ECLI:NL:RBNNE:2022:3295

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
18/252991-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid van bestuurder van tractor

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 oktober 2019 betrokken was bij een verkeersongeval te Hoogersmilde. De verdachte, bestuurder van een tractor, heeft zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat hij een aanrijding heeft veroorzaakt met een personenauto, bestuurd door het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat het verkeersgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig was, vooral omdat hij langdurig gebruik maakte van zijn mobiele telefoon tijdens het rijden. Dit leidde tot een botsing met een stilstaande auto voor een verkeerslicht, waarbij het slachtoffer letsel opliep dat resulteerde in tijdelijke ziekte en verhindering in de normale bezigheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 750 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook overwogen dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft geleid tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/252991-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

13 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2019, te Hoogersmilde, althans in de gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een tractor, merk: Fendt, daarmede rijdende over de weg N371 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, genoemd motorrijtuig te besturen, terwijl verdachte langdurig, althans geruime tijd, telefonisch in gesprek was, althans gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, en/of
(vervolgens) bij nadering van (een) verkeerslicht(en), dat/die op genoemde weg was/waren geplaatst in verband met wegwerkzaamheden en/of die in de voor hem, verdachte bestemde rijrichting rood licht uitstraalden, zijn motorrijtuig niet (tijdig) tot stilstand heeft gebracht, tengevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan met een personenauto, bestuurd door [slachtoffer], die haar voertuig had afgeremd en/of tot stilstand had gebracht voor de/het verkeerslicht(en), waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten inwendige kneuzingen en/of longembolie en/of whiplash, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Hoogersmilde, althans in de gemeente Midden-Drenthe als bestuurder van een voertuig (tractor, merk: Fendt), daarmee rijdende op de weg, N371, genoemd voertuig heeft bestuurd, terwijl verdachte langdurig, althans geruime tijd, telefonisch in gesprek was, althans gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, en/of
(vervolgens) bij nadering van (een) verkeerslicht(en), dat/die op genoemde weg was/waren geplaatst in verband met wegwerkzaamheden en/of die in de voor hem, verdachte bestemde rijrichting rood licht uitstraalden, zijn motorrijtuig niet (tijdig) tot stilstand heeft gebracht, waardoor een aanrijding is ontstaan met een personenauto, bestuurd door [slachtoffer], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat op basis van de geneeskundige verklaring over het letsel van het slachtoffer niet kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Wel kan op basis van voornoemde verklaring worden vastgesteld dat sprake is van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld of verdachte daadwerkelijk 10 minuten in gesprek is geweest met [naam 1]. Dit is ook niet aannemelijk aangezien het voertuig enkel bedient kan worden middels een joystick. Het telefoongesprek van 2 seconden met [naam 2] heeft naar alle waarschijnlijkheid kort voor het ongeval plaatsgevonden. Dit moment van onoplettendheid is niet voldoende om te spreken van aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
In de tweede plaats heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, zoals ook door de officier van justitie is gesteld, het letsel van het slachtoffer niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast is geen sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. In de geneeskundige verklaring staat dat het slachtoffer pijn en kneuzingen heeft ten gevolge van het ongeval, maar dat er geen behandeling is verricht. Het slachtoffer is verwezen naar revalidatie, fysiotherapie en orthopedie. Hoe de revalidatie is gegaan en hoe lang het herstel heeft geduurd, volgt niet uit het dossier. Gelet op het voorgaande ontbreekt het wettig bewijs voor bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Het dossier bevat volgens de raadsvrouw voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van artikel 5 WVW te komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 30 augustus 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik reed op 3 oktober 2019 in de tractor over de N371 in de richting van Assen. Ter hoogte van Smilde ben ik tegen het voertuig voor mij gebotst. Ik was niet op de hoogte van de wegwerkzaamheden en heb de verkeersborden ter plaatse ook niet gezien.
2. Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, nummer 03.10.2019.13.35.2169, d.d. 18 oktober 2019, inhoudende als relatering van verbalisant:
2.2.2
Tijdelijke verkeersmaatregelen
Op afstand van naar schatting 300 meter voor de verkeersregelinstallatie (hierna: VRI), gezien vanuit de rijrichting van de trekker, waren aan beide zijde van de rijbaan attentieborden geplaatst alsmede borden overeenkomstig model F1 (inhaalverbod). Op een afstand van naar schatting 200 meter voor de VRI waren aan beide zijde van de rijbaan borden geplaatst overeenkomstig de modellen F1 en J32 (verkeerslichten). Op een afstand van naar schatting 75 meter voor de VRI waren aan beide zijde van de rijbaan borden geplaatst overeenkomstig de modellen A1 (opschrift 50) en J16 (werk in uitvoering).
(…)
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
De bestuurder van de trekker reed over de Floofdweg [
de rechtbank leest: Hoofdweg] te Smilde (Provinciale weg N371) en merkte twee stilstaande personenauto’s voor hem niet, dan wel te laat, op. Deze twee personenauto’s, de Citroën en de Ford stonden voor het rode verkeerslicht stil, dan wel nagenoeg stil, op de gezien hun rijrichting rechter rijstrook. De bestuurder van de trekker kwam met de voorzijde van de trekker in botsing met de achterzijde van de Ford. De voorzijde van de hefinrichting kwam in botsing met de rugleuning van de achterbank van de Ford. Als gevolg van deze botsing werd de Ford met kracht in voorwaartse richting weggezet. Tijdens de botsing ontstond een relatief diep krasspoor in het wegdek vrijwel zeker veroorzaakt door het linker achterwiel van de Ford. Tijdens het wegzetten kwam de rechter voorzijde van de Ford in botsing met de linker achterzijde van de Citroën, die op de rechter rijstrook stilstond, dan wel nagenoeg stil stond, voor de Ford. De Ford kwam uiteindelijk tot stilstand op de linker rijstrook. De Citroën werd als gevolg van de botsing met de Ford iets in voorwaartse richting weggezet. Als gevolg van deze botsingen liep de bestuurster van de Ford (zwaar) lichamelijk letsel op. Het aangetroffen remspoor, veroorzaakt door het rechter voorwiel van de trekker, ving aan voorbij de botsplaats. Hieruit kon blijken dat de bestuurder pas op het moment van de botsing of zeer kort daarvoor een noodremming heeft ingezet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 oktober 2019, opgenomen op pagina 90 e.v. van het dossier PL0100-2019263513 d.d. 4 juni 2020, inhoudend de verklaring van [naam 3]:
Op 3 oktober ben ik omstreeks 12.45 uur van huis vertrokken in mijn auto, een Opel Corsa kleur grijs, om mijn vriendin te halen in Assen. Ik ben woonachtig in Hoogersmilde en reed langs de vaart in de richting van Assen. Op die Provinciale weg de N371 kwam ik achter een landbouwtractor te rijden. (…) Ik denk dat die tractor met een snelheid van ongeveer
60 kilometer per uur in de richting van Assen reed. (...) Ik zag meteen toen ik ter hoogte van de Rijksweg N381 achter die tractor kwam te rijden dat de bestuurder van die tractor zijn mobiele telefoon in zijn rechterhand tegen zijn rechteroor hield. Hij was dus de gehele route vanaf Hoogersmilde tot aan de wegwerkzaamheden aan het telefoneren. Gekomen even voor de wegwerkzaamheden zag ik tegemoetkomend verkeer naderen. Hieruit maakte ik op dat wij, ik bedoel het verkeer in de richting van Assen, rood licht hadden bij die wegwerkzaamheden. Op dat moment reden er ook auto's voor die tractor in de richting van die wegwerkzaamheden. Daar die tractor een behoorlijke vaart had en de bestuurder aan het bellen was ontstond bij mij het idee dat hij kennelijk niet wist dat hij wegwerkzaamheden naderde. Ik zag ook dat de bestuurder van die tractor al bellende, de waarschuwingsborden voor die wegwerkzaamheden met een behoorlijke vaart voorbij reed. In verband hiermee en de vraag of dit allemaal wel goed zou gaan minderde ik tijdig vaart en naam meer afstand van die tractor.