In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over schadevergoeding naar aanleiding van onrechtmatige besluiten. De eiser had een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ontvangen, maar kreeg te maken met terugvorderingen van te veel ontvangen voorschotten. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onrechtmatig had gehandeld door onterecht aanmaningen te versturen en dat de eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, omdat het Uwv het besluit had ingetrokken en de terugvordering had laten vervallen. De rechtbank kende de eiser een vergoeding toe voor materiële schade van € 130,- en voor immateriële schade van € 1.500,-, omdat de onrechtmatige besluitvorming van het Uwv had geleid tot emotionele en psychische schade. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen recht had op vergoeding van verletkosten, omdat deze niet waren gemaakt door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank droeg het Uwv ook op het griffierecht van € 49,- aan de eiser te vergoeden.