In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 15 september 2022, heeft de meervoudige kamer geoordeeld over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag van beide ouders over de minderjarige [Kind 1] te beëindigen. De rechtbank heeft het gezag van de moeder beëindigd, maar het gezag van de vader in stand gelaten. De zaak betreft [Kind 1], geboren op 10 december 2015, die sinds januari 2020 bij pleegouders woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [Kind 1] te dragen, terwijl de vader, met de juiste ondersteuning, in staat is om zijn gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft daarbij de rapportages van de Raad en de gecertificeerde instelling in overweging genomen, evenals de mondelinge behandeling waarin beide ouders en betrokkenen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van het gezag van de moeder noodzakelijk is in het belang van [Kind 1], terwijl het gezag van de vader kan blijven bestaan, mits hij de benodigde hulpverlening blijft accepteren en benut.