ECLI:NL:RBNNE:2022:2528

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/18/209608 / HA ZA 21-224
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verplaatsing van zonnepanelen en onrechtmatige hinder tussen buren

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een woning, een verklaring voor recht dat er sprake is van onrechtmatige hinder door de zonnepanelen van zijn buurvrouw, gedaagde. Eiser stelt dat de zonnepanelen, die aan de oostzijde van het dak van gedaagde zijn geplaatst, een felle schittering veroorzaken die zijn woongenot aantast. Gedaagde heeft in 2019 43 zonnepanelen geplaatst, waarvan 30 aan de zijde van eiser. Tijdens de procedure hebben partijen geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt. Eiser heeft aangevoerd dat de zonnepanelen de esthetische waarde van de buurt aantasten en dat er alternatieven zijn voor de plaatsing van de zonnepanelen. Gedaagde heeft echter betoogd dat zij het recht heeft om zonnepanelen te plaatsen en dat er geen onrechtmatige hinder is, aangezien de reflectie van de zonnepanelen slechts gedurende een korte periode in de ochtend voorkomt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat het recht van gedaagde om haar eigendom te gebruiken, niet in strijd mag zijn met de rechten van anderen. De rechtbank concludeert dat de hinder die eiser ervaart niet als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd, omdat de aard en ernst van de hinder onvoldoende zijn onderbouwd. Bovendien zijn de esthetische bezwaren van eiser niet zwaarwegend genoeg om de belangen van gedaagde te schaden. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 1.435,00.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/209608 / HA ZA 21-224
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van
[naam eiser],
te [plaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [naam eiser] ,
advocaat mr. K.D. de Boer te Groningen,
tegen
[naam gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [naam gedaagde] ,
advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 januari 2022,
- de brief van de advocaat van [naam eiser] van 5 april 2022 waarmee hij productie 9 in het geding heeft gebracht met het oog op de mondelinge behandeling,
- de mondelinge behandeling van 11 april 2022,
-de zittingsaantekeningen die de griffier heeft gemaakt en de spreekaantekeningen van de advocaat van [naam eiser] .
1.2.
Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken om te onderzoeken of een minnelijke regeling kon worden bereikt. Op de rolzitting van 25 mei 2022 hebben beide partijen aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij geen minnelijke regeling hebben getroffen en dat zij daarom om vonnis vragen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam eiser] is eigenaar van een woning gelegen aan de [straat] . [naam gedaagde] is eigenaresse van een woning aan de [straat] , zodat partijen buren van elkaar zijn. Het perceel van [naam eiser] met zijn woning en tuin grenst aan de oostzijde aan het perceel waarop de woning van [naam gedaagde] staat.
2.2.
[naam gedaagde] heeft in 2019 43 zonnepanelen op het dak van haar woning laten plaatsen, waarvan 30 zonnepanelen aan de kant van de woning van [naam eiser] zijn gelegen.

3.Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat er sprake is van onrechtmatige hinder en verplaatsing van zonnepanelen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer. [naam gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiser] en veroordeling van [naam eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[naam eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de wijze waarop [naam gedaagde] de zonnepanelen heeft doen plaatsen op haar woning, te weten aan de oostzijde ervan jegens hem als eigenaar van het belendende erf onrechtmatig is. Volgens [naam eiser] is er in dit geval sprake van onrechtmatige hinder omdat de geplaatste zonnepanelen een felle schittering geven als het zonlicht daarop schijnt en ook bij slecht weer worden de zonnepanelen door hem als zeer storend ervaren. Volgens [naam eiser] is er een goed alternatief voor [naam gedaagde] voorhanden te weten het plaatsen van de zonnepanelen op andere zijden van het dak van de woning van [naam eiser] . [naam eiser] heeft daarbij aangegeven dat hij bereid is om een deel van de kosten van de verplaatsing te dragen. Ten slotte heeft [naam eiser] aangegeven dat de woning van [naam gedaagde] gelegen is in [plaats] , een van de weinige dorpen in Nederland dat nog over een authentieke uitstraling beschikt en waarin vele klassieke woningen zijn te vinden, waaronder de woning van [naam gedaagde] . Volgens [naam eiser] (eigenaar van een bouwkundig advies en architectenbureau die voor [naam gedaagde] in 2000 de achteraanbouw van de woning heeft ontworpen) wordt het architectonisch ontwerp van de woning van [naam gedaagde] door de plaatsing van de zonnepanelen ernstig visueel verstoord en doet het industriële karakter van de zonnepanelen ook afbreuk aan de klassieke uitstraling en materiaalkeuze van de oorspronkelijke woning.
