1.5.Bij brief van 10 maart 2022 heeft Bartels onder verwijzing naar de stukken in het dossier aangegeven dat een machtiging al in het bezit is van de rechtbank.
Ambtshalve omtrent de bevoegdheid van Bartels om namens eiseres beroep in te stellen
2. Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil, ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of Bartels gemachtigd was namens eiseres beroep in te stellen.
3. Ingevolge artikel 26a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan – voor zover hier relevant – beroep worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd.
4. Ingevolge artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kunnen partijen zich laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. De rechtbank kan, indien beroep is ingesteld, krachtens artikel 8:24, tweede en derde lid, van de Awb van de gemachtigde, niet zijnde een advocaat, een schriftelijke machtiging verlangen.
5. Ingevolge artikel 6:5, lid 1, aanhef en letter a, Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het bezwaar- of beroepschrift ondertekend en bevat het – voor zover hier van belang – ten minste de naam en het adres van de indiener. Daarbij wordt met ‘indiener’ bedoeld degene die voor zichzelf beroep instelt of degene namens wie beroep wordt ingesteld.
6. Ondertekening van het beroepschrift dient als bewijs dat het geschrift door of namens de indiener is opgesteld. Is het beroepschrift niet door de indiener zelf (mede)ondertekend maar slechts door degene die bij het beroepschrift stelt daartoe te zijn gemachtigd, dan is daarmee dit bewijs niet geleverd indien bij dat beroepschrift geen schriftelijke machtiging wordt overgelegd. In zoverre kleeft dan aan het beroepschrift een gebrek.
7. Op grond van artikel 6:6 Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Het ontbreken van een schriftelijke machtiging is als een zodanig verzuim aan te merken.
8. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Bartels namens eiseres gerechtigd is om beroep in te stellen. De rechtbank overweegt daartoe dat de machtiging die Bartels heeft overgelegd betrekking heeft op [naam bv 4] en door haar gecontroleerde rechtspersonen. Uit het door verweerder overgelegde uittreksel van de KvK blijkt dat [eiseres 1] een handelsnaam is van [naam bv 5] Het dossier bevat geen stukken waaruit blijkt dat [naam bv 7] een door [naam bv 7] gecontroleerde rechtspersoon is. De door Bartels overgelegde machtiging kan daarom niet als bewijs dienen dat Bartels gemachtigd is namens eiseres beroep in te stellen. Ook uit de overige door Bartels overgelegde stukken, waaronder een email met daarin een overzicht van kennelijk door [eiseres 2] aan Bartels verrichte betalingen, blijkt niet dat eiseres Bartels heeft gemachtigd om namens haar beroep in te stellen.
9. Nu Bartels niet op herhaald verzoek van de rechtbank (tijdig) een toereikende schriftelijke machtiging heeft overgelegd, verklaart de rechtbank het beroep met toepassing van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb niet-ontvankelijk.
Immateriële schadevergoeding
10. Bartels heeft namens eiseres verzocht om immateriële schadevergoeding (ISV) wegens overschrijding van de redelijke termijn.
11. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit geval een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting achterwege blijven.De rechtbank overweegt daartoe dat in dit geval redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat Bartels niet gerechtigd was om – namens eiseres – beroep in te stellen. Indien in een dergelijk geval degene die niet gerechtigd is een rechtsmiddel aan te wenden toch dat rechtsmiddel aanwendt, bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de lange duur van de procedure spanning en frustratie bij diegene heeft veroorzaakt. In zo’n geval behoeft de rechter, vanwege het ontbreken van zodanige spanning en frustratie, ook niet vast te stellen of de redelijke termijn is overschreden.De rechtbank wijst het verzoek om ISV daarom af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.