ECLI:NL:RBNNE:2022:2345

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
18/064871-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige kleindochter

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van het meermalen plegen van ontucht met zijn minderjarige kleindochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1945, zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn kleindochter, die in de periode van 1 mei 2020 tot en met 10 januari 2021 bij hem logeerde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en enkele bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar en consistent waren, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen onbruikbaar waren. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde, seksueel binnendringen, niet bewezen, maar het subsidiair ten laste gelegde, ontucht plegen, wel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 4.033,84. De rechtbank heeft de in beslag genomen computer verbeurd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/064871-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1945 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. Koning, advocaat te Ees. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met
10 januari 2021 te Assen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (telkens)
  • het nat/vochtig maken van zijn vinger(s) door deze in zijn mond te plaatsen en/of aan zijn vinger(s) te likken en/of (vervolgens) het met zijn vinger(s) betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of - het met zijn vinger(s) wrijven over/in/tussen de schaamlippen en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van een of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of- het met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten van de bill(en) van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 10 januari 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2014, door (telkens)
  • het nat/vochtig maken van zijn vinger(s) door deze in zijn mond te plaatsen en/of aan zijn vinger(s) te likken en/of (vervolgens) het met zijn vinger(s) betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of - het met zijn vinger(s) wrijven over/in/tussen de schaamlippen en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van een of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten van de bil(len) van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft ten aanzien van het ‘seksueel binnendringen’ aangevoerd dat uit de verklaringen van [slachtoffer] kan worden afgeleid dat verdachte tussen haar schaamlippen over haar clitoris heeft gewreven, wat volgens vaste jurisprudentie seksueel binnendringen oplevert.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe primair aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] onbruikbaar is voor het bewijs. Allereerst geldt dat de vraagstelling in het studioverhoor uitermate suggestief is geweest. Daarnaast staan er verschillende onjuistheden in de verklaring van [slachtoffer] . Zo stelt zij in haar verhoor niks leuk te vinden aan haar opa, terwijl uit verklaringen van anderen het tegenovergestelde blijkt, en heeft [slachtoffer] verklaard dat de zalf waarmee verdachte haar vagina zou hebben ingesmeerd in een nachtkastje op de slaapkamer staat, terwijl in de nachtkastjes geen zalf is aangetroffen. Tot slot geldt dat het verhoor is ingestoken op het ‘terug vertellen’ van hetgeen [slachtoffer] naar voren heeft gebracht, om [slachtoffer] vervolgens te vragen of dit klopt. Op deze manier worden geen open vragen gesteld en wordt de kans op het aan de dag brengen van de waarheid geminimaliseerd.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die de verklaring van [slachtoffer] voldoende ondersteunen. De getuigenverklaringen in het dossier zijn van horen zeggen en zijn derhalve afkomstig uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer] . Daarnaast geldt dat verdachte het ten laste gelegde heeft ontkend. [slachtoffer] heeft de hand van verdachte weliswaar eenmaal op haar geslachtsdeel gelegd, maar dat deed zij omdat zij jeuk had. Vanwege die jeuk heeft verdachte ook het geslachtsdeel van [slachtoffer] ingesmeerd met zalf. Derhalve is slechts sprake geweest van verzorgingshandelingen. Ten aanzien van het seksueel binnendringen, zoals primair ten laste is gelegd, geldt tot slot dat uit de verklaring van [slachtoffer] niet blijkt dat hiervan sprake is geweest.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] overweegt de rechtbank het volgende. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] authentiek, consistent en gedetailleerd zijn, dat deze geen evidente ongerijmdheden bevatten en dat van enige suggestiviteit of het enkel stellen van gesloten vragen niet is gebleken. Sterker nog, [slachtoffer] geeft op verschillende momenten, uit zichzelf, een beschrijving van de seksuele handelingen. In haar verklaringen is zij stellig en oprecht en gebruikt zij leeftijdsadequate woorden wanneer zij over de seksuele handelingen vertelt. Wanneer aan haar verduidelijkingsvragen worden gesteld, antwoordt zij overeenkomstig hetgeen zij daarvoor heeft verklaard, maar ook in lijn met hetgeen zij eerder aan haar moeder heeft verteld. Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer] op meerdere onderdelen steun vindt in de verklaring van verdachte. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen weliswaar volgt dat sprake is geweest van ‘friemelen’ en ‘wrijven’ over haar geslachtsdeel, maar op basis van haar verklaringen kan niet worden vastgesteld dat tevens sprake is geweest van seksueel binnendringen.