4.2.
[naam gedaagde] heeft in haar verweer benadrukt dat zij als eigenaresse met uitsluiting van eenieder vrij is om van de zaak – in dit geval haar woning – gebruik te maken mits het gebruik niet in strijd is met de rechten van anderen dan wel in strijd komt met de wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht. Dit uitgangspunt betekent volgens [naam gedaagde] dat zij "gewoon" het recht heeft om zonnepanelen op haar dak te plaatsen. Vanuit de zijde van de gemeente wordt dit zonder meer toegestaan en bestaat er van uit het publiekrecht geen enkel bezwaar tegen het plaatsen van zonnepanelen.
[naam gedaagde] heeft verder aangevoerd dat er van onrechtmatige hinder geen sprake is: zij heeft voorafgaand aan het plaatsen van de zonnepanelen op haar dak advies ingewonnen bij een deskundig bedrijf die haar heeft geadviseerd over het merk zonnepanelen en het aantal ervan. Vanwege de hoeveelheid stroom die zij gebruikt en de belastbaarheid van het dak heeft de leverancier van de zonnepanelen een berekening gemaakt en vastgesteld dat het aantal van 43 zonnepanelen verantwoord is. Volgens [naam gedaagde] geldt dat de zonnepanelen zodanig zijn geplaatst dat reflectering van de zonnepanelen alleen in de ochtend gedurende een zeer korte tijd en in een zeer korte periode van het jaar (de maanden juni en juli) kan plaatsvinden in de tuin van [naam eiser] . Bovendien voert [naam eiser] niet meer aan dan niet-onderbouwde opmerkingen over de schittering waarvan hij stelt last te hebben, volgens [naam gedaagde] . Op geen enkele wijze valt objectief vast te stellen dat de reflectie van de zonnepanelen "onaangenaam" is, zoals [naam eiser] naar voren heeft gebracht. Terwijl [naam eiser] evenmin de geschonden norm heeft aangewezen die strekt tot bescherming van zijn belang zoals artikel 6:163 BW verlangt.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van [naam eiser] moeten worden afgewezen. De rechtbank zal hierna toelichten waarom zij tot dit oordeel komt.
4.4.
Voorop staat dat het een eigenaar van een woonhuis met een tuin vrijstaat zijn eigendom naar eigen goeddunken te gebruiken, maar alleen als dit gebruik niet strijdt met de rechten van anderen en de daarbij op de wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen in acht worden genomen. Dit betekent dat [naam gedaagde] in beginsel het recht heeft om de zonnepanelen zo te plaatsen op het dak van haar woning zoals zij dat wenst. Dat recht wordt begrensd in die zin dat zij anderen, onder wie haar buren, geen onrechtmatige hinder mag toebrengen. Volgens artikel 5:37 BW, op welk artikel [naam eiser] zijn vordering heeft gebaseerd, mag een eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162BW onrechtmatig is aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen. De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid - mede gelet op de daaraan verbonden kosten - en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen (Hoge Raad 21 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8823). Uit deze maatstaf volgt dat niet iedere vorm van hinder of ondervonden overlast onrechtmatig is in de hiervoor bedoelde zin en dat niet snel mag worden aanvaard dat de aanwezigheid van schittering van zonnepanelen op een belendend perceel overlast oplevert.
