ECLI:NL:RBNNE:2022:2552

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
184326 FT RK 22/345
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van aandelen in nalatenschappen door bewindvoerder in schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de bewindvoerder de aandelen van saniet en partner in de nalatenschappen van hun vaders dient te verkopen. De centrale vraag was of deze aandelen, die belast zijn met vruchtgebruik van de langstlevende, te gelde gemaakt kunnen worden ten behoeve van de schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat de aandelen niet overdraagbaar of uitwinbaar zijn, omdat de belangen van de erfgenamen en de morele betekenis van de nalatenschappen in het geding zijn. De bewindvoerder is niet verplicht om medewerking te verlenen aan de overdracht van deze aandelen. De rechtbank bekrachtigde de beslissing van de rechter-commissaris van 30 mei 2022, die het verzoek van Brink om medewerking aan de verkoop van de aandelen had afgewezen. De uitspraak benadrukt de bijzondere aard van de gemeenschap van nalatenschap en de rol van de bewindvoerder in de schuldsanering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
zaaknummers: 184326 FT RK 22/345
Beschikking van 20 juli 2022
in het hoger beroep ex artikel 315 Faillissementswet (Fw) van:
de besloten vennootschap
BRINK & BRINK B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
appellante,
advocaat: mr. A.J. Brink,
tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 30 mei 2022 in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van
[saniet 1]en
[saniet 2](met nummers [wsnp] ).

1.Procesverloop

1.1.
Brink & Brink B.V. (hierna: Brink) heeft bij verzoekschrift van 7 juni 2022 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 30 mei 2022 in de schuldsaneringsregelingen van [saniet 1] en [saniet 2] .
1.2.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 juli 2022. Ter zitting zijn verschenen mr. A.J. Brink (namens Brink), alsmede [saniet 1] en [saniet 2] (hierna samen ook: sanieten). Voorts is verschenen A. Ambergen-Luinge, bewindvoerder in de schuldsaneringsregelingen en [saniet 1] en [saniet 2] . Mr. Brink heeft spreekaantekeningen overgelegd, en hij heeft het verzoek van Brink ter zitting gewijzigd.
1.3.
Ter zitting is bepaald dat op 20 juli 2022 uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] heeft de rechtbank Noord-Nederland ten aanzien van [saniet 1] en [saniet 2] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Daarbij heeft de rechtbank mr. H.J. Idzenga benoemd tot rechter-commissaris. Tot bewindvoerder is benoemd A. Ambergen-Luinge (hierna: de bewindvoerder).
2.2.
Een aantal jaren vóór de genoemde toelating tot de schuldsanering, is de vader van [saniet 2] overleden. [saniet 2] is een van de erfgenamen van [zijn/haar] vader. De moeder van [saniet 2] heeft ingevolge het bepaalde in het testament van erflater, als langstlevende het vruchtgebruik gekregen van de nalatenschap.
2.3.
In [jaartal] , dus enkele jaren voor de genoemde toelating tot de schuldsanering, is de vader van [saniet 1] overleden. [saniet 1] is een van de erfgenamen van [zijn/haar] vader. De moeder van [saniet 1] heeft op grond van het testament het vruchtgebruik gekregen van de nalatenschap.
2.4.
Bij brief van 2 oktober 2019 heeft de bewindvoerder aan Brink bericht dat de vordering van € 8.574,83 die Brink had aangemeld in de schuldsaneringsregelingen van [saniet 1] en [saniet 2] , op de lijst van voorlopig erkende schuldeisers is geplaatst.
2.5.
Op 8 maart 2022 heeft Brink per e-mail aan de bewindvoerder gevraagd:
"Voor de aanvang van de WSNP is de moeder van [saniet 1] overleden.
De vader heeft vruchtgebruik.
Heb je nog kunnen achterhalen of hier nog gelden te verkrijgen zijn?
Zijn er verder nog nalatenschappen opengevallen?
De vader van [saniet 1] was toen al circa [leeftijd] jaar."
2.6.
De bewindvoerder heeft in reactie daarop diezelfde dag, 8 maart 2022, per e-mail aan Brink bericht:
"Er zijn geen nalatenschappen opengevallen en de moeder van [saniet 1] leeft nog in goede gezondheid volgens recente opgave van saniet."
2.7.
Op 9 maart 2022 heeft Brink per e-mail aan de bewindvoerder verzocht om toezending van "het testament".
2.8.
Op 29 maart 2022 heeft de bewindvoerder per e-mail aan Brink bericht:
"Graag verwijs ik naar mijn brief d.d. 2 oktober 2019 waarin ik eerder heb aangegeven geen informatie te verstrekken op individuele verzoeken.
De vraag om een testament door te sturen vind ik erg ongepast en zal dan ook door mij niet worden verstrekt. Mochten er nog aanvullende vragen over de werkwijze van de bewindvoerder zijn, dan verwijs ik naar de gebruikelijk procedure conform artikel 317 Fw die u als schuldeiser heeft."
2.9.
In reactie hierop heeft Brink op 29 maart 2022 aan de bewindvoerder bericht:
"Het aandeel van [saniet 1] in de nalatenschap van [zijn/haar] vader vertegenwoordigt een waarde.
Dit vermogensbestanddeel kunt u te gelde maken.
Dit heeft niets te maken met het verstrekken van informatie op individuele verzoeken.
Ik gun U 14 dagen na heden, om hierop te reageren bij gebreke waarvan ik een procedure ex artikel 317F zal starten. (…)"
2.10.
Op 17 mei 2022 heeft Brink per e-mail aan de bewindvoerder bericht:
"Cliënte wil het aandeel van [saniet 1] en/of [saniet 2] in de nalatenschap kopen. Het feit dat een derde (zoals de vader) vruchtgebruik heeft, is voor cliënte niet bezwaarlijk. Bent u bereid medewerking te verlenen? (…)"
2.11.
Brink heeft bij verzoekschrift van 19 mei 2022 aan de rechter-commissaris verzocht - kort gezegd - de bewindvoerder te gelasten om medewerking te verlenen aan het uitwinnen van het aandeel van [saniet 1] en/of [saniet 2] in de nalatenschap van de moeder van [saniet 1] , en om de bewindvoerder te gelasten in dat kader aan Brink de nodige informatie te verschaffen zodat Brink kan beoordelen wat de omvang is van het aandeel in de nalatenschap en Brink vervolgens een aanbod kan doen.
2.12.
Bij beschikking van 30 mei 2022 heeft de rechter-commissaris het verzoek van Brink afgewezen. De rechter-commissaris oordeelde dat het aandeel in de nalatenschap niet uitwinbaar is aangezien sprake is van vruchtgebruik van de langstlevende partner. Daartoe werd onder meer als volgt overwogen:
"3.3 (…) Ook naar het oordeel van de rechter-commissaris is het aandeel in de nalatenschap niet uitwinbaar nu er immers sprake is van vruchtgebruik door de langstlevende partner. Het verkrijgen van goederen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 295 Fw is dus niet aan de orde. Dit is door de bewindvoerder ook uitgelegd aan verzoekster. Niettemin is verzoekster blijven aandringen op nadere informatie en het uitwinnen van het aandeel in de nalatenschap en stelt ook nog een bod te willen uitbrengen op dit aandeel. Naast dat deze opstelling van verzoekster van weinig smaak getuigt, is dit juridisch derhalve ook niet correct."

