Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 november 2021 waarbij deze zaak is gevoegd met de zaak met zaak-/rolnummer 207368 HA ZA 21-143 en de rechtbank een mondelinge behandeling heeft gelast,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2022.
2.De feiten
In conventie en in reconventie
De comparante sub 1[ [moeder] , rechtbank]
verleent aan de comparant sub 2[ [eiser] , rechtbank]
een koopoptie. Deze koopoptie houdt in dat de comparant sub 2 het recht verkrijgt de Aandelen van de comparante sub 1 te kopen.
Als de comparant sub 2 de koopoptie wenst uit te oefenen, maakt hij dit bij aangetekend schrijven aan de comparante 1 kenbaar.
De koopprijs van de Aandelen zal zijn éénhonderd euro (€ 100,00).
De notariskosten en de overige kosten die aan de levering van de Aandelen verbonden zullen zijn, zijn voor rekening van de comparant sub 2.
De koopoptie eindigt op acht november tweeduizend negentien.
Door ontvangst van het aangetekend schrijven als bedoeld in lid 2 komt de koopovereenkomst tot stand.
De koopoptie eindigt:
als comparant 2 niet binnen de in dit artikel in verband met de koopoptie vermelde termijnen schriftelijk reageert;
als comparant sub 2 de (schriftelijke) koopovereenkomst ontbindt;
als comparant sub 2 de koopoptie, zonder toestemming van de comparante sub 1, aan een ander overdraagt;
als de comparant sub 2 schriftelijk afstand doet van de koopoptie.
Als de comparant sub 2 afziet van de koop van de Aandelen nadat hij te kennen heeft gegeven de Aandelen te willen kopen, is de comparante sub 1 bevoegd de Aandelen aan een derde aan te bieden. De koopoptie herleeft niet na het verstrijken van een bepaalde termijn.
niet binnen drie maanden na de kennisgeving van het uitoefenen van de koopoptie de aandelen heeft afgenomen wordt hij geacht te hebben afgezien van de koopoptie.”
verleent aan de comparant sub 2[ [eiser] , rechtbank]
een koopoptie. Deze koopoptie houdt in dat de comparant sub 2 het recht verkrijgt de Aandelen van de comparante sub 1 te kopen.
als comparant 2 niet binnen de in dit artikel in verband met de koopoptie vermelde termijnen schriftelijk reageert;
als comparant sub 2 de (schriftelijke) koopovereenkomst ontbindt;
als comparant sub 2 de koopoptie, zonder toestemming van de comparante sub 1, aan een ander overdraagt;
als de comparant sub 2 schriftelijk afstand doet van de koopoptie.
niet binnen drie maanden na de kennisgeving van het uitoefenen van de koopoptie de aandelen heeft afgenomen wordt hij geacht te hebben afgezien van de koopoptie.”
3.Het geschil
In conventie en in reconventie
4.De beoordeling
In conventie
kennelijkverscholen oordeel ligt in het verstekvonnis van 1 juli 2020 ten aanzien van de veroordelingen jegens [moeder] . Zoals in het tussenvonnis van 10 februari 2021 al is overwogen, is er sprake van processueel deelbare vorderingen en staat de veroordeling jegens [moeder] , aangezien zij daartegen geen rechtsmiddel heeft aangewend, vast.
“ [D] : ‘Ik probeer jullie even op sleep touw te nemen (??) gas geven en’.
“ [D] : ‘Tis wel meer hoor [F] . Dit is niet een ding familie ruzie besluiten en aandelen. Ze hebben nu samen een besluit genomen om samen een mooi bedrijf te gaan bouwen. Dat vind ik nog veel mooier.’
“ [eiser] : ‘Maar [F] speelt dus een bemiddelende rol. Heb ik een beetje begrepen en we hebben afgesproken dat [F] op een gegeven moment zegt rechtsom of linksom.’
“ [E] : ‘In de kern hebben we gezegd we gaan samen verder. 50-50 en we hebben de basis voor samenwerking, is in ieder geval nu gelegd en hoe dat ingevuld wordt moeten nog even de puntjes op de i, maar de kern is er in ieder geval.’”
met regio verder gaatduidt evenmin op een intentie. Verder is [eiser] het op 22 oktober 2019 - bijna een maand na het gesprek op 30 september 2019 -
redelijk tot goedeens met de wijze waarop de aandelen aan GMG Holding moeten worden geleverd en hebben partijen ook daadwerkelijk enige tijd samengewerkt. Van enige twijfel bij [eiser] over de samenwerking op dat moment is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Tegen deze achtergrond kan daarom niet worden gesproken van de omstandigheid dat GMG Holding c.s. tegen beter weten in [moeder] hebben gedagvaard tot levering van 50% van de aandelen. Zij mochten er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser] afstand had gedaan van 50% van de aandelen, zoals is bepaald in de koopoptieovereenkomst, en dat [moeder] niet langer gehouden was om die aandelen aan [eiser] te leveren. Mogelijk was [eiser] intern bezig met de uitwerking van de door hem gestelde intentie tot samenwerken, maar dat het slechts om een intentie ging was voor [gedaagde sub 2] niet duidelijk en dit hoefde voor hem ook niet duidelijk te zijn. Dat [eiser] vervolgens in november 2019 niet meer met [gedaagde sub 2] wenst samen te werken, kan hieraan niet af doen. Dit maakt immers niet dat hetgeen in september 2019 is afgesproken, niet langer nageleefd hoeft te worden. Ook van andere bijkomende omstandigheden, die het optreden van GMG Holding c.s. onrechtmatig zouden kunnen maken, is de rechtbank niet gebleken. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht van [eiser] onder V dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn rechten uit de koopoptie inzake RegioIsolatie BV, wordt afgewezen. Ditzelfde geldt voor zover [eiser] eveneens een verklaring voor recht vordert dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn rechten uit de koopoptie inzake PU-Tech BV (in het petitum onder V wordt gesproken over koopoptie
s). Redengevend hiervoor is dat niet is gebleken dat GMG Holding (c.s.) aanspraak maken op levering van aandelen in PU-Tech BV. Vanwege het ontbreken van enig belang aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van dit deel van de vordering, is daarom niet gebleken (artikel 3:303 BW).
€ 563,00(2 punten × 0,5 × tarief II (€ 563,00))