(...) Ik zag dat de auto die voor die tractor reed afremde voor de wegwerkzaamheden. Ik zag de remlichten van die auto oplichten. Ik kon vanaf die afstand het verkeerslicht bij die wegwerkzaamheden nog niet zien maar zoals gezegd ging ik er in verband met het tegemoetkomende verkeer vanuit dat het voor het verkeer in de richting Assen op rood stond. (...) Ik zag dat er een aanrijding ontstond tussen die tractor en de voor hem rijdende personenauto. De tractor reed, zonder te remmen, met zijn voorzijde tegen de achterzijde van die personenauto.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 4]:
(…) Toen die tractor mij passeerde zag ik dat de bestuurder van die tractor zat te bellen. (...) Toen die langzamere tractor voor ons weg was trok de tractor waarvan de bestuurder aan het bellen was op om zijn snelheid te verhogen. Ik denk dat die tractor toen zijn snelheid verhoogde naar ongeveer 60 kilometer per uur. De 2 a 3 auto's die voor mij reden sloegen allen ter hoogte van Smilde af waardoor ik in Smilde ter hoogte van het winkelcentrum direct achter die tractor kwam te rijden. Mijn ergernispeil was inmiddels flink omhoog geschoten want ik zag dat de bestuurder nog altijd aan het telefoneren was. Volgens mij werd het ene gesprek beëindigd en meteen weer een nieuw gesprek begonnen. De snelheid bedroeg nog altijd om en nabij 60 kilometer per uur. Gekomen na het winkelcentrum zag ik dat ik borden passeerde waarop aangegeven stond dat er een wegversmalling nadere. Ik zag toen in de verte, voorbij die tractor, verkeerslichten. (...) Het verkeerslicht in mijn richting brandde rood. Ik had hiervoor al voldoende afstand tot die tractor genomen omdat ik mij niet prettig voelde. Die tractor reed naar mijn beleving veel te snel om op verkeerssituaties in te kunnen spelen. Ik kon niet zien dat er verkeer stilstond voor het verkeerslicht dat ik in de verte had gezien. (…) Zonder te remmen reed die tractor op de achterzijde van een stilstaande auto. Ik kon niet zien wat voor auto maar ik zal wel brokstukken van een auto wegvliegen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie d.d. 10 december 2019 (inclusief bijlagen), opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Te zien is dat er om na 12:00 uur twee inkomende en vervolgens twee uitgaande contacten zijn geweest. Het uitgaande contact om 12:46:42 uur naar telefoonnummer [telefoonnummer] heeft
653 seconden geduurd en is gestart via KPN cellID [nummer] geplaats aan
DE EIKENHORST 5, 9785NP GEEUWENBRUG, met dien verstande dat het toestel zich ten
Noordoosten van deze mast bevond (zie afbeelding). Het gesprek is beëindigd om 12:57:35 uur. Het nummer [telefoonnummer] is volgens de politiesystemen in gebruik bij:[naam 1]. Om 12:58:29 uur werd een uitgaand contact geregistreerd naar telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit gesprek heeft slechts 2 seconden geduurd en werd gestart via KPN cellID [nummer], geplaatst aan de WA SCHOLTENWEG 7 te SMILDE, met dien verstande dat het toestel zich ten noordoosten van deze mast moet hebben bevonden (zie afbeelding). Het telefoonnummer [telefoonnummer] is volgens bedrijfsprocessenssysteem in gebruik bij: [naam 2].
