ECLI:NL:RBNNE:2022:2908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
LEE 22/2610
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van verkeersbesluit voor bouwverkeer in Ter Apel wegens motiveringsgebreken

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 17 augustus 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, bewoners nabij de Zwattenwal in Ter Apel, hebben bezwaar gemaakt tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde, dat op 16 juni 2022 is genomen. Dit besluit betreft de geslotenverklaring voor bouwverkeer in verband met de afvoer van zand voor de nieuwbouwwijk De Runde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 augustus 2022 behandeld en komt tot de conclusie dat het verkeersbesluit geschorst moet worden. De rechter oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond hoe de motiveringsgebreken in het besluit hersteld kunnen worden en waarom de gekozen route voor het bouwverkeer niet kan worden vervangen door een alternatieve route die niet langs de woningen van verzoekers loopt.

De voorzieningenrechter wijst erop dat de motivering van het verkeersbesluit niet voldoet aan de eisen van de Wegenverkeerswet en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. Er is onvoldoende duidelijkheid over de milieugevolgen van het besluit en de gevolgen voor de begaanbaarheid van de Zwattenwal. Verzoekers hebben betoogd dat de afvoer van zand beter kan plaatsvinden via verharde wegen, wat minder overlast en schade zou veroorzaken. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de verzoekers niet voldoende zijn afgewogen en dat de motiveringsgebreken niet zijn hersteld. Daarom schorst hij het besluit en bepaalt dat verweerder het griffierecht en proceskosten aan verzoekers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2610