3.Het beroep

3.1.
Brink heeft haar verzoek ter zitting van 6 juli 2022 gewijzigd. Brink verzoekt nu - naar de rechtbank begrijpt - om de beschikking van de rechter-commissaris van 30 mei 2022 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de bewindvoerder te gelasten medewerking te verlenen aan overdracht van de aandelen van [saniet 1] en/of [saniet 2] in de nalatenschap van de vader van [saniet 1] en in de nalatenschap van de vader van [saniet 2] , en de bewindvoerder te gelasten om in dat kader onderzoek te doen naar deze nalatenschappen en Brink de noodzakelijke informatie daarover te verschaffen zodat deze een concreet aanbod kan doen.
3.2.
Brink heeft aan het verzoek het volgende ten grondslag gelegd. [saniet 1] en [saniet 2] hebben als erfgenamen een aandeel in de nalatenschappen van hun vaders. Op grond van artikel 3:191 lid 1 BW kan iedere deelgenoot over zijn aandeel in de gemeenschap beschikken en kunnen zijn schuldeisers dat aandeel uitwinnen. De aandelen van [saniet 1] en [saniet 2] in de nalatenschappen zijn dan ook overdraagbaar. Dat de aandelen vanwege het vruchtgebruik van de langstlevende een niet-opeisbare vordering betreffen, brengt daarin geen verandering. De aandelen in de nalatenschappen vallen ingevolge artikel 295 Fw in de boedel van de schuldsaneringsregelingen. Het is de wettelijke taak van de bewindvoerder om de boedelbestanddelen die een waarde of potentiële waarde vertegenwoordigen, te vereffenen (zie artikel 316 lid 1 sub b Fw). Brink is bereid om zélf een bod uit te brengen op de aandelen, en de bewindvoerder is gehouden om Brink in dat kader de nodige informatie te verstrekken.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Ingevolge artikel 315 Fw staat tegen een beschikking van de rechter-commissaris gedurende vijf dagen hoger beroep open bij de rechtbank. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. De bestreden beschikking is gegeven op 30 mei 2022. Omdat de vijfdagentermijn eindigde op een zaterdag en aangezien maandag 6 juni 2022 Eerste Pinksterdag was, eindigde de beroepstermijn op dinsdag 7 juni 2022. Het beroepschrift is door de griffie ontvangen op 7 juni 2022 via veilig mailen en kort daarna, op 9 juni 2022, per post. Het beroep daarmee tijdig ingesteld.
Wijziging van het verzoek
4.2.
Ter zitting heeft [saniet 1] verklaard dat - anders dan Brink meende - de moeder van [saniet 1] niet overleden is. Volgens [saniet 1] is zijn vader in [jaartal] overleden. [saniet 2] heeft verklaard dat [zijn/haar] vader een aantal jaren geleden overleden is. Naar aanleiding van deze verklaringen heeft Brink haar verzoek gewijzigd in die zijn dat haar verzoek thans betrekking heeft op de nalatenschap van de vader van [saniet 1] en op de nalatenschap van de vader van [saniet 2] . Brink heeft verzocht om de spreekaantekeningen dienovereenkomstig te lezen.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de belanghebbenden geen bezwaar hebben gemaakt tegen de voorgenoemde wijziging van het verzoek ter zitting. Ook de goede procesorde verzet zich er niet tegen dat het verzoek op deze wijze gewijzigd wordt. Gelet daarop wordt de door Brink genoemde wijziging van het verzoek toegestaan.
Verdere beoordeling
4.4.
