ECLI:NL:RBNNE:2022:2346

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
18/052419-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2002. De zaak betreft seksuele handelingen die plaatsvonden tussen februari en september 2017 in Winschoten. De verdachte heeft het slachtoffer, dat toen tussen de twaalf en zestien jaar oud was, gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van zijn psychisch en fysiek overwicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en gedetailleerd waren, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen onbetrouwbaar waren. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de daden op het slachtoffer en de ernst van de feiten. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar is wel veroordeeld voor de subsidiaire aanklacht. De rechtbank heeft de gevangenisstraf gematigd in vergelijking met de eis van de officier van justitie, die 30 maanden had gevorderd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/052419-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 in de gemeente [geboorteplaats] , wonende [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot 7 september 2017, op diverse data en/of tijdstippen, te Winschoten, (althans) in de gemeente Oldambt, (meermalen) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, (telkens) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (telkens):
  • het brengen van zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het betasten van de borsten en/of billen van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
  • die [slachtoffer] (stevig) heeft vastgepakt en/of vastgehouden tijdens het plegen van voornoemdehandeling(en) en/of
  • die [slachtoffer] tegen een boom heeft gedrukt en/of
  • die [slachtoffer] bij de arm heeft gepakt en/of naar een bosje heeft gesleept en/of meegenomenen/of (vervolgens) heeft gezegd: "Jij blijft daar nu staan" en/of
  • de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaanen/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij het aan niemand mocht vertellenen/of
  • is doorgegaan met het plegen van voornoemde handeling(en), terwijl die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze het niet wilde en/of hem, verdachte, heeft weggeduwd en/of - voornoemde handeling(en) met die [slachtoffer] heeft gepleegd terwijl zij minderjarig was,
en/of gezien het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] gebruik heeft gemaakt van zijn psychisch en/of fysiek overwicht en/of (aldus) een situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet heeft kunnen onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot 7 september 2017, op diverse data en/of tijdstippen, te Winschoten, (althans) in de gemeente Oldambt, (meermalen) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (telkens):
  • het brengen van zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het betasten van de borsten en/of billen van die [slachtoffer] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot 7 september 2017, op diverse data en/of tijdstippen, te Winschoten, (althans) in de gemeente Oldambt, (meermalen) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) het betasten van de vagina en/of borsten en/of billen van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier volgt dat verdachte aangeefster door een feitelijkheid dan wel bedreiging met een feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. Door het leeftijdsverschil en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft aangeefster geen weerstand kunnen bieden aan verdachte en is aldus sprake geweest van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 Sr.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft daartoe primair aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbruikbaar zijn voor het bewijs, gelet op verschillende discrepanties en onjuistheden in deze verklaringen. Zo volgt uit de WhatsAppgesprekken tussen aangeefster en [vriend van slachtoffer] niet dat aangeefster verdachte regelmatig heeft ontmoet en heeft aangeefster wisselend verklaard over het moment waarop zij [vriend van slachtoffer] heeft verteld dat zij seksueel contact had met verdachte. Daarnaast geldt dat aangeefster verschillende motieven kan hebben gehad om te verklaren dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte. Zo kan zij uit zijn geweest op aandacht van haar toenmalige vriend [vriend van slachtoffer] en kon zij, nadat [vriend van slachtoffer] haar ouders had ingelicht, mogelijk niet meer uit onder het doen van aangifte.
