In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om schadevergoeding voor aardbevingsschade aan zijn woning. De aanvraag was door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) afgewezen met een besluit van 13 november 2020, en het IMG bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het IMG.
De rechtbank stelt vast dat het beroep ontvankelijk is, omdat het IMG geen bewijs heeft overgelegd dat het besluit op of omstreeks 3 november 2021 is verzonden. De rechtbank concludeert dat het beroep binnen de wettelijke termijn is ingesteld. Vervolgens beoordeelt de rechtbank de argumenten van eiser, waarbij het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Dit bewijsvermoeden houdt in dat schade aan gebouwen die redelijkerwijs veroorzaakt kan zijn door bodembeweging als gevolg van gaswinning, vermoed wordt te zijn veroorzaakt door die gaswinning.
De rechtbank overweegt dat het IMG het bewijsvermoeden heeft weerlegd door middel van deskundigenrapporten die aantonen dat de schade niet het gevolg is van mijnbouwactiviteiten. Eiser betwist de conclusies van de deskundigen en stelt dat de schade veroorzaakt is door andere factoren, maar de rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende concrete aanknopingspunten heeft aangedragen om aan de adviezen van de deskundigen te twijfelen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de schadevergoeding in stand blijft.