Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 6 mei 2018 samen met [slachtoffer 1] in een rubberboot voer. In de rubberboot voor hen voer [naam 1] en in een rubberboot achter hen voeren [naam 2] en [naam 3] . Rond 21.30 uur voeren zij in de richting van het water de Grote Brekken. Zij voeren achter elkaar. [naam 1] voerde een blauw of wit/geel licht.
4Aangever weet nog dat zij ter hoogte van het restaurant ‘ [naam restaurant] ’ voeren.
Van de aanvaring zelf weet hij niets meer. Aangever heeft verklaard dat hij als gevolg van de aanvaring het volgende letsel heeft opgelopen: een dubbele kaakbreuk, een breuk in het linker schouderblad, een gebroken linker bovenarm, een 5e-graads milt, meerdere gebroken ribben en een klaplong.
5Uit het verslag van de spoedeisende hulp blijkt eveneens van voornoemd letsel.
6
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 6 mei 2018 tussen 22.30 en 22.45 uur met vrienden op het Stroomkanaal in Lemmer voer. Zij waren met drie boten, waarbij zij en [slachtoffer 2] in de middelste rubberboot voeren. In de voorste boot voer [naam 1] en in de achterste boot voeren [naam 2] en [naam 3] . [naam 1] had een lamp op zijn boot. Op een gegeven moment zag zij een witte streep. Van de aanvaring zelf weet zij niets meer.
7
Als gevolg van de aanvaring heeft aangeefster het volgende letsel bekomen: een schaafwond, meerdere bulten op het hoofd, een hersenschudding en twee gebroken nekwervels.
8Uit de ontslagbrief van het ziekenhuis blijkt eveneens van voornoemd letsel.
9
De getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij als voorste in een rubberboot voer. Twee rubberbootjes voeren achter hem. Hij zag een speedboot aankomen. De speedboot voer vol in plané. De speedboot ging niet zachter varen. De getuige heeft de snelheid van de speedboot geschat op ongeveer 40 tot 50 kilometer per uur. De speedboot en de jongens die in de speedboot zaten waren weg voordat dat de politie er was.
10
De getuige [naam 3] heeft verklaard dat hij de speedboot niet zag aankomen. Hij zag de aanvaring niet, maar hoorde wel een harde klap. Daarna zag hij een speedboot snel in vaart minderen, waardoor er een grote golf in zijn richting kwam.
11
De getuige [naam 2] heeft eveneens verklaard dat zij de speedboot niet zag aankomen, maar dat de speedboot er ineens was.
12
De getuige [naam 4] heeft verklaard dat hij een witte speedboot met een gekleurde streep zag die met hoge snelheid voer. Hij schatte de snelheid in als tussen de 70 en 80 kilometer per uur. Hij zag dat het licht van de speedboot plotseling de lucht in ging en hij hoorde een klap.
13
De getuige [naam 5] heeft verklaard dat hij op 6 mei 2018 om 22.42 uur filmde. Hij zag een rood licht aan komen varen en daarna hoorde hij een knal. Vervolgens schreeuwde een meisje hysterisch. Daarna deed zijn buurman een zoeklicht aan over het water. Er kwam een speedboot aan met drie rubberboten. Hij kon de snelheid van de speedboot niet inschatten, maar de speedboot voer vele malen sneller dan boten die daar doorgaans langs varen.
Hij heeft ook verklaard dat het rode licht goed te zich is op de film die hij heeft gemaakt en beschikbaar heeft gesteld voor het onderzoek.
14
Verbalisant [verbalisant 1] heeft voornoemde film van getuige [naam 5] bekeken en heeft het volgende op de camerabeelden gezien. Hij zag dat vanaf de rechterkant een rood licht in beeld kwam. Vanaf de linkerkant kwam een blauw licht in beeld. Het rode licht ging met een hogere snelheid naar de linkerkant van het beeld dan het blauwe licht naar de rechterkant. Op negen seconden van de film gingen het rode en blauwe licht langs elkaar. Op elf seconden hoorde verbalisant een klap.
15
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van restaurant ‘ [naam restaurant] ’ bekeken. Op het beeld is te zien dat aan de overzijde van het Stroomkanaal het eetcafé ‘ [naam restaurant] ’ is gevestigd. Aan de rechterzijde is te zien dat het vaarwater Zijlroede overgaat naar het Stroomkanaal. Geverbaliseerd is (onder meer):
“2018-05-06 22.40.33
Ik zag het licht van de snelle motorboot weer branden. Ik zag dat de snelle motorboot bakboord uit voer.
2018-05-06 22.40.47
Ik zag dat de snelle motoboot midden vaarwater van het Streamkanaal voer.
2018-05-06 22:40:45
Ik zag dat de snelle motorboot midden op het vaarwater voer over het Stroomkanaal richting Prinses Margrietkanaal.