De raadsvrouw heeft subsidiair aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden zijn afkomstig uit dezelfde bron – te weten aangeefster – en kunnen derhalve niet bijdragen aan het bewijs. Voorts geldt dat uit de in het dossier opgenomen WhatsAppberichten niet valt af te leiden dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en kan niet worden vastgesteld dat de berichten door verdachte zijn verstuurd. Ten aanzien van de ‘dwang’ – zoals primair ten laste gelegd – en het ‘seksueel binnendringen’ – zoals primair en subsidiair ten laste gelegd – geldt tot slot dat zich in het dossier geen objectief bewijs bevindt dat hiervan sprake is geweest.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaringen van aangeefster overweegt de rechtbank het volgende. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op zichzelf consistent en gedetailleerd zijn en geen evidente ongerijmdheden bevatten. Dat aangeefster in het contact met [vriend van slachtoffer] en haar ouders aanvankelijk terughoudend is geweest in het delen van hetgeen tussen haar en verdachte is voorgevallen acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Uit het dossier blijkt immers dat aangeefster zich schaamde en dat zij moeite heeft gehad met het delen van de seksuele ervaringen tussen haar en verdachte. De rechtbank is voorts van oordeel dat zich in het dossier geen enkele aanwijzing bevindt dat aangeefster uit is geweest op aandacht en derhalve een valse aangifte zou hebben afgelegd. Daarbij komt dat de verklaringen van aangeefster op verschillende onderdelen worden ondersteund door de verklaringen van verdachte en door de in het dossier opgenomen WhatsAppberichten. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat aangeefster zich redelijkerwijs niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Uit het informatief gesprek met de moeder van aangeefster komt immers naar voren dat sprake is geweest van vrijwillig seksueel contact tussen aangeefster en verdachte en ook uit de overige informatie in het dossier volgt niet evident dat sprake is geweest van een situatie in vorenbedoelde zin. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 Sr.
De rechtbank past ten aanzien van het hierna subsidiair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 16 oktober 2018, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017208727 d.d. 9 februari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Aangeefster: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002.
V: Zou je met je eigen woorden in chronologische volgorde willen vertellen wat er is gebeurd?
A: Ik had de app ‘Hot or Not’ gedownload. Toen ben ik met een jongen van 16 in contact gekomen. Hij zei dat hij 16 was. Hij heette [verdachte] . Ik heb een poosje met hem lopen chatten. Daarna heb ik met hem afgesproken achter het [locatie] in Winschoten. Toen ik daar ’s avonds was, bleek hij geen 16 te zijn. Toen ik daar was begon hij me gelijk aan te raken en hij stopte gelijk zijn hand in mijn broek en begon overal aan te zitten. Aan mijn borsten en kont enzo. Een paar dagen later kwam ik weer in contact met een andere jongen. Toen ik zei dat ik geen contact met hem wilde, vertelde hij dat hij dezelfde jongen was als waarmee ik eerder had afgesproken. Daarna heeft hij heel erg aangedrongen dat ik mijn telefoonnummer zou vertellen. Dat heb ik ook gedaan. Daarna ging het contact verder via WhatsApp. Daarna hebben we nog drie afspraakjes gehad. Dat was ook vlak achter mijn huis en een keer achter het [locatie] . Elke keer gebeurde hetzelfde. Hij deed zijn handen in mijn broek en begon alles aan te raken. Toen was er nog één laatste afspraakje daarna. Dat was weer achter mijn huis, bij het [locatie] . Hij ging mij eerst weer betasten met zijn hand in mijn broek. Daarna deed hij zijn eigen broek uit en ging hij met zijn geslachtsdeel bij mij naar binnen.
V: Wanneer precies heb je voor het eerst contact met [verdachte] gekregen?
A: Dit was ongeveer in februari vorig jaar.
V: Hoe oud was je toen?
A: 14.
V: In welke periode vonden de ontmoetingen plaats?
A: De eerste keer was in februari of maart vorig jaar. En de laatste keer was eind juli/augustus vorig jaar.
V: Zullen we de eerste ontmoeting eens gaan behandelen. Op welke locatie was dit?
A: Locatie 1. V: Hoe is hij daar?
A: Met een klein wit busje.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Hij stopte zijn hand in mijn broek.
V: Wat doet hij met die hand in je onderbroek?
A: Hij ging met zijn vingers bij mij naar binnen.
V: Waar ging hij naar binnen?
A: Bij mijn vagina.
V: Hoe raakte hij jouw borsten aan?
A: Tegelijk toen hij in mijn vagina zat.
V: Dan heb je hem nog vier keer ontmoet. Wat is er bij de tweede, derde en vierde keer gebeurd?
A: Hetzelfde, alleen dan op andere plekken.
V: Vertel eens over de vijfde keer?
A: Ik ben naar locatie 2 gegaan. Hij stond daar al te wachten met een hele grote witte bus. Hij ging weer met zijn hand in mijn broek.
V: En dan?
A: Daarna had hij mijn broek omlaag getrokken met twee handen. Toen trok hij zijn broek naar beneden. Hij kwam achter mij en ging met zijn geslachtsdeel naar binnen.