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2022 in de zaak tussen

[namen] , uit [woonplaats] , verzoekers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde(verweerder)
(gemachtigden: A. Kuiper en K. Bogaerts).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het verkeersbesluit van verweerder van 16 juni 2022.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Het verkeersbesluit betreft de geslotenverklaring voor bouwverkeer behorend bij de bouw van de nieuwbouwwijk De Runde te Ter Apel. Besloten wordt tot plaatsing, gedurende anderhalf jaar, op elf locaties van het bord C7 (verboden voor vrachtwagens) met als onderschrift ‘Bouwverkeer de Runde’.
2.2
Met het besluit wordt beoogd dat het bouwverkeer een door verweerder wenselijk geachte aan- en afvoerroute volgt. Zoals ter zitting is besproken, gaat het dan onder meer om de afvoer van 100.000 m³ zand die afgegraven zal worden ten zuiden/zuidwesten van de wijk De Runde in de huidige vorm. De beoogde afvoerroute loopt vervolgens in zuidwestelijke richting over de Zwattenwal (een onverhard pad), gaat vervolgens naar links de Moersloot op en vervolgens naar rechts de Zanddijk op.
2.3
Verzoekers wonen op het [adres] dat op geringe afstand van de Zwattenwal is gelegen.
2.4
Verzoekers betogen dat het zand beter afgevoerd kan worden via een zuidoostelijke route die niet langs hun huis loopt. De vrachtwagens zouden dan de Oosterkade (zuidoostzijde) kunnen volgen, het Ter Apelkanaal kunnen oversteken en vervolgens via bijvoorbeeld de Hanetangerweg naar elders kunnen rijden. Deze route gaat dan volledig over verharde wegen.
3. In het verzoekschrift hebben verzoekers naar voren gebracht dat in het werkplan van de ontgronding is opgenomen dat hun huis geschouwd zou worden, maar dat dit tot op heden niet is gebeurd. De gemachtigden van verweerder hebben ter zitting desgevraagd opgemerkt dat zij erop toezien dat de betrokken aannemer vóór de aanvang van de transporten een nulmeting zal laten verrichten.
4. De hieronder te noemen wetgeving en jurisprudentie is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1
Artikel 2 van de Wegenverkeerswet (Wvw) bepaalt dat het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit onder meer rekening moet houden met het in stand houden van de weg, met het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg en met de milieugevolgen van het besluit. Artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) bepaalt dat het bestuursorgaan kenbaar motiveert hoe de betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
4.2
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het bestuursorgaan beoordelingsruimte bij de uitleg van de begrippen van artikel 2 van de Wvw en beleidsruimte bij de afweging van de betrokken belangen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van genoemde beoordelingsruimte en of de voor sommigen nadelige gevolgen niet onevenredig zijn in verhouding met het doel dat beoogd wordt met het verkeersbesluit.
5.1
Ter zitting is besproken dat in het verkeersbesluit meerdere aspecten aan de orde komen, maar dat de in 3.1 genoemde belangen niet expliciet besproken worden. Niet in geschil is dat bij de heroverweging op bezwaar de motivering van het verkeersbesluit aangevuld dient te worden om te voldoen aan de vereisten van artikel 21 van het BABW en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.2
De voorzieningenrechter overweegt dat de vraag in hoeverre de motiveringsgebreken in het nog te nemen besluit op bezwaar hersteld kunnen worden, bepalend is voor de vraag of er een voorziening getroffen moet worden. Als aannemelijk is dat de motivering afdoende aangevuld kan worden, is er geen aanleiding om het primaire besluit te schorsen. Als dat niet aannemelijk wordt in deze procedure, dan kan een schorsing aangewezen zijn.
6.1
In deze zaak heeft verweerder geen verweerschrift met een uitgebreid schriftelijk betoog ingediend. Ter zitting hebben de gemachtigden van verweerder desgevraagd mondeling toegelicht hoe zij het herstel van de motiveringsgebreken voor zich zien.
6.2.1
Verzoekers hebben aangevoerd dat de Zwattenwal, een onverhard pad van vier meter breed zonder bermen, ernstig beschadigd zal raken door het bouwverkeer en dat het de vraag is het pad met een personenauto bruikbaar blijft.
6.2.2
Verweerder heeft hierover opgemerkt dat de gemeente een zorgplicht heeft voor de instandhouding van de weg en dat er daarom gezorgd zal worden dat het pad begaanbaar blijft. Hiertoe zal onder meer gebruik worden gemaakt van rijplaten.
6.2.3
De voorzieningenrechter overweegt dat de toelichting van verweerder algemeen is en dat nog niet duidelijk is geworden hoe de begaanbaarheid van het pad specifiek wordt gewaarborgd.
6.3.1
Over de milieugevolgen hebben verzoekers naar voren gebracht dat in het verkeersbesluit een onderbouwing ontbreekt van de gevolgen voor flora en fauna in vooral de bermen van het pad. Er is geen actueel onderzoek gedaan naar geluid en andere emissies waaronder fijnstof, stikstof, trillingsnormen bouwverkeer, lichtoverlast et cetera. Er komen nu veel bijzondere en beschermde vogelsoorten voor in de omgeving van het pad.
6.3.2
Verweerder heeft erkend dat de milieugevolgen in het verkeersbesluit niet aan de orde zijn gekomen en heeft aangegeven dat dit alsnog in het besluit op bezwaar zal gebeuren. Het betreft in zijn ogen belangen die meer spelen in het kader van de Wet natuurbescherming dan in het kader van de Wvw. De vervoersbewegingen zullen hoe dan plaats moeten vinden en zijn onvermijdelijk gezien het nieuwbouwproject. In de bestemmingsplanprocedure is gekeken naar de milieueffecten.
6.3.3
De voorzieningenrechter overweegt dat de milieueffecten van de nieuwbouw reeds voorlagen bij de totstandkoming van het bestemmingsplan en het verlenen van de omgevingsvergunning. Dit omvat ook de voor de nieuwbouw benodigde aan- en afvoer. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de totale milieubelasting hiermee in kaart is gebracht. Dit sluit echter niet dat de gevolgen voor het milieu bij het gebruik van de ene route groter zijn dan bij het gebruik van een andere route. Hoe dat in deze zaak uit zou vallen, is nu nog ongewis.
6.4.1
Verzoekers betogen dat bij keuze voor de route over de Oosterkade (zie 2.4) geen schade aan onverharde of halfverharde wegen zal ontstaan, dat de milieugevolgen geringer zijn en dat het niet voor meer mensen overlast zal veroorzaken dan bij de door verweerder gekozen route.
6.4.2
Ter zitting hebben de gemachtigden van verweerder opgemerkt dat zij willen voorkomen dat een herhaling optreedt van wat fout is gegaan in de eerste fase van het project, toen er in de bebouwde kom van Ter Apel veel schade is ontstaan. Men wil daarom niet opnieuw bouwverkeer door de bebouwde kom. Voor de Oosterkade geldt dat daar werkzaamheden aan de beschoeiing zullen plaatsvinden. Extra verkeer zou daarvoor risico’s kunnen opleveren. De door verzoekers bedoelde brug over het Ter Apelkanaal is meer dan 60 jaar oud en niet geschikt voor zwaar verkeer.
6.4.3
De voorzieningenrechter overweegt dat bij de door verzoekers voorgestane route de bebouwde kom van Ter Apel vermeden wordt. De nadelen die verweerder noemt wat betreft het gebruik van de Oosterkade lijken reëel, maar een nadere beschouwing van de (on)mogelijkheden van de alternatieve routes is nog wel nodig. Hoe dat uit zal vallen, staat nog niet vast.
6.5
Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd geraakt dat de motiveringsgebreken in het besluit op bezwaar hersteld kunnen worden, althans het is onvoldoende duidelijk geworden op welke wijze dit zou kunnen gebeuren. Het valt niet uit te sluiten dat het verkeersbesluit uiteindelijk in stand kan blijven, maar het is op dit moment niet inzichtelijk genoeg hoe verweerder dit zal kunnen onderbouwen. Om die reden schorst de voorzieningenrechter het verkeersbesluit. Totdat beslist is op bezwaar, is er geen rechtsgrond voor de plaatsing van de verkeersborden zoals door verweerder wordt beoogd.

Conclusie en gevolgen

7.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 16 juni 2022 is geschorst.
7.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Daarom krijgen verzoekers ook een vergoeding van hun proceskosten, te weten hun reiskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit van 16 juni 2022;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 38,64 aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Wegenverkeerswet
Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
(…)
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Uit de uitspraak van 17 november 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2021:2585:
6.1.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 2 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1431, komt een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.