Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.de vennootschap onder firma Kappersmagazijn,
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling van het geschil
€ 1.245,00(2.5 punten x tarief € 498,00)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 16 augustus 2022, gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als '[eiser]', en een vennootschap onder firma, 'Kappersmagazijn', met betrekking tot huurbetalingen en onvoorziene omstandigheden als gevolg van de coronapandemie. De kantonrechter heeft zich gebogen over de vraag of de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid vormen die de huurovereenkomst zou kunnen aanpassen op basis van artikel 6:258 BW. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat een huurder die afhankelijk is van publiek, en door overheidsmaatregelen zijn bedrijfsruimte niet kan exploiteren, recht kan hebben op huurprijsvermindering. In dit geval oordeelt de kantonrechter echter dat de situatie van Kappersmagazijn niet voldoet aan de voorwaarden voor onvoorziene omstandigheden, omdat het een groothandel betreft die niet afhankelijk is van de komst van publiek in het gehuurde. De kantonrechter wijst de vorderingen van Kappersmagazijn af en kent de huurachterstand van € 20.560,27 toe aan de eiser. Daarnaast wordt Kappersmagazijn veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter verleent Kappersmagazijn een termijn om aan de betalingsverplichtingen te voldoen om ontruiming te voorkomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij het toepassen van huurrechtelijke bepalingen in tijden van crisis.