De rechtbank past ten aanzien van het hierna subsidiair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2021, opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021019476 d.d. 1 mei 2021, inhoudend als verklaring van [moeder van slachtoffer] :
V: Van welk feit wil jij aangifte doen?
A: Van het misbruiken van mijn dochter [slachtoffer] van 6 jaar.
V: Tegen wie doe jij aangifte?
A: [verdachte] , mijn schoonvader en dus de opa van [slachtoffer] .
V: Waar is dit gebeurd?
A: In Assen. Bij [verdachte] in huis.
V: Over welke periode spreken we?
A: Ik denk dat [slachtoffer] daar vanaf mei 2020 weer geregeld is geweest om te logeren. En ze is daar het weekend van 8 tot 10 januari 2021 voor het laatst geweest.
A: Ik zei tegen [slachtoffer] : “Als er iets is dan kun je dat altijd tegen mama zeggen”, waarop zij antwoordde: “Wat bedoel je?”, waarop ik zei: “Als iemand aan jouw plasser zit of arm, of een duw geeft of aan je haar zit of tong uitsteekt, dat zijn dingen die niet leuk zijn. Dan wil mama dat je dit altijd tegen mama kunt zeggen”. Waarop [slachtoffer] zegt: “Net zoals wat opa bij mij doet?” Waarop ik vroeg: “Wat bedoel je?” “Nou zo”, zei [slachtoffer] . Waarop ik zie dat [slachtoffer] met haar hand over haar broek in haar kruis grijpt. Ze bewoog haar vingers hierbij heen en weer bij haar kruis. Toen zei ik: “Doe eens voor”. Toen trok ze haar broek uit en toen deed ze dat dus bij haar plasser. Ik vroeg: “Maar doet opa dat?” Toen zei ze: “Ja, opa doet dat als ik bij hem logeer”. Toen heb ik gevraagd: “Waar gebeurt dit dan?” Toen zei ze: “In bed”. Toen vroeg ik: “Als hij jou dan naar bed brengt?” En toen zei ze: “Soms maakt hij mij ook wakker en dan zit hij aan mijn plasser en dan draait hij rondjes en dat doet zeer”.
Daarna vertelt zij dat opa een computerkamer heeft en dat hij haar daar wel eens mee naar toe neemt. En dan laat hij daar plaatjes zien met een meneer en mevrouw. En die meneer zit daar dan aan die mevrouw haar plasser te friemelen. En daarna laat hij haar plaatjes zien van paarden, koeien en hunebedden, noem maar op. Toen heb ik gevraagd of het dan één keer gebeurd was of vaker. Waarop [slachtoffer] zei: “Altijd als ik daar slaap”.
V: Hoe vaak heeft [slachtoffer] daar gelogeerd? A: Ze sliep daar elke maand wel een weekend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (studioverhoor met [slachtoffer] ) d.d. 7 februari 2021, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
A : Ik vind het een beetje raar als opa op zijn computer ziet als een man en vrouwen en mannen doet allemaal aan vrouwen aan plasser.
V: Oké.
A : En dan zegt ie: “moet ik jouw plasser friemelen” nee en dan doet ie wel. En meer dingetjes als wij op bed gaan dan doet hij elke keer gewoon.
V: Oké en verder?