Centrale vraag in deze procedure is, kort gezegd, of de bewindvoerder de aandelen van [saniet 1] en [saniet 2] in de nalatenschappen van hun vaders dient te verkopen om de opbrengst daarvan ten goede te laten komen aan de schuldeisers van [saniet 1] en [saniet 2] . Het gaat daarbij - zo begrijpt de rechtbank uit het verklaarde ter zitting - in beide gevallen om een aandeel in een nalatenschap welke nalatenschap ingevolge het bepaalde in het testament belast is met een vruchtgebruik van de langstlevende.
4.5.
Brink stelt zich op het standpunt dat de aandelen in de nalatenschappen op grond van artikel 3:191 lid 1 BW overdraagbaar zijn, en dat de bewindvoerder de aandelen dan ook te gelde dient te maken ten behoeve van de schuldeisers. Brink verklaart dat zij zelf bereid is om de aandelen in de nalatenschappen te kopen tegen een nader te bepalen koopprijs. De bewindvoerder stelt zich, evenals [saniet 1] en [saniet 2] , op het standpunt dat de erfdelen niet-opeisbaar zijn en dat het persoonlijke karakter van de aanspraken zich tegen de verlangde overdracht en tegeldemaking verzet.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat een gemeenschap van nalatenschap een bijzondere gemeenschap is. Ingevolge artikel 3:189 lid 2 BW zijn de bepalingen van afdeling 2 van titel 7 van boek 3 BW op deze gemeenschap van toepassing (artikelen 3:189 t/m 3:194 BW). Artikel 3:191 lid 1 BW bepaalt dat tenzij uit de rechtsverhouding tussen de deelgenoten anders voortvloeit, ieder der deelgenoten over zijn aandeel in de gehele gemeenschap kan beschikken en de schuldeisers een zodanig aandeel kunnen uitwinnen.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit in dit geval uit de rechtsverhouding tussen de deelgenoten voort dat het aandelen van sanieten in de nalatenschappen niet, of in elk geval niet tegen de wil van sanieten en de overige erfgenamen, overgedragen of uitgewonnen kunnen worden. Een dergelijke overdracht of uitwinning van de aandelen is hier niet te verenigen met de aard van de gemeenschap van nalatenschap. Reden daarvoor is onder meer dat de derde die het erfdeel zou kopen, bij de (eventuele) verdeling naar verwachting een financieel belang voor ogen zal hebben, terwijl het erfdeel voor de overige deelgenoten hier kennelijk mede of vooral een morele betekenis heeft (vgl. in dit verband onder meer Van Mourik e.a., Handboek Erfrecht 2020/IV.8.1; Asser/Perrick 3-V 2019/63). Het financiële belang van de derde zal botsen met de belangen van de overige deelgenoten, en wel op een wijze die voor de overige deelgenoten zeer wel als pijnlijk en respectloos kan worden ervaren. Daar komt bij dat in beide nalatenschappen sprake is van een vruchtgebruik van de langstlevende, zodat sanieten feitelijk nog niets uit de nalatenschappen hebben ontvangen en bovendien onzeker is of, en zo ja wanneer, sanieten een voordeel uit de nalatenschap ontvangen. Dat een derde zich uit financiële overwegingen in de (rechts)verhoudingen tussen de erfgenamen kan mengen, kan hier in redelijkheid dan ook niet worden aanvaard.
4.8.
Slotsom is dat de aandelen van [saniet 1] en [saniet 2] in de nalatenschappen niet overdraagbaar of uitwinbaar zijn. De bewindvoerder is - anders dan Brink betoogt - dus niet gehouden medewerking te verlenen aan overdracht van die aandelen in de nalatenschappen. Gelet daarop is ook niet in te zien waarom de bewindvoerder Brink op dat punt nadere informatie zou moeten verstrekken. Het verzoek van Brink zal dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- bekrachtigt de beslissing van de rechter-commissaris van 30 mei 2022;
- wijst het in hoger beroep verzochte af.
Gewezen door mr. A.A.J. Smelt, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.