ECLI:NL:RBNNE:2022:2701

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
18-305236-20 en 18-188282-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

Op 26 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft twee parketnummers: 18/305236-20 en 18/188282-21. In de eerste zaak werd de verdachte beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje, terwijl hij op dat moment 35 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen seksuele gemeenschap met het slachtoffer had gehad, ondanks dat zij minderjarig was. In de tweede zaak werd de verdachte beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een andere vrouw door haar met een luidspreker op het hoofd te slaan. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen overtuigend en wees de vrijspraak van de verdachte af. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden en dat zijn handelen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers had veroorzaakt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/305236-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/188282-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/305236-20 ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 12 juli 2020, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 1] (geboren op
[geboortedatum] 2006), die (toen) de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en zodoende seksuele gemeenschap met die [slachtoffer 1] gehad.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/188282-21, na mondelinge aanvulling van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 1 juni 2021 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde
[slachtoffer 2] één of meerdere malen met een JBL speaker, althans een luidspreker, heeft geslagen in/op het gezicht, althans op het hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 1 juni 2021 te Leeuwarden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een JBL speaker, althans een luidspreker, te slaan in/op het gezicht, althans op het hoofd, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/188282-21.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20 en het subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/188282-21.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft consequent ontkend seks te hebben gehad met [slachtoffer 1] . Ook heeft hij ontkend de chatberichten op pagina 64 e.v. van het procesdossier verstuurd en gelezen te hebben. [slachtoffer 1] heeft niet spontaan haar belastende verklaring afgelegd. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] wisselend en weinig gedetailleerd verklaard, waarbij zij meermalen heeft aangegeven geen aangifte te willen doen. De getuigenverklaringen van de moeder, de vader en de zus van [slachtoffer 1] zijn zogenaamde “verklaringen van horen zeggen”. Deze getuigen hebben niet verklaard uit eigen waarneming. Ten aanzien van het dagboek ontkent [slachtoffer 1] dat de teksten over verdachte gaan. Samenvattend is de verklaring van [slachtoffer 1] onvoldoende gedetailleerd en consequent, en wordt de verklaring van [slachtoffer 1] onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/188282-21 primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, wegens het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft ontkend iemand die dag te hebben geslagen, en dat de getuigenverklaringen in het dossier onvoldoende met elkaar overeenkomen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde gedraging komt, die gedraging slechts te kwalificeren is zoals, na mondelinge aanvulling van de tenlastelegging, subsidiair ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat onvoldoende kan worden vastgesteld of verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Ook heeft zij aangevoerd dat het gevolg, te weten zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, al is ingetreden. Daarmee is het primair ten laste gelegde niet te bewijzen. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, omdat het gevolg geobjectiveerd is.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/188282-21 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20 en het subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/188282-21 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/305236-20
De door verdachte ter zitting van 12 juli 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik ken [slachtoffer 1] nu drie jaar. [slachtoffer 1] is vaak bij mij thuis in Leeuwarden geweest.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 oktober2020, opgenomen op pagina 87 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020186653 van 23 november 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte O = opmerking verbalisant V: Hoe oud ben jij?
A: 35 .
V: Ken jij het telefoon nummer uit je hoofd?
A: [telefoonnummer] , dat is mijn nummer.
V: Hoe noem je je op Whatsapp?
A: [naam 2]
V: We hebben de telefoon van [slachtoffer 1] inbeslaggenomen. In haar telefoon stond een nummer,
[telefoonnummer] . Dat nummer is opgevraagd en staat op naam van “ [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ”. Ook ben jij eerder in maart 2020 als verdachte gehoord en heb jij toen verklaard dat bovenstaande telefoonnummer jouw nummer is. In haar telefoon konden we zien dat het genoemde telefoonnummer gekoppeld was in haar contacten lijst aan de naam “ [naam 1] ”
O: Dat met [naam 1] , is dat jouw profielnaam?
A: Dat heeft zij geschreven. Ik heb er staan “ [naam 2] ’, zij heeft die naam [naam 1] verzonnen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 juli 2020, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] , namens [slachtoffer 1] :
V: Wat is de volledig naam en geboortedatum van uw kind waarvoor u aangifte doet?
A: [slachtoffer 1] geb. [geboortedatum] -2006.
V: Op welke dag of in welke periode heeft dat plaatsgevonden?
A: Vanaf december 2019 tot juli 2020.
V: Wat zijn de persoonsgegevens van degene tegen wie u aangifte wil doen?
A: Ik weet dat hij [verdachte] heet en 35 jaar oud is.