A : En als het nacht wordt en oma blijft nog op dan gaan wij op bed en dan doet hij gewoon. En dat vind ik steeds niet leuk.
V: Wat doet hij dan?
A : Gewoon aan mijn plasser friemelen.
V: Aan jouw plasser friemelen. En is dat één keer of vaker gebeurd, aan jouw plasser friemelen?
A : Dat doet hij elke keer als ik daar slaap.
V: Elke keer als jij daar slaapt. En waar gebeurt dat dan? A : Dat gebeurt altijd in bed.
V: En waar is oma dan?
A : Oma slaapt alleen hier. En wij slapen hier.
V: En is dat dan in dezelfde kamer of in een andere kamer? A : Andere kamer.
V: En jij vertelde mij ook dat opa op zijn computer, dat jij dan ziet dat mannen en vrouwen aan hun plasser zitten.
A : Ja dat doen de mannen dan.
V: En is dat één keer of vaker gebeurd dat jij gezien hebt dat opa op de computer. A : Dat doet hij heel veel keer.
V: En je zegt: dan gaat opa aan mijn plasser friemelen en hij kan bij jouw plasser komen want?
A : Door zijn vinger doet hij dat en dan doet hij zijn vinger in zijn mond en dan zo aan mijn plasser.
V: En wat doet zijn vinger dan bij jouw plasser?
A : Gewoon wrijfelenen en dat vind in niet zo fijn.
V: En op wat voor een manier wrijft hij? A : Overal.
V: En als opa dan met zijn vinger bij jouw plasser zit, is dat dan op jouw onderbroekje of in jouw onderbroekje of een beetje in je onderbroekje of anders?
A : Hij doet gewoon onderbroekje, gaat dan onder mijn onderbroekje en dan doet hij dat.
V: En waar wrijft hij dan precies?
A : Steeds hier.
O: Wijst naar tussen haar benen.
V: Ja dat snap ik inderdaad. Maar met jouw plasser en dan niet bij opa maar thuis ofzo wat doe jij dan allemaal met jouw plasser?
A : Als het pijn doet dan doe ik zalf er op.
V: Hoe gaat het dan als je bij opa en oma bent? A : Doet opa er ook zalf op als ik pijn heb.
V: En is het één keer of vaker gebeurd dat opa er zalf op deed. A : Heel veel keer.
V: Heb jij aan mama verteld. Wanneer doet opa dat dan? A : Gewoon als wij op bed zijn.
V: Opa raakte zijn hand jouw plasser aan he. Heeft opa ook andere plekken op jouw lichaam aangeraakt?
A : Ja dat doet hij altijd wel. Moet ie weetje wat hij doet?
V: Nee? Nou?
A : Dan doet ie aanslikken met zijn mond (onverstaanbaar) mijn plasser en mijn buik friemelen. V: Oké, en wat slikt hij dan aan? A : Met zijn mond.
V: Ja en wat slikt hij dan met zijn mond?
A : Zo.
O: Likt aan vinger.
V: Jij zegt ook he, dat hij met zijn hand jouw plasser en jouw buik aanraakte. Heeft hij ook nog met iets anders jou aangeraakt?
A : En ook hierzo (onverstaanbaar).
V: Aan jouw kont? A : Ja.
V: Wat heb jij precies bij opa op de computer gezien?
A : Man en vrouwen, de mannen doen aan de vrouwen aan haar plassers. V: Waar staat de computer van opa? A : Op zolder.
V: Op zolder?
A : Ja. En hij zei dat mag jij nooit aan iemand vertellen maar dat ga ik toch doen.
Getuige: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 4 maart 2021,opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Dus niet alleen uw zoons maar ook [slachtoffer] hebben foto’s gezien op uw computer?
A: Ja.
V: Wat voor foto’s heeft [slachtoffer] op uw computer gezien?
A: Dat pornografische materiaal wat erop stond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 maart 2021,opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: [broer van slachtoffer] heeft het er ook over dat opa en [slachtoffer] heel veel knuffelden. Dat opa [slachtoffer] overal aanraakte.