V: Waar ging hij naar binnen?
A: Bij de vagina.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprekzeden d.d. 13 september 2017, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
[moeder van slachtoffer] is de moeder van [slachtoffer] . [moeder van slachtoffer] heeft foto’s en screenshots gekopieerd vanaf het telefoontoestel van [slachtoffer] . Deze gekopieerde bestanden heeft [moeder van slachtoffer] aan de politie overgedragen.
Waar is het gebeurd: Op diverse locaties in Winschoten.
Wanneer is het gebeurd: vanaf medio 2017 tot 07 september 2017.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een WhatsAppgesprek met ‘ [verdachte] ’, opgenomen op pagina85 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Contactinformatie: [verdachte] .[telefoonnummer]
.
[verdachte] : Is goed. Einde van de middag past mij wel. 4 uur?
Verzonden bericht: Ja prima. Waar.
[verdachte] : Leuk. Zin in? Je bent van mij morgen.
Verzonden bericht: Zie je morgen om 4 uur ja.
[verdachte] : Yess doen we.
[verdachte] : Wat heb je aan? Of juist niet.
Verzonden bericht: Haha. Gewoon ondergoed. Heb het nogal snel warm.
[verdachte] : Hahaha. Ben jij vaak heet?
Verzonden bericht: Niet altijd. Heb ook van die dagen dat ik zo’n dik huispak aanheb.
[verdachte] : Jaa snap ik.
Verzonden bericht: Ik ben gewoon een apart mens.
[verdachte] : Hahaha. Jij wel. Piemel gaat heel diep hoor. Lekker klaarkomen zal je.
Verzonden bericht: Haha.
[verdachte] : Ik ga je verwennen.
Verzonden bericht: Haha ow.
[verdachte] : Je gaat het beleven. Laat je zo vaak klaarkomen tot je niet meer kunt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 31 december 2021, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Waar sprak je af?
A: [straatnaam] , vlakbij het [locatie] . Bij woningen in de buurt. Ik ging daar met de auto heen, ik had
er twee of drie. Kan een grote witte bus [auto] zijn geweest, een kleine witte bus, [auto] . V: Hoe gaat de ontmoeting?
A: Een beetje afstand, een beetje praten, kletsen. Het voelde wel apart. Het voelde niet zoals het hoorde, dat je onderbuik iets zegt.
V: Hoeveel tijd zat er tussen de tweede keer en de derde keer contact?
A: Dat was weer aan de [straatnaam] .
V: Je bent dus met iemand aan het knuffelen van 14/15 jaar. Wat vind je daarvan?
A: Ja, niet oké, ik ben veel ouder. Ik dacht wel eens: wat gaat er nou in mijn hoofd om. Ik heb er heel lang over nagedacht. Wat heeft mij ertoe gezet om dat te doen. Tot op de dag van vandaag kan ik daar geen antwoord op geven. Ik deed iets met haar wat ik niet kan verklaren.