V: Heeft u nog meer kinderen?
A: Ja, [naam 3]
V: Kunt u ons vertellen waarom u hier vandaag bent?
A: Ik vind het niet normaal dat een meerderjarige seks heeft met iemand van veertien.
V: Wanneer bent u hier achter gekomen?
A: 12 juli 2020
V: Wat zei [slachtoffer 1] ?
A: Dat ze verliefd was en dat ze een relatie had met iemand van 35 . Wij vroegen of ze ook seksueel contact hadden gehad. Ze zei dat dit meerdere keren was gebeurd.
V: Wat vertelde [slachtoffer 1] verder over hem?
A: Dat ze bij hem in de woning kwam. [slachtoffer 1] ging met hem naar boven en ze hadden dan gemeenschap.
V: Wanneer hebben ze een relatie gekregen?
A: Ik denk vanaf december 2019. [slachtoffer 1] zei dat ze vanaf december bij hem kwam.
V: Hoe oud was uw dochter, [slachtoffer 1] , toen ze voor het eerst contact had met [verdachte] ?
A: Dertien jaar oud. In [geboortedatum] 2020 is ze veertien geworden.
A: Maar mijn oudste dochter heeft haar dagboek gevonden op haar kamer. In het dagboek heeft ze geschreven dat er op 10 juli 2020 nog seks geweest is.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 november 2020, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
V: Er is aangifte gedaan van het feit dat [slachtoffer 1] seks (geslachtsgemeenschap) heeft gehad met een volwassen oudere man. Wanneer heb jij hier voor het eerst iets van gehoord?
A: Op 10 juli 2020 op de verjaardag van mijn stiefmoeder.
V: Van wie heb je daar als eerste iets over vernomen?
A: Van [slachtoffer 1] zelf. Ze had een condoom in haar tasje. Dit vond ik vreemd. “Wat moet jij met een condoom in je tasje?”, vroeg ik haar. “Heb jij dan seks gehad ofzo?”, zei ik. Ze zei eerst niks. Toen zei ze “ja”. Ik ging raden naar de leeftijd dus ik vroeg: “is hij 18 plus?”. Toen zei [slachtoffer 1] weer “ja”. “Is hij dan 30 plus?”, vroeg ik. Toen zei ze ook weer “ja”. We waren even stil. Ik vroeg : “hoe oud is diegene dan”. Ze zei “ 35 jaar”. “Oh, dus daarom heb je ook een condoom nodig”, zei ik [slachtoffer 1] . “Nee”, zei zij, “we doen het zonder, want dat wou hij”. Toen vroeg ik wie de persoon was. Ze zei “ [verdachte] ”. Later op een ander moment en op een andere dag vroeg ik: "hoe vaak heb je seks gehad?” Ze zei: “een paar keer per week.” Ze gaf aan dat ze altijd onveilige seks heeft gehad met [verdachte] .
V: Wat bedoelt zij dan met onveilige seks?
A: Seks zonder condoom, neuken zonder condoom bedoelde ze daarmee.
V: In hoeverre heeft [slachtoffer 1] jou iets verteld over wanneer deze relatie is begonnen?
A: Dat was in december 2019.
V: We hebben ook een kopie uit een dagboek gekregen. Wat kan jij daarover vertellen?
A: Ik heb het boekje gevonden op haar haar slaapkamer. Ik heb het gelezen. Dat was haar veilige stukje om het daar op te schrijven. Er zit een pagina in waarover zij letterlijk verteld. Er staat letterlijk in dat ze seks heeft gehad met een man van 35 jaar en zijn naam stond daar ook in, bovenaan. Daar stond “ [verdachte] - mijn vriend”.
V: Is dit de bewuste kopie?
O: Aan de getuige wordt een kopie getoond. Deze zal bij het proces-verbaal gevoegd gaan worden.