A: In het knuffelen zelf kan dat misschien gebeuren. Maar als je met elkaar aan het stoeien bent dan raak je elkaar misschien aan op plaatsen die normaal niet zo netjes zijn.
V: Hoe vaak sliep ze gemiddeld bij u? A: Ongeveer één keer per maand.
V: Er wordt met [slachtoffer] besproken wat uw vinger bij haar plasser doet. V: Ze zegt hierover: “Gewoon wrijfelen en dat vind in niet zo fijn”.
A: één keer heeft ze ... even terug denken ... het was op een morgen en ze had jeuk schijnbaar toen we wakker werden. Ze pakte toen zelf mijn hand en legde deze op haar plasser. Ze zei: "daar heb ik jeuk opa".
V: Wie weten dit allemaal?
A: Niemand denk ik. Ik heb er verder niet over gesproken.
V: Er wordt aan [slachtoffer] gevraagd hoe u bij haar plasser kunt komen. [slachtoffer] vertelt hierover: “Hij doet gewoon onderbroekje, gaat dan onder mijn onderbroekje en dan doet hij dat”.
V: Het was dus onder het onderbroekje?
A: Ja.
V: Op haar blote vel?
A: Ja, op haar blote vel ja.
V: Het smeren van vaseline. Vertel daar eens alles over.
A: Toen ze op bed lag en ik de kamer op kwam. Ze had haar broekje naar beneden gedaan om te laten zien waar het precies zeer deed. Toen zei ze: "Kijk opa, dit doet zeer en thuis doen we daar zalf op”. Toen zei ik op een gegeven moment “opa heeft die zalf niet”. Toen bedacht ik dat ik nog vaseline of uienzalf had en dacht: misschien helpt dat ook wel. Dat heb ik er op gesmeerd.
5. De door verdachte ter zitting van 24 juni 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U vraagt mij of het klopt dat [slachtoffer] één keer per maand bij ons sliep. Zo ongeveer ja. U vraagt mij of zij sinds mei 2020 weer bij ons sliep. Dat kan wel kloppen. Ze sliep bij mij in bed omdat oma snurkte. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat [slachtoffer] mijn hand een keer op haar plasser heeft gelegd. We waren ’s morgens even een filmpje op de telefoon aan het kijken. Ik had lange haren in mijn wenkbrauwen. Dan maakte ik mijn vingers nat en trok ik die even recht. Vrij vlot daarna pakte ze mijn hand en stopte ze die bij haar broekje in en ging ze er 2 à 3 keer langs. Ze wreef met de vingers 2 of 3 keer op de plek waar ze jeuk had. U vraagt mij hoe ik mijn computer had georganiseerd. Ik had veel in mapjes staan.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet elk onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een
bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. (zie o.a. HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
Het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer en verdachte voor wat betreft het al dan niet plaatsvinden van seksuele handelingen lijnrecht tegenover elkaar staan - de rechtbank naast de betrouwbaarheid van de verklaring van het (vermeende) slachtoffer dient te beoordelen of voor de beweringen van het (vermeende) slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank overweegt dat verdachte de context van de verklaringen van [slachtoffer] in grote lijnen heeft bevestigd, in die zin dat hij [slachtoffer] misschien heeft aangeraakt op plaatsen die normaal niet zo netjes zijn, dat hij de vagina van [slachtoffer] heeft aangeraakt, dat hij kort voorafgaand daaraan zijn vingers nat heeft gemaakt, dat hij (met zalf) over de vagina van [slachtoffer] heeft gewreven en dat [slachtoffer] een pornografische afbeelding op zijn computer heeft waargenomen. Verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd, maar de uitleg die verdachte bij de politie en ter terechtzitting aan voornoemde gebeurtenissen heeft gegeven acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat verdachte zijn verklaringen op bepaalde onderdelen meermalen heeft bijgesteld. Zo heeft verdachte in zijn verhoor van 5 maart 2021 aanvankelijk ontkend dat hij de vagina van [slachtoffer] heeft aangeraakt, terwijl hij later in het verhoor erkent dat hij een keer over de vagina van [slachtoffer] heeft gewreven omdat zij jeuk had. In dit verhoor is verdachte tevens geconfronteerd met de verklaring van [slachtoffer] waarin zij stelt dat verdachte – alvorens hij aan haar geslachtsdeel zat – zijn vinger natmaakte. Verdachte heeft in het verhoor verklaard dat hij niet weet hoe [slachtoffer] daarbij