6. Een geneeskundige verklaring, op 26 juni 2020 opgemaakt en ondertekend door
I.F. Donse, arts, voor zover inhoudend als zijn/haar geneeskundige verklaring (pagina 2 van het aanvullend dossier):
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Omschrijving van het letsel:
Pijn in de nek, linker schouder, borstbeen en bovenbeen.
Ervaart veel pijn door diverse kneuzingen, is verwezen naar revalidatie, fysiotherapie en orthopedie. Neuroloog zal nog eens naar haar nekklachten kijken.
Het beloop werd gecompliceerd door longembolie, door immobilisatie (te weinig beweging) na het ongeval. Dit heeft een langdurig beloop.
In verband met de voorgeschiedenis en psychische problematiek zal het overige letsel ook moeizaam en langdurig zijn.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
De rechtbank zal de vraag moeten beantwoorden of verdachte zodanig heeft gehandeld dat hij aanmerkelijke schuld heeft aan het ontstaan van het verkeersongeval. De beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft aan het ongeval staat los van de gevolgen die het ongeval heeft gehad.
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheden en dus van schuld in de zin artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad volstaat een enkel moment van onoplettendheid niet voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 WVW en dient in dergelijke gevallen sprake te zijn van bijkomende omstandigheden waaruit kan blijken dat verdachte tenminste aanmerkelijk tekort is geschoten in hetgeen van hem als verkeersdeelnemer in het
individuele concrete geval mocht worden verwacht (vgl. het arrest van 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte als bestuurder van zijn tractor op
3 oktober 2019 over de N371 richting Assen reed. Uit het proces-verbaal
VerkeersOngevallenAnalyse volgt dat op die N371 wegwerkzaamheden werden uitgevoerd. Nu sprake was van een wegversmalling werd de verkeerssituatie ter plekke geregeld met verkeerslichten. Op een afstand van 300 meter, 200 meter en 75 meter van die verkeerslichten zijn diverse verkeersborden geplaatst, waaronder het bord dat er sprake was van werk in uitvoering. Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting aangegeven dat hij niet op de hoogte was van deze wegwerkzaamheden en de verkeersborden ter plaatse ook niet heeft gezien.
Op het moment dat verdachte de wegwerkzaamheden tegemoet reed, stonden er al twee personenauto’s, te weten een Citroën en een Ford voor het rode verkeerslicht stil. Verdachte heeft deze twee stilstaande auto’s niet (tijdig) opgemerkt, waardoor de voorzijde van de tractor in botsing kwam met de achterzijde van de Ford. Als gevolg van deze botsing werd de Ford met kracht in voorwaartse richting weggezet. Hierdoor kwam de rechter voorzijde van de Ford in botsing met de linker achterzijde van de Citroën. De Ford kwam uiteindelijk tot stilstand op de linker rijstrook. De bestuurster van de Ford, mevrouw [slachtoffer] (hierna: slachtoffer), heeft door dit ongeval letsel opgelopen.
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij ter hoogte van de Rijksweg N381 achter de tractor van verdachte kwam te rijden en dat zij zag dat de bestuurder van de tractor (naar later bleek: verdachte) zijn mobiele telefoon in zijn rechterhand tegen zijn rechteroor hield. Zij heeft samengevat- verklaard dat zij zag dat de bestuurder van de tractor de gehele route vanaf Hoogersmilde tot aan de wegwerkzaamheden aan het telefoneren was. Ook getuige [naam 4] heeft verklaard dat zij de bestuurder van de tractor vanaf de t-splitsing met de N371 bij de Drentse Hoofdvaart heeft zien bellen en ter hoogte van het winkelcentrum in Smilde nog steeds of opnieuw aan het bellen was. Uit de historische gegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij een uitgaand gesprek heeft gehad met [naam 1], gestart op 12:46:42 en dat dit gesprek meer dan 10 minuten heeft geduurd. Ongeveer een minuut later, om 12:58:29, werd weer een uitgaand gesprek geregistreerd met het telefoonnummer van [naam 2]. Dit gesprek heeft slechts 2 seconden geduurd.
