ECLI:NL:RBNNE:2022:2765

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3254
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van aanslagen forensenbelasting wegens strijd met de Verordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan over de aanslagen forensenbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Het Hogeland aan eiser zijn opgelegd. De aanslagen betroffen recreatiewoningen en zijn opgelegd op 25 februari 2021 en 31 maart 2021. Eiser, eigenaar van de woningen, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft de bezwaren deels ongegrond verklaard en deels gegrond, waarbij een aanslag werd ingetrokken. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat ten tijde van het opleggen van de aanslagen nog niet meer dan negentig dagen van het kalenderjaar 2021 waren verstreken. Dit betekent dat de materiële verschuldigdheid van de forensenbelasting voor dat jaar nog niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het opleggen van de aanslagen in strijd is met de 'Verordening forensenbelasting 2021' van de gemeente Het Hogeland, die geen mogelijkheid biedt voor het opleggen van voorlopige aanslagen. De rechtbank heeft de aanslagen vernietigd en de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de beroepen in de zaken LEE 21/3254 en 21/3256 gegrond zijn en dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. Het beroep in de zaak LEE 21/3255 is niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belang had bij de beoordeling van het beroep na de intrekking van de aanslag. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/3254, 21/3255 en 21/3256
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 1 augustus 2022 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Het Hogeland, verweerder

(gemachtigden: [gemachtigde verweerder 1] en [gemachtigde verweerder 2] ).

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 25 februari 2021 aan eiser aanslagen forensenbelasting voor het jaar 2021 opgelegd ten aanzien van de recreatiewoningen [adres] [nummering 1] (LEE 21/3254) en [nummering 2] (LEE 21/3255) te [plaats] . Met dagtekening 31 maart 2021 heeft verweerder een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2021 opgelegd met betrekking tot de recreatiewoning [adres] [nummering 3] (LEE 21/3256). De aanslagen zijn alle opgelegd naar een bedrag van € 964,25.
Bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar van 15 september 2021 heeft verweerder de bezwaren tegen de aanslagen forensenbelasting met betrekking tot [adres]
[nummering 1] en [nummering 3] ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting met betrekking tot [adres] [nummering 2] gegrond verklaard en deze aanslag ingetrokken.
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022. Ter zitting zijn de zaken gezamenlijk behandeld met de zaken met de nummers LEE 21/3257, 21/3258, 21/3259 en 21/3260 van eiser. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek in de zaken LEE 21/3254, 21/3255 en 21/3256 heropend en verwezen naar een meervoudige kamer. Partijen hebben niet verzocht om een nadere zitting. De meervoudige belastingkamer heeft het onderzoek in de bovengenoemde zaken op 17 mei 2022 gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiser is eigenaar van de drie bij het procesverloop genoemde recreatiewoningen, gelegen in [naam vakantiepark] te [plaats] . Het betreft gemeubileerde woningen. Eiser heeft zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Het Hogeland, maar in [woonplaats eiser] .
Vooraf
1.2.
Verweerder heeft het bezwaar tegen de opgelegde aanslag forensenbelasting met betrekking tot [adres] [nummering 2] gegrond verklaard en daarbij de aanslag vernietigd. Ter zitting heeft eiser aangegeven het beroep tegen deze uitspraak op bezwaar desondanks te willen handhaven. Omdat verweerder de aanslag heeft vernietigd kan eiser echter met zijn beroep niet in een betere positie worden gebracht. Dit brengt mee dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Het beroep in de zaak 21/3255 zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Geschil en beoordeling
2.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de aanslagen forensenbelasting terecht zijn opgelegd. In het bijzonder staat de rechtbank voor het beantwoorden van de vraag of een aanslag forensenbelasting die is opgelegd binnen negentig dagen na aanvang van het belastingjaar, reeds op die grond vernietigd moet worden.
2.3.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat bij het opleggen van de aanslagen forensenbelasting de volgende werkwijze wordt gehanteerd. De aanslagen forensenbelasting worden aan het begin van het belastingjaar opgelegd. Indien bezwaar wordt gemaakt, wordt er uitstel van betaling verleend
.In november vraagt verweerder om verhuurgegevens. Als na het aanleveren van die verhuurgegevens blijkt dat de recreatiewoning niet meer dan negentig dagen aan eiser of zijn gezin ter beschikking heeft gestaan, wordt de aanslag ingetrokken.
2.4.
Op grond van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan – voor zover hier van belang – een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig malen nachtverblijf houden, of er op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
2.5.
In de 'Verordening forensenbelasting 2021' van de gemeente Het Hogeland (hierna: de Verordening) is gebruik gemaakt van de in artikel 223 Gemeentewet opgenomen mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Artikel 2, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat onder de naam forensenbelasting een directe belasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan negentig dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Artikel 5 van de Verordening bepaalt dat het belastingjaar gelijk is aan het kalenderjaar.
Artikel 6 van de Verordening bepaalt dat de belasting bij wijze van aanslag wordt geheven.
2.6.
Uit de in 2.5. genoemde bepalingen van de Verordening volgt dat forensenbelasting materieel verschuldigd is zodra in een kalenderjaar een woning op
meer dan negentig dagenter beschikking heeft gestaan. Vanaf
dat momentkan de materiële verschuldigdheid van de forensenbelasting voor dat kalenderjaar worden vastgesteld en kan de aanslag in de forensenbelasting worden opgelegd. [1]
2.7.
Ten tijde van het opleggen van de aanslagen op 25 februari 2021 ( [adres] [nummering 1] ) en 31 maart 2021 ( [adres] [nummering 3] ) waren er in het kalenderjaar 2021 nog niet meer dan negentig dagen verstreken. Dit betekent dat verweerder de aanslagen forensenbelasting voor deze recreatiewoningen heeft opgelegd voordat de materiële verschuldigdheid van de forensenbelasting voor het jaar 2021 kon worden vastgesteld. Het opleggen van de aanslagen forensenbelasting is daarmee in strijd met de Verordening. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de Verordening niet de mogelijkheid biedt om voorlopige aanslagen forensenbelasting op te leggen. De aanslagen forensenbelasting moeten worden vernietigd.
2.8.
De beroepen LEE 21/3254 en 21/3255 zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en de aanslagen forensenbelasting 2021.
3. Omdat de rechtbank de beroepen in die zaken gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep LEE 21/3255 niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen LEE 21/3254 en 21/3256 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen forensenbelasting;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 in de zaak LEE 21/3254 aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. M. van den Bosch en mr. R.R. van der Heide, leden, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2022.
w.g. griffier de voorzitter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:829.