Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
€ 2.765.
Overwegingen
“Als u het niet eens bent met mijn voornemen
Bent u het niet eens met mijn voornemen om u deze naheffingsaanslag op te leggen? Dan kunt u hierop binnen drie weken na dagtekening van deze kennisgeving reageren. Wanneer ik van u geen reactie heb ontvangen, zal ik de naheffingsaanslag BPM zoals hiervoor vermeld opleggen.
Meer informatie
Hebt u nog vragen? Belt u mij dan op [telefoonnummer] .
[gemachtigde verweerder] ,
€ 22.017,50 inclusief omzetbelasting. Van dit bedrag ziet ongeveer € 18.000 op de hiervoor genoemde posten die te maken hebben met de schade van de motor.
Der Kunde hat bemängelt, dass sein Fahrzeug ( [VIN] ) nicht startet. Daraufhin haben wir den Fehlerspeicher ausgelesen und folgende Meldung bekommen.
Bovenstaand voertuig met VIN: [VIN] , is aangeboden voor inschrijving met defecte motor. De motor is gelabeld(labelnm: [labelnummer] ) bij inschrijving door de RDW. 4 april is het voertuig aangeboden en het label verwijderd. Motorblok is gerepareerd en niet vervangen.”
opmaken van het rapporten niet om de datum van
fysieke opname door de taxateur. De rechtbank ziet ook dat de fysieke opname van de auto heeft plaatsgevonden op 23 februari 2019, zodat het taxatierapport materieel wel ouder is dan een maand. De rechtbank vindt echter dat deze geringe overschrijding van de termijn van een maand niet betekent dat het taxatierapport van eiser zijn waarde verliest.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.000;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.056.
mr. M.A. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2022.