Hoewel op basis van alleen de historische gegevens van de telefoon van verdachte het niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat en hoelang verdachte daadwerkelijk in gesprek is geweest met [naam 1], staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast dat verdachte op meerdere momenten onvoldoende oog heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie. Hij heeft op drie verschillende momenten verkeersborden over het hoofd gezien en uit de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte ook niet zijn snelheid heeft geminderd toen hij het verkeerslicht naderde. Bovendien hebben meerdere getuigen verdachte zien rijden met een telefoon aan zijn oor ook kort voor het ongeval. Door niet (tijdig) te remmen is verdachte vervolgens met volle vaart tegen het voertuig van het slachtoffer gebotst. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van meer dan slechts een kort moment van onoplettendheid van verdachte. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden.
Blijkens de geneeskundige verklaring heeft het slachtoffer als gevolg van de botsing letsel opgelopen, bestaande uit diverse kneuzingen. Daarnaast heeft zij vanwege immobilisatie na het ongeval een longembolie opgelopen wat het beloop verder heeft gecompliceerd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, voorgelezen ter terechtzitting, blijkt dat het slachtoffer een aantal maanden in een verpleeghuis heeft verbleven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat voor het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2019, in de gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een tractor, merk: Fendt, daarmede rijdende over de weg N371 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, genoemd motorrijtuig te besturen, terwijl verdachte geruime tijd gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, en vervolgens bij nadering van een verkeerslicht, dat op genoemde weg was geplaatst in verband met wegwerkzaamheden en die in de voor hem, verdachte bestemde rijrichting rood licht uitstraalde, zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht, tengevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan met een personenauto, bestuurd door [slachtoffer], die haar voertuig tot stilstand had gebracht voor het verkeerslicht, waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primairovertreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 90 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar. Bij het formuleren van zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop.
Standpunt van de verdediging
In de eerste plaats heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een taakstraf, gelet op de rol van verdachte en het tijdsverloop, buitenproportioneel is.
In de tweede plaats heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een ontzegging van de rijbevoegdheid geen toegevoegde waarde heeft, nu er -mede gelet op het tijdsverloop en verdachte zijn documentatie- geen enkele aanleiding meer is om de verkeersveiligheid te waarborgen. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte hooguit een voorwaardelijke geldboete op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 1 juli 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een voertuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden, op de manier zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven, waardoor hij een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. Door dit ongeval heeft het slachtoffer zodanig letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het kader van de persoonlijke omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij de strafmaatbepaling acht geslagen op de zogenoemde ‘LOVS oriëntatiepunten’, die zijn vastgesteld aan de hand van wat in vergelijkbare gevallen aan straffen plegen te worden opgelegd. Daarin wordt bij verkeersongevallen die te wijten zijn aan
“aanmerkelijke” verkeersfouten, waarbij lichamelijk letsel is waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van werk of bezigheden is ontstaan, als uitgangspunt een geldboete van
€ 1.000,- alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden gesteld.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) tot een berechting moet komen. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 28 mei 2020 met het eerste verhoor van verdachte. Vanaf die datum heeft verdachte in redelijkheid de verwachting kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou gaan instellen. Bij uitspraak van dit vonnis is de redelijke termijn met meer dan drie maanden overschreden. De rechtbank zal dit in het voordeel van verdachte verdisconteren door aan hem geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, maar een geheel voorwaardelijke ontzetting daarvan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 750,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden is. De rechtbank legt een lagere boete op dan door de officier van justitie is geëist, nu zij van oordeel is dat met deze straf voldoende rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en ook passender acht bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 750,00(zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. L.B. Bartels-van Goor, rechters, bijgestaan door mr. L. Ugurlu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2022.