In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 23 augustus 2022, staat de herplantplicht van eiser centraal. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die door de Gedeputeerde Staten van de Provincie Drenthe was opgelegd. Deze last hield in dat eiser voor 1 april 2021 moest overgaan tot herplant van kadastrale percelen S109, S110 en F3050, anders zou hij een dwangsom verbeuren. Eiser betwistte de overtreding en stelde dat de gevelde houtopstanden tijdelijk bos waren, waardoor de herplantplicht niet van toepassing zou zijn. De rechtbank oordeelde dat eiser niet was vrijgesteld van de herplantplicht, omdat er geen bewijs was dat de vrijstelling was verleend. De rechtbank concludeerde dat de last onder dwangsom onduidelijk was geformuleerd, waardoor eiser niet voldoende wist wat er van hem verwacht werd om aan de last te voldoen. De rechtbank vernietigde de primaire besluiten en oordeelde dat de dwangsommen onevenredig waren. Eiser kreeg een vergoeding voor proceskosten en het griffierecht werd door verweerder vergoed.