2018-05-06 22:41:51
Ik zag rubberboot 1 varen vanaf de Zijlroede richting het Stroomkanaal. Ik zag dat rubberboot 1 een licht aan boord had
2018-05-06 22:41:5
Ik zag dat rubberboot 2 ook vanaf de Sylroede richting het Streamkanaal voer. Ik zag geen licht aan boord. Ik zag dat rubberboot 2 het Stroomkanaal op voer.
2018-05-06 22:42:10
Ik zag het licht van de snelle motorboot in beeld komen.
2018-05-06 22:42:18
Ik zag dat de snelle motorboot en rubberboot 1 elkaar passeerden.
2018-05-06 22:42:23
Ik zag dat het moment van aanvaring op beeld precies achter de vlag plaatsvond. Ik zag dat het navigatielicht, door de vlag, een beweging omhoog maakte.
2018-05-06 22:42:23
Ik zag dat de snelle motorboot achter de vlag van de havenmeester vandaan kwam. Ik zag aan het navigatielicht dat de snelle motorboot een beweging op en neer maakte.
2018-05-06 22:42:29
Ik zag dat de snelle motorboot zijn snelheid eruit haalde. Ik zag dit omdat de neus van de snelle motorboot naar beneden ging.”
16
Om 22.56 uur kwam verbalisant [verbalisant 3] samen met het ambulancepersoneel ter plaatse aan. Tijdens zijn aanwezigheid heeft niemand zich gemeld als veroorzaker van de aanvaring dan wel een bekende van die persoon.
17
Het ‘Team Verkeersspecialisten” heeft na de aanvaring een onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek blijkt dat verdachte voer in een snelle motorboot
18, merk [merk en type boot] met registratienummer [nummer] . Het andere betrokken vaartuig betrof een klein schip, merk [merk en type boot] . De plaats van het incident was het Stroomkanaal. De exacte locatie was niet meer vast te stellen. Het was duister. De maximumsnelheid voor alle schepen op het Stroomkanaal was door het bevoegd gezag vastgesteld op 9 kilometer per uur.
19
De motorboot waarin verdachte voer bleek in voldoende staat van onderhoud. Ook de motor van de rubberboot functioneerde naar behoren.
20
Aan de hand van de op en aan de vaartuigen aangetroffen schade en sporen kon worden vastgesteld dat de snelle motorboot met de boeg tegen de stuurboord voorzijde van de rubberboot was gevaren.
21
Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 mei 2018 met de speedboot voer. Hij had nog niet eerder alleen in de speedboot gevaren. Ook niet in het donker. Hij had het theorie-examen voor vaarbewijs I gehaald, maar het vaarbewijs nog niet opgehaald. Hij wist niet wat de maximumsnelheid was op het Stroomkanaal. Het was donker en op het water zag je niets. Hij wist dat het ter plaatse gebeurde dat er bootjes voeren zonder verlichting, maar had dat zelf niet eerder gezien. Hij had de verlichting van de speedboot aan. Hij zag de rubberbootjes niet aankomen. Hij voelde dat de speedboot iets geraakt had. Hij voer het rubberbootje met [slachtoffer 1] naar de wal. Daar sprak hij zowel met [slachtoffer 1] als met de later aangekomen [slachtoffer 2] , maar vertelde niemand zijn naam of de naam/registratienummer van de speedboot.
22
Feit 1 Schuld in de zin van artikel 308 Sr
Onder 1 primair is ten laste gelegd dat verdachte als schipper van een motorboot zodanig heeft gevaren dat een aan zijn schuld te wijten aanvaring heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer/aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te varen.
De rechtbank overweegt dat schuld in de zin van artikel 308 Sr een andere betekenis heeft dan het begrip schuld dat in het normale spraakgebruik wordt gehanteerd. Van schuld is sprake als een verdachte een bepaald gevolgd (zoals het ten laste gelegde zware lichamelijke letsel) evident niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat hij anders had kunnen en moeten handelen. Daarbij is niet elke fout voldoende om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van schuld. Er moet minimaal sprake zijn van ‘aanmerkelijke schuld’. Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
Zwaar lichamelijk letsel (gedachtestreepjes 4 en 5)
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij artikel 82 Sr en de vaste jurisprudentie waaruit blijkt dat als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de hiervoor genoemde aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de bijbehorende medische gegevens blijkt naar het oordeel van de rechtbank evident dat er bij de slachtoffers sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 308 Sr.