5. De door verdachte ter zitting van 24 juni 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U vraagt mij of ik erken dat ik afspraken heb gehad met [slachtoffer] . Ja. Ik noemde mijzelf online inderdaad ‘ [verdachte] ’. Dat is mijn tweede naam. Ik heb drie keer met haar afgesproken. Ik kwam er bij de eerste afspraak achter dat ze wel wat jonger was dan 18. Toen ik haar zag dacht ik direct: dit is niet goed. Ik dacht: het afspreken met haar is niet voor herhaling vatbaar. De eerste afspraak heeft maar 5 minuten geduurd. De tweede afspraak zal ook niet langer dan 10 minuten hebben geduurd. Wij hebben gesprekken met elkaar gehad via WhatsApp. U vraagt mij of het nummer dat is gekoppeld aan de WhatsAppgesprekken in het dossier van mij is. Ja. U vraagt mij of iemand anders de telefoon wel eens gebruikte. Nee. U vraagt mij of er tijdens de ontmoetingen over seks is gesproken. Zij sprak met mij over haar seksuele ervaringen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet elk onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een
bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. (zie o.a. HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
Het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer en verdachte voor wat betreft het al dan niet plaatsvinden van seksuele handelingen lijnrecht tegenover elkaar staan - de rechtbank naast de betrouwbaarheid van de verklaring van het (vermeende) slachtoffer dient te beoordelen of voor de beweringen van het (vermeende) slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat sprake is geweest van seksuele handelingen tussen hem en aangeefster. Wel heeft verdachte erkend dat hij zich op een online datingsite heeft voorgedaan als ‘ [verdachte] ’ en dat hij naar aanleiding van chatcontact met aangeefster meermalen met haar heeft afgesproken. Deze ontmoetingen vonden plaats nabij een [locatie] en een [locatie] in Winschoten. Verdachte heeft verklaard dat hij WhatsAppcontact heeft gehad met aangeefster, maar dat hij zich niet kan voorstellen dat hij de seksueel getinte berichten zoals opgenomen in het dossier naar aangeefster heeft verstuurd. De rechtbank is echter van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte deze berichten heeft gestuurd. Verdachte heeft immers erkend dat hij met het telefoonnummer dat is gekoppeld aan de berichten in het dossier contact heeft gehad met aangeefster en dat niemand anders zijn telefoon heeft gebruikt. Nu de inhoud van de berichten in samenhang bezien duiden op eerder seksueel contact tussen verdachte en aangeefster, verdachte en aangeefster telkens op afgelegen locaties hebben afgesproken en de verklaringen van aangeefster op veel onderdelen worden ondersteund door de verklaringen van verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met aangeefster. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat hiertoe ook het ‘seksueel binnendringen’ behoort. De verklaring van aangeefster op dit punt is gedetailleerd en de rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Dat aangeefster tegen haar moeder heeft gezegd dat hiervan geen sprake is geweest acht de rechtbank niet onbegrijpelijk, nu zij zich schaamde en aanvankelijk zo min mogelijk heeft willen verklaren over hetgeen is voorgevallen tussen haar en verdachte. Al met al acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot 7 september 2017, op diverse data en tijdstippen, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het brengen van zijn penis en vingers in de vagina van die [slachtoffer] en - het betasten van de borsten en billen van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiairmet iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en met het feit dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen expliciet strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat verdachte zijn leven weer op de rit heeft en dat hij bij oplegging van een gevangenisstraf zijn woning en bedrijf zal verliezen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, welke handelingen mede bestonden uit seksueel binnendringen. Verdachte is in contact gekomen met het toen 14-jarige slachtoffer via een datingsite en heeft vervolgens meermalen met het slachtoffer afgesproken op afgelegen locaties in Winschoten. Ondanks het feit dat verdachte bij de eerste ontmoeting al wist dat het slachtoffer minderjarig was, heeft dit hem er niet van weerhouden seksuele handelingen met haar te plegen en hierna nog meermalen met haar af te spreken. Ook bij de afspraken die volgden hebben telkens seksuele handelingen plaatsgevonden. Bij de laatste afspraak heeft verdachte seks gehad met het slachtoffer. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassen man op het veel jongere slachtoffer had en hij heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Met zijn handelen heeft verdachte daarnaast een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer. De wet beschermt jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich immers op een gezonde manier kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Daartoe dienen zij ook beschermd te worden tegen zichzelf, aangezien zij de gevolgen op lange termijn nog niet kunnen overzien. De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruisen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de gebeurtenissen 5 jaar na dato nog altijd impact hebben op het leven van het slachtoffer. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 juni 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
Gelet op het voorgaande, alsmede het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf volledig op zijn plaats. De rechtbank zal in strafverzwarende zin meewegen dat verdachte van meet af aan wist dat het slachtoffer minderjarig was en toch met haar is blijven afspreken en dat verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. In strafverminderende zin zal de rechtbank meewegen dat sprake is van fors tijdsverloop in deze zaak. Het opleggen van een deels voorwaardelijke straf acht de rechtbank niet zinvol nu het de reclassering niet gelukt is om te rapporteren over eventueel aan de verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden, doordat verdachte niet heeft gereageerd op uitnodigingen van de reclassering.
Alles afwegende zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen aan verdachte. De rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie, nu de rechtbank een minder zware variant van het ten laste gelegde bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.
Mr. E.F. Jonkman, mr. J.V. Nolta en mr. Th.A. Wiersma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.