A: Ik herken het handschrift van mijn zusje [slachtoffer 1] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2020,opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op vrijdag 18 september 2020, keken wij verbalisanten naar de veiliggestelde data afkomstig van de eerder inbeslaggenomen mobiele telefoon van [slachtoffer 1] . In de data zagen wij dat er een contactpersoon in haar contactenlijst stond met de naam [naam 1] met het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Er zijn screenshots van WhatsApp gesprekken aangetroffen van dit contact. Op de data van de telefoon is te zien wanneer deze screenshots zijn opgeslagen op de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] . Te zien is dat de screenshots zijn opgeslagen in de periode tussen 13 juni 2020 en 12 juli 2020. Een screenshot van het WhatsApp gesprek waarin wordt aangegeven dat: “Kijk me vader heeft die gesprek van ons gelezen door dat hij op mijn telefoon kon ofoz en er stond ook dat we geneukt hebben en nu zegt ie dat is strafbaar dit en dat Daarom en zomteen gaat hij jouw aan geven ofzo dan is er echte grote grote probleem Maar ik moet wel die bericht zo verwijderen wanneer je het gelezen hebt” is opgeslagen op 12 juli 2020. Op het telefoonnummer van contact [naam 1] heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , een CIOT bevraging gedaan waaruit is gebleken dat dit telefoonnummer op naam staat van [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1984. Van de aangetroffen screenshots is een selectie gemaakt en als bijlage bij dit proces verbaal van bevindingen gevoegd.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een achter een proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober2020 gevoegde bijlage met een fotoblad van screenshots, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend: Fotoblad: GSM [slachtoffer 1]
[naam 1]
[naam 2]
+ [telefoonnummer]
[naam 1]
Love you 02:16
Miss jou 02:17
Wil jou neukwn 02:17
[naam 1]
11 juni 2020
Wat ga je doen vansaag? 13:50
Jou neuken 13:50
Owh oke oke 13:50
Is goef 13:54
D 13:54
[naam 1]
Kijk me vader heeft die gesprek van ons gelezen door dat hij op mijn telefoon kon ofoz en er stond ook dat we geneukt hebben en nu zegt ie dat is strafbaar dit en dat 22:43 Daarom en zomteen gaat hij jouw aan geven ofzo dan is er Echte grote grote probleem 22:44
Maar ik moet wel die bericht zo verwijderen wanneer je het gelezen hebt 22:44
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een achter een proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 november 2020 gevoegde kopie uit een dagboek, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
10 juni 2020
Ik heb de zwangerschapstest niet gehaald omdat ik een beetje bang ben maar ik denk dat ik hem morgen wel ga halen Ik ben vandaag weer bij hem geweest en is die weer in mij klaar gekomen. Dus weer een kans. Ben best wel bang.
29 mei 2020
Er is een man van 35 en ik denk dat ik hem leuk vind, want ik ben ook door hem ontmaagd.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/188282-21
1. De door verdachte ter zitting van 12 juli 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 1 juni 2021 in de Prinsentuin in Leeuwarden. Mensen noemen mij [naam 4] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 juni 2021, opgenomenop pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021142798 van 24 juli 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben op 1 juni 2021 mishandeld in de Prinsentuin in Leeuwarden. Ik ben door " [naam 4] " tegen mijn hoofd geslagen. Hierdoor viel ik op de grond waardoor ik een hoofdwond heb opgelopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 juni 2021, opgenomenop pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben 1 juni 2021 in de "Prinsentuin" te Leeuwarden geslagen door een "Dominicaanse" jongen. Ik ken hem als " [naam 4] ". Ik was met [naam 5] . Ik zag dat " [naam 4] " naar mij toe liep. Ik zag en voelde toen dat " [naam 4] " mij met zijn hand een klap gaf. Ik zag dat hij een "speaker" in zijn hand hield en mij hiermee tegen mijn hoofd sloeg. Hij sloeg me dus met die speaker. Vanaf toen weet ik niks meer. Ik ben volgens mijn vriendinnen door die klap "knock out" gegaan en ben toen met mijn hoofd op het asfalt pad gevallen. De ambulance is toen gekomen en deze nam mij mee. Van het ambulancepersoneel hoorde ik later dat ik 2 epileptische aanvallen had gehad in de ambu. Ik heb dit anders nooit.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 juni 2021,opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] :
Op 1 juni 2021 zat ik samen met [slachtoffer 2] in de Prinsentuin. [slachtoffer 2] stond op een geven moment samen met [naam 4] . Ik zag dat [naam 4] zijn arm optilde. Ik zag dat hij daarin een rechthoekige Bluetooth box vasthield. Ik zag dat [naam 4] de hand met daarin de Bluetooth box tegen het gezicht van [slachtoffer 2] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] haar ogen dicht gingen, ik zag dat [slachtoffer 2] recht achterover op de stenen viel. Na een halve minuut deed ze haar ogen open. Ik zag dat haar pupillen heel groot waren. Even later hebben mensen [slachtoffer 2] overend gehaald. Ik zag dat er toen heel veel bloed uit haar achterhoofd kwam. Even later kwam de ambulance en is ze naar het ziekenhuis vervoerd. Ik ben samen met [slachtoffer 2] naar het ziekhuis gegaan. Ik zag dat ze een gapende wond had op haar achterhoofd. Ook hoorde ik van het ambulance personeel dat ze een epileptische aanval in de ambulance heeft gehad.