Snelheid (gedachtestreepje 1)
De rechtbank is van oordeel dat de film gemaakt en verstrekt door getuige [naam 5] voor het bewijs kan worden gebruikt. Gelet op hetgeen op de film is waar te nemen, het proces-verbaal van bevindingen, de camerabeelden van restaurant ‘ [naam restaurant] ’ en de getuigenverklaringen is er geen reden tot twijfel aan de authenticiteit van de film. Ook is er geen reden tot twijfel dat de film ziet op het ten laste gelegde.
De beschrijvingen van de film komen overeen met de getuigenverklaringen en de andere camerabeelden voor wat betreft de gevoerde verlichting, het varen naar elkaar toe vanuit tegengestelde richting, het kruisen van de rode lamp (verdachte in de speedboot) en de blauwe lamp (getuige [naam 1] in de voorste rubberboot), en het kort daarna horen van de klap van de aanvaring van de speedboot met de tweede rubberboot. Daarbij komt dat getuige [naam 5] heeft verklaard over het tijdstip van de film, wat gelijk is aan het moment van de aanvaring zoals volgt uit de camerabeelden van restaurant ‘ [naam restaurant] ’. Ook heeft de getuige beschreven waarom hij is gaan filmen en passen de beelden ook bij zijn getuigenverklaring van het ten laste gelegde.
Dat de film tweemaal in het dossier zit, waarvan eenmaal met het bijschrift ‘enhanced’, maakt voornoemde overwegingen niet anders.
Uit de verklaringen van de getuigen [naam 4] , [naam 3] , [naam 1] en [naam 5] in combinatie met hetgeen is waargenomen op de camerabeelden van restaurant ‘ [naam restaurant] ’ en de film gemaakt door getuige [naam 5] leidt de rechtbank af dat verdachte veel sneller voer dan ter plaatse is toegestaan en dat hij pas vaart verminderde na de aanvaring. De rechtbank heeft geen redenen om aan de getuigenverklaringen op dat punt te twijfelen nu deze ondersteuning vinden in camerabeelden.
De rechtbank is van oordeel dat geen exacte snelheid vastgesteld kan worden waarmee verdachte heeft gevaren, maar wel dat de verdachte aanzienlijk sneller heeft gevaren dan de toegestane snelheid.
Alcohol (gedachtestreepje 2)
De verklaring van verdachte dat hij na het feit alcohol heeft gedronken kan niet als ongeloofwaardig ter zijde worden gesteld. Uit zowel zijn verklaring als die van zijn vader blijkt dat verdachte alcohol heeft gedronken na het feit. Door de politie zijn in de woning van verdachte lege blikken bier aangetroffen, hetgeen hun verklaringen ondersteunt.
De rechtbank kan achteraf daarom niet vaststellen wat het alcoholgehalte in het bloed van verdachte was ten tijde van het feit.
Dat verdachte alcohol had gedronken voorafgaand aan het feit blijkt uit diverse bewijsmiddelen en is niet betwist. De verklaringen over de gestelde aanvangstijd van het bier drinken (14.00 uur) en het tijdstip van de aanvaring (22.42 uur) in combinatie met het aantal gedronken biertjes kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat het alcoholpromillage in verdachtes bloed hoger was dan toegestaan dan wel dat verdachte verkeerde onder zodanige invloed van alcohol dat daardoor zijn vaardigheid om de speedboot te besturen werd verminderd. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit gedachtestreepje vrijspreken.
Niet voldoende rekening gehouden met anderen (gedachtestreepje 3)
Uit het technische onderzoek na de aanvaring blijkt dat het duister was tijdens de aanvaring. Ook verdachte heeft verklaard dat hij niets op het water kon zien. Desondanks ging verdachte varen met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan, als onervaren schipper in een speedboot waar hij geen geldig vaarbewijs voor had, hetgeen er kennelijk voor heeft gezorgd dat verdachte onvoldoende zicht had op het vaarwater.
Verdachte heeft immers geen enkel licht op het water waargenomen, terwijl uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de eerste rubberboot wel degelijk enige verlichting voerde en daarmee zichtbaar was. Daarbij komt dat [naam 1] de speedboot van verdachte wel heeft zien aankomen.
Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zo snel heeft gevaren dat de boot uit het water omhoog kwam en dat de punt omlaag bewoog.
Door zijn handelen, met name de combinatie van de te hoge snelheid en de duisternis, heeft verdachte onvoldoende rekening gehouden met het overige scheepvaartverkeer op het Stroomkanaal. Hij heeft zijn snelheid niet dusdanig aangepast en onvoldoende afstand gehouden om de aanvaring met de rubberboot te voorkomen.
Causaliteit
Uit het voorgaande volgt dat het verdachte is die de aanvaring heeft veroorzaakt en dat als gevolg van dat ongeval de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Namens de verdachte is kort gezegd bepleit dat de slachtoffers zelf schuld hadden aan de aanvaring. Wat er ook zij van het vaargedrag van de slachtoffers. De door de raadsman bepleite medeschuld van de slachtoffers heft de eigen schuld van verdachte niet op.