4.5.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of de zonnepanelen van [naam gedaagde] -gelegen aan de oostzijde van het perceel van [naam eiser] - hinder veroorzaken die als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd. Of daarvan sprake is in het gegeven geval, is afhankelijk van verschillende omstandigheden zoals gedurende welke uren van de dag en gedurende welke periode zodanige schittering in de tuin van [naam eiser] aanwezig is dat het gebruik van zijn tuin wordt verhinderd en in welk opzicht en in welke mate [naam eiser] daardoor in het gebruik van zijn tuin / woning wordt beperkt. In dat verband heeft [naam eiser] niet meer naar voren gebracht dan de (subjectieve) beleving dat de reflectie van het (zon)licht op de zonnepanelen onaangenaam voor hem is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zijn raadsman naar voren gebracht dat de schittering aanwezig is van ongeveer 10 uur tot 14 uur als de zon schijnt. Als [naam eiser] dan in de tuin zit, heeft hij er last van en vindt hij dat zijn woongenot is aangetast. [naam gedaagde] heeft daartegenover aangedragen dat de reflectie van zonlicht slechts gedurende enkele uren in de ochtend en gedurende twee maanden per jaar aanwezig is. Onder deze omstandigheden is de aard en ernst van de ondervonden hinder onvoldoende onderbouwd om van een onrechtmatige inbreuk op subjectieve rechten van [naam eiser] te kunnen spreken. Dat [naam eiser] schade heeft opgelopen door de door hem ondervonden hinder is evenmin komen vast te staan. Hij heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling weliswaar gerept van psychische problemen, zonder dat deze desgevraagd werden onderbouwd of konden worden geconcretiseerd.
4.6.
[naam gedaagde] heeft aan de hand van in het geding gebrachte adviezen van haar adviseurs van zonnepanelen ook de stellingname van [naam eiser] dat er alternatief aanwezig is, voldoende gemotiveerd bestreden. Nog los van het gegeven dat verplaatsing de nodige kosten meebrengt waaraan [naam eiser] op zijn hoogst 50 % wil bijdragen, blijkt uit de als productie 3 door [naam gedaagde] overgelegde verklaring van Wattgroen BV dat de panelen niet allemaal op het andere dak(vlak) passen terwijl ook niet zeker is of het alternatieve dak sterk genoeg is voor de panelen. Daarnaast is volgens Wattgroen voor de verplaatsing van de panelen eerder dan anders vervanging van het dakleer nodig. Deze praktische en financiële belangen moet rekening worden gehouden in de belangenafweging die artikel 5:37 BW vraagt. Door [naam eiser] zijn onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die het opzijzetten van deze belangen van [naam gedaagde] bij behoud van de zonnepanelen op de huidige plaats rechtvaardigen.
4.7.
De esthetische bezwaren die door [naam eiser] naar voren zijn gebracht kunnen eveneens onvoldoende gewicht in de schaal leggen. Door [naam gedaagde] is onbetwist naar voren gebracht dat vanuit publiekrecht er geen bezwaren kleven tegen de plaatsing van zonnepanelen aan de oostzijde van het dak. Wat er ook zij van de kwaliteit van de bebouwing in de dorpskern van [plaats] : van een beschermd dorpsgezicht zodat voor de plaatsing van zonnepanelen een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, is kennelijk geen sprake. In dat kader hadden ook welstandsaspecten zoals deze door [naam eiser] zijn genoemd, een rol kunnen spelen bij de te maken afwegingen. Zonder dit bijzondere afwegingskader moeten de in dit verband door [naam eiser] geuite bezwaren buiten beschouwing blijven. Het gaat daarbij immers om een puur subjectief oordeel van [naam eiser] over de esthetische waarde of de vermindering ervan van een buurpand. Bij haar beslissing waar zij de zonnepanelen wil plaatsen hoeven redenen van praktische of financiële aard van [naam gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank niet te wijken voor verlangens op esthetisch vlak van haar buurman, ook niet wanneer hij in het verleden de aanbouw aan haar woning heeft ontworpen.
4.8.
[naam eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [naam gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten x €563,00),
Totaal € 1.435,00.
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [naam eiser] af,
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten aan de zijde van [naam gedaagde] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1.435,00,
5.3.
veroordeelt [naam eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten begroot op € 163,00 aan salaris advocaat te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten als [naam eiser] niet binnen veertien dag na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. M.A.B. Faber-Siermann en uitgesproken op 6 juli 2022.
564