaaknummer
923200409786, d.d. 5 augustus 2022 opgemaakt door ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog dr. T M.Bosch, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Naam bloedgever (geslacht) [verdachte] (M) Geboortedatum 30-07-1994
Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte] met sporenidentificatienummer TABF0518NL
Aangewezen
stof
Meetbare stof
Grenswaarde bij enkelvoudig gebruik
Grenswaarde
bij
combinatiegebruik
Eindresultaat in bloed
Rapportage eenheid
MDMA
MDMA
50
25
66
microgram per
liter
Cannabis
THC
3
1
6
microgram per
liter
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 en 3 onder parketnummer 18-021211-22 en het feit onder parketnummer 96-047117-22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18-021211-22
1.
hij in de periode van 1 september 2021 tot en met 17 februari 2022 te Leeuwarden, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, hoeveelheden cocaïne en hoeveelheden heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 17 februari 2022 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9,32 gram cocaïne en 0,55 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
parketnummer 96-047117-22 hij op 16 juli 2020 te Scharnegoutum, gemeente Súdwest-Fryslân, een voertuig, te weten personenauto, heeft bestuurd na gebruik van twee van de in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten MDMA en cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 66 microgram MDMA per liter bloed en 6,0 microgram THC per liter bloed bedroeg, telkens zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

parketnummer 18-021211-22
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 96-047117-22 overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 3 onder parketnummer 18-021211-22 en de feiten onder parketnummers 96-047117-22 en 96-121411-22 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 18-021211-22 ten laste gelegde feiten 2 en 3 en de feiten onder parketnummers 96047117-22 en 96-121411-22. Gelet op de door verdachte bekende dealperiode en de eerdere veroordelingen, heeft de raadsman gepleit voor een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de Reclassering Nederland van 20 april 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne. Ook had hij samen met een ander een dealershoeveelheid cocaïne en heroïne aanwezig. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Ook heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals cocaïne en heroïne zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarnaast heeft verdachte een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed was van MDMA en THC. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
De rechtbank heeft voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt geldt een taakstraf van 30 uren voor het aanwezig hebben van de bewezenverklaarde hoeveelheid harddrugs en een gevangenisstraf van acht maanden voor het verkopen en afleveren van gebruikers-hoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende drie tot zes maanden met enige regelmaat. Voor het rijden onder invloed van twee verschillende soorten drugs geldt als uitgangspunt een taakstraf van 40 uren en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin ook rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor handel in harddrugs.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het advies van de reclassering. De rechtbank leidt uit het advies af dat verdachte kennelijk diep in het criminele netwerk verankerd zit. Verdachte is verschillende malen veroordeeld tot deels voorwaardelijke straffen met toezicht en aanvullende bijzondere voorwaarden, maar het is nooit gelukt bij hem een blijvende gedragsverandering te bewerkstelligen. Het toezicht van de reclassering dat inmiddels zo’n 12 jaar loopt en het volgen van diverse behandelingen hebben herhaling niet kunnen voorkomen. Taakstraffen hebben ook geen positief effect gehad op recidivemindering. In geval van een bewezenverklaring wordt een gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van
9 maanden passend en geboden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan is gevorderd door de officier van justitie, omdat de rechtbank verdachte deels vrijspreekt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 7 juni 2019 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank NoordNederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 22 juni 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 25 april 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu veroordeelde de onder parketnummer 18-021211-22 bewezen verklaarde feiten 1 en 3 en het onder parketnummer 96-047117-22 bewezenverklaarde heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
Inbeslaggenomen goederenparketnummer 18-021211-22 De rechtbank acht het inbeslaggenomen geldbedrag van € 200,00 vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit geldbedrag met betrekking tot het onder 1. bewezen verklaarde is verkregen en toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18-021211-22 onder 2 en in de zaak met parketnummer 96-121411-22 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-021211-22 onder 1 en 3 en het in de zaak met parketnummer 96-047117-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 9 maanden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.730038-19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 7 juni 2019, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Verklaard verbeurd:

In de zaak met parketnummer 18-021211-22, feit 1:
- een geldbedrag van € 200,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2022