5. Een geneeskundige verklaring, op 2 juni 2021 opgemaakt en ondertekend door G. Eggink, arts,opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornamen : [slachtoffer 2]
Geboren : [geboortedatum] 1997
Omschrijving van het letsel.
Uitwendig waargenomen letsel: barstwond 1,5 x 1,5 op achterhoofd
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies? Ja
Storing in het bewustzijn? Ja
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 1 juni 2021
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)
  • Hersenschudding
  • Kleine bloeding binnen in de schedel
  • Kneuzing schouderblad
F. Geschatte duur van de genezing: ± 6 weken
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een bij het namens F. [slachtoffer 2] ingediende verzoek tot schadevergoeding gevoegde bijlage met medische informatie, voor zover inhoudend:
Patiënt [slachtoffer 2] Conclusie:
Hoofddiagnose:
1. Schedelbasis fractuur os temporale met:
  • klein subduraal hematoom temporaal
  • LTSH
2. Geprovoceerd tonisch klonisch insult (5 minuten) alhier, anamnestisch niet eerder sprake vanepilepsie.
3. Contusie scapula
4. Barstwond occipitaal waarvoor 3 hechten
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/305236-20
Op 10 juli 2020 vertelt de dan 14-jarige [slachtoffer 1] aan haar oudere zus [naam 3] dat zij meermalen onbeschermde seks heeft gehad met een man van 35 jaar die [verdachte] heet. Het gesprek vindt plaats op de verjaardag van de (stief)moeder van [slachtoffer 1] en [naam 3] als [naam 3] toevallig een condoom in het tasje van [slachtoffer 1] ziet zitten. Ander dan de raadsvrouw van verdachte, acht de rechtbank het gesprek dat zich dan tussen de beide zusjes ontspint, een spontaan gesprek waarin [slachtoffer 1] onbevangen en uit zichzelf aan haar zus vertelt over de seks die ze met de 35 -jarige [verdachte] heeft. Na dit gesprek met haar zus, vertelt [slachtoffer 1] ook aan haar vader, haar moeder en de politie over de seks met de 35 -jarige [verdachte] . Als zij later hoort dat wat verdachte heeft gedaan met haar strafbaar is en verdachte daardoor in de problemen kan komen, waarschuwt ze verdachte per WhatsApp. Ook ontkent ze in een later stadium dat ze seks heeft gehad met hem. Ze wil geen aangifte doen.
Het feit dat [slachtoffer 1] later terug komt op wat ze eerst heeft verteld, maakt haar eerdere verklaringen ten overstaan van haar familie en de politie niet onwaar of onbetrouwbaar. De rechtbank ziet hierin meer een tiener die worstelt met haar gevoelens en bang is voor wat er nu gebeurt met verdachte. Dat er wel sprake is geweest van seks met verdachte, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen uit de getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] ’s zus en moeder, maar ook uit het dagboek van [slachtoffer 1] en de WhatsApp gesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte. De verklaring van verdachte dat hij deze appberichten niet gestuurd of gelezen heeft en dat iemand anders deze berichten gestuurd moet hebben, legt de rechtbank ter zijde als onaannemelijk en niet nader onderbouwd. De rechtbank acht, alles afwegend, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/188282-21
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster met een speaker op haar hoofd heeft geslagen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster en getuige [naam 5] . Deze verklaringen zijn consistent en komen met elkaar overeen. Daartegenover staat slechts de kale ontkenning van verdachte. Dat er nog andere getuigen aanwezig zijn geweest die verdachte ook aanwijzen als de dader, maar waarvan de verklaringen op (ondergeschikte) punten afwijken van de verklaringen van aangeefster en getuige [naam 5] , maakt dit oordeel niet anders. Sprake was immers van plotselinge consternatie. Dat de verklaringen dan op ondergeschikte punten uiteenlopen is voorstelbaar.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20 en het subsidiaire feit in de zaak met parketnummer 18/188282-21 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/305236-20:
hij in de periode van 1 december 2019 tot en met 12 juli 2020, te Leeuwarden, meermalen, met [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en zodoende seksuele gemeenschap met die [slachtoffer 1] gehad;
en in de zaak met parketnummer 18/188282-21:
hij op 1 juni 2021 te Leeuwarden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] éénmaal met een luidspreker, te slaan op het hoofd, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

in de zaak met parketnummer 18/305236-20:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
en in de zaak met parketnummer 18/188282-21:mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20 en het subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/188282-21 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met daarbij een locatieverbod voor de Prinsentuin in Leeuwarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het
reclasseringsrapport van 31 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2022, de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring van [naam 7] , alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als 35 jarige man meermalen seks gehad met een toen 13-/14-jarig meisje. Ondanks het feit dat verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was, heeft dit hem er niet van weerhouden seks met haar te hebben. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassen man op het veel jongere slachtoffer had en inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer. De wet beschermt jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich immers op een gezonde manier kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Daartoe dienen zij ook beschermd te worden tegen zichzelf, aangezien zij de gevolgen op lange termijn nog niet kunnen overzien. De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruisen. Ook heeft verdachte meermalen onbeschermde seks met het slachtoffer gehad. Uit het dagboek van het slachtoffer blijkt dat zij bang was dat zij misschien zwanger was geworden. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Ook heeft verdachte een jonge vrouw met een speaker op het hoofd geslagen, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Door de klap heeft het slachtoffer een schedelbasisfractuur opgelopen. Uit het ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht blijkt dat het slachtoffer sinds de klap last heeft van epilepsie en in verband hiermee haar hele leven medicatie zal moeten slikken. Zij mag niet meer autorijden en kan niet meer werken. Er is sprake van PTSS. De rechtbank concludeert dat het slachtoffer tot op de dag van vandaag de gevolgen van verdachte zijn handelen ondervindt. Verdachte heeft met zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook dit feit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting de feiten ontkend en op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Kennelijk heeft de verdachte geen oog voor de impact en de gevolgen die zijn handelen op de slachtoffers heeft gehad en nog heeft.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte al vaker is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 31 januari 2022. Vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte kan de reclassering geen relatie leggen tussen de persoon van de verdachte, de ten laste gelegde feiten en het risico op recidive. De reclassering ziet echter wel problemen op meerdere leefgebieden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een drugsverbod en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Gelet op de ernst van de feiten, alsmede het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, acht de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal in strafverzwarende zin meewegen dat verdachte wist dat het slachtoffer een jong meisje was en als volwassen man op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank zal meewegen dat ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20 sprake is van een relatief oude zaak. Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk aan verdachte opleggen. Teneinde recidive te voorkomen, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Het locatieverbod, zoals gevorderd door de officier van justitie, zal de rechtbank niet opleggen, omdat de rechtbank daar geen reden voor ziet.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 533,95 ter zake van materiële schade en
€ 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in het geval verdachte wordt vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw allereerst verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af te wijzen, omdat de vordering is ingediend door de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] zelf heeft verklaard geen schadevergoeding te willen. Ten tweede heeft de raadsvrouw, met verwijzing naar de uitspraak ECLI:NL:RBLIM:2016:8630, verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20. De moeder van [slachtoffer 1] is bevoegd om namens haar minderjarige dochter [slachtoffer 1] een verzoek tot schadevergoeding in te dienen.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, en gelet op de immateriële schadevergoedingen in vergelijkbare strafzaken, schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 5.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 juli 2020, en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 18/188282-21. De hoogte van de gevorderde materiële schadevergoeding is niet door de verdediging betwist, en toewijzing van die materiële schade behoeft daarom geen motivering. De hoogte van de gevorderde immateriële schadevergoeding is door de verdediging betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 redelijk en billijk is, gelet op het zwaar lichamelijk letsel dat [slachtoffer 2] heeft opgelopen. [slachtoffer 2] heeft als gevolg van het strafbare feit onder meer een schedelbasisfractuur opgelopen. Daarnaast heeft zij door het strafbare feit tot op de dag van vandaag last van epilepsie. Zij zal de rest van haar leven medicatie moeten blijven slikken hiervoor.
De vordering zal daarom volledig worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juni
2021. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 63, 245 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair in de zaak met parketnummer 18/188282-21 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/305236-20 en het subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/188282-21 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 (drie) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na zijn detentie meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) op het adres [straatnaam] Leeuwarden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt laat behandelen door Forensische Polikliniek Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek om dit harddrugsverbod te controleren, op de wijze door de reclassering te bepalen;
dat veroordeelde, zolang als het Openbaar Ministerie dit binnen de proeftijd nodig acht, op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met:
Mevrouw [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te Leeuwarden, en Mevrouw [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1997 te Leeuwarden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18/305236-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 (zestig) dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18/188282-21:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 10.533,95 (zegge: tienduizendvijfhonderddrieëndertig euro en vijfennegentigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.533,95 (zegge: tienduizendvijfhonderddrieëndertig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 533,95 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 87 (zevenentachtig) dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2022.