Doel.
Artikel 2.
De stichting heeft ten doel jaarlijks op één maart, en indien deze dag valt op een zondag of algemene Christelijk erkende feestdag de daarop volgende werkdag, het na te noemen jaarlijks netto inkomen uit het vermogen der stichting over het voorafgaande kalenderjaar uit te keren en wel ieder één/vierde gedeelte, aan:
[belanghebbenden]
.
[…]
Rekening en Verantwoording.
Artikel 5.
a. De regenten zijn verplicht de goederen van de stichting als goede huisvaders te beheren en ieder jaar voor één maart rekening en verantwoording over het vorige kalenderjaar af te leggen aan de Arrondissements-Rechtbank te Leeuwarden, desgevraagd onder overlegging van de nodige bescheiden.
Bij gebreke van het behoorlijk doen van bedoelde rekening en verantwoording binnen de bepaalde tijd en bij gebreke van het behoorlijk nakomen door het College van Regenten of één of sommige regenten van de op hen rustende verplichting is de Arrondissements-Rechtbank voornoemd bevoegd rekening en verantwoording te vorderen en/of afzetting van het College van Regenten of één of sommige der regenten en een ander in zijn of hunne plaatsen te benoemen.
b. Van de jaarlijkse opbrengst der bezittingen van de stichting, dat is de bruto-opbrengst verminderd met alle lasten en kosten, zijn de Regenten verplicht jaarlijks tien procent te reserveren, op solide wijze te beleggen en bij het vermogen der Stichting te voegen, zulks met het uiteindelijke doel de uitkeringen aan genoemde instellingen te verhogen.
c. Het verkregen netto inkomen wordt ieder jaar verdeeld onder [belanghebbenden] vermeld bij artikel 2, terwijl de uitkering voor de eerste maal moet geschieden op één maart negentienhonderd negen en zeventig (netto inkomen over het kalenderjaar negentienhonderd acht en zeventig).
d. De Regenten genieten ieder een beloning van één procent van het bruto jaarlijks inkomen der stichting, met een minimum van éénhonderd vijftig gulden per jaar (f. 150,--), onverminderd de door hen te maken onkosten.