23De gedragingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank een noodzakelijke factor geweest voor de aanvaring en de daarna ingetreden gevolgen, zodat een eventuele (mede)schuld van de slachtoffers niet leidt tot disculpatie van verdachte.
Handelen van verdachte
De verdachte heeft op 6 mei 2018 omstreeks 22.40 uur, in het donker, op het Stroomkanaal in Lemmer, gemeente De Fryske Marren, als schipper een snelle motorboot (speedboot met registratienummer [nummer] ) bestuurd. Verdachte heeft niet eerder met een dergelijke speedboot gevaren in het donker. Daarbij komt dat verdachte niet het vereiste vaarbewijs had.
De toegestane snelheid bedraagt 9 kilometer per uur, maar de speedboot heeft met een aanzienlijk hogere dan toegestane snelheid gevaren. Verdachte heeft verklaard dat hij zich ervan bewust was dat er ter plaatse boten konden varen zonder het voeren van verlichting. Verdachte heeft de drie rubberboten op het Stroomkanaal niet gezien en niet tijdig zijn snelheid verminderd en afstand bewaard/gehouden. Ook heeft verdachte met de speedboot niet uitgeweken voor de rubberboot, waardoor de speedboot tegen de rubberboot is gevaren. Door de aanvaring hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte had als onervaren schipper zonder geldig vaarbewijs extra oplettend kunnen en moeten zijn en in het donker de snelheid van de speedboot zodanig moeten aanpassen dat hij zich ervan kon vergewissen dat hij, wetende van de mogelijke aanwezigheid van boten op het water zonder verlichting, geen aanvaring zou veroorzaken nu het zicht door de duisternis zeer ernstig was belemmerd. Hij had dus anders moeten en kunnen varen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, waardoor een aanvaring is ontstaan met de rubberboot en waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 308 Sr. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van feit 1 primair.
De gedragingen van verdachte zijn niet toereikend voor het oordeel dat de verdachte de hoogste mate van schuld heeft en dat hij ‘roekeloos’ heeft gevaren. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit bestanddeel vrijspreken.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt, hetgeen niet is betwist, dat verdachte bij een aanvaring betrokken was, maar dat hij niet de naam van zijn schip en de plaats van waar zijn schip thuishoort, de plaats waarvan zijn schip kwam en de plaats waarheen het bestemd was, heeft opgegeven. Evenmin heeft hij een inzage verstrekt van het bewijs van inschrijving in het register.
De strekking van het strafbare feit (artikel 474 Sr) is dat de (juridische en financiële) afwikkeling van een aanvaring wordt bevorderd door de in het artikel genoemde inlichtingen te verschaffen. Daarmee wordt beoogd te waarborgen dat betrokkenen na een aanvaring in staat worden gesteld de veroorzaker aansprakelijk te stellen voor de geleden schade.
De enkele stelling dat het volstrekt duidelijk was welke boot bij het ongeval was betrokken volgt de rechtbank niet, aangezien aanvankelijk een verkeerd registratienummer aan de politie werd verstrekt hetgeen de opsporing van verdachte als betrokkene bij de aanvaring heeft vertraagd dan wel belemmerd.
24
Juist het gegeven dat de komst van een ambulance wenselijk en noodzakelijk was maakt dat de verdachte nog meer redenen had om zich ervan te vergewissen dat zijn betrokkenheid kenbaar was. Dat [naam 1] toevallig de boot van verdachte herkende kan de strafbaarheid van het handelen van verdachte niet opheffen.
De rechtbank ziet daarom geen redenen waarom het voor verdachte niet mogelijk was om zorg te dragen dat de benodigde gegevens kenbaar waren.
Feit 3
De rechtbank zal verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde vrijspreken, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Zoals hiervoor onder feit 1 is overwogen kan achteraf niet vastgesteld worden wat het alcoholgehalte in het bloed van verdachte was ten tijde van het varen. Gelet op de verklaringen van verdachte, zijn vader en de door de politie aangetroffen lege blikjes bier is niet uit te sluiten dat verdachte na het feit alcohol heeft gedronken.
Dat verdachte alcohol had gedronken voor het feit blijkt uit de bewijsmiddelen en is niet betwist, maar er is onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig om te komen tot de conclusie dat het alcoholpromillage hoger was dan toegestaan dan wel dat verdachte verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het besturen van de speedboot kon verminderen.
Het verweer van de raadsman ten aanzien van de schending van artikel 17 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer behoeft gelet op voorgaande geen nadere overwegingen.
Feit 4
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit het proces-verbaal van bevindingen
25en de bekennende verklaring van verdachte
26blijkt genoegzaam dat verdachte feit 4 heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.