komt (‘Ik snap niet waar ze dat weghaalt hoor’), terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij, voordat hij over de vagina van [slachtoffer] wreef, zijn vingers natmaakte en zijn wenkbrauwharen rechttrok. Ten aanzien van de door [slachtoffer] waargenomen pornografische afbeelding overweegt de rechtbank dat het volstrekt onaannemelijk is dat [slachtoffer] de pornografische afbeelding zelf heeft aangeklikt. De computer van verdachte was blijkens zijn verklaring georganiseerd in mappen, [slachtoffer] was ten tijde van het ten laste gelegde slechts zes jaar oud en zij heeft expliciet verklaard dat zij dit niet verder mocht vertellen. De rechtbank merkt nog op dat, indien er daadwerkelijk een plausibele verklaring had bestaan voor het wrijven over de vagina dan wel het waarnemen van de pornografische afbeelding door [slachtoffer] , het voor de hand had gelegen dat verdachte de ouders van [slachtoffer] hierover had ingelicht. Gelet op het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte voldoende steun geeft aan de verklaring van [slachtoffer] en dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2020 tot en met 10 januari 2021 te Assen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn, verdachtes, waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2014, door:
- het nat maken van zijn vinger door deze in zijn mond te plaatsen en aan zijn vinger te likken en vervolgens het met zijn vinger betasten van de vagina van die [slachtoffer] en - het met zijn vinger wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en - het betasten van de billen van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiairontucht plegen met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn
– aan zijn waakzaamheid toevertrouwde – zesjarige kleindochter. Het misbruik speelde zich gedurende ongeveer acht maanden af in de woning van verdachte, alwaar het slachtoffer in de regel tenminste één keer per maand logeerde. De ontuchtige handelingen bestonden uit het betasten van de vagina en de billen van het slachtoffer en vonden plaats in het bed waar verdachte en het slachtoffer samen sliepen. Dit is bij uitstek een plek waar het slachtoffer zich veilig had moeten voelen. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassen man op het zeer jonge slachtoffer had en hij heeft het vertrouwen dat het slachtoffer en haar ouders in hem mochten hebben in ernstige mate beschaamd. Verdachte heeft dan ook uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft zijn eigen belang boven de belangen, het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog gedurende langere tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Gelet op het voorgaande, alsmede het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel volledig op zijn plaats.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 juni 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 7 februari 2022. De reclassering schat de kans op recidive, indien verdachte schuldig wordt bevonden, in als hoog-gemiddeld. De reclassering adviseert de rechtbank om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen aan verdachte, onder meer bestaande uit een ambulante behandeling. Door de behandeling kan de seksuele voorkeur voor (minderjarige) kinderen worden beteugeld en kan besef en inzicht bij verdachte ontstaan.
Al met al zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen aan verdachte. Daarnaast zal de rechtbank ter voorkoming van soortgelijke strafbare feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering verbinden, met uitzondering van de te algemeen geformuleerde voorwaarde ‘vermijden van contact met minderjarigen’. De op te leggen gevangenisstraf is van kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie, aangezien de rechtbank een minder zware variant van het ten laste gelegde bewezen acht.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd dient te worden verklaard dan wel dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen omtrent het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een computer, vatbaar voor verbeurdverklaring.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 33,84 ter vergoeding van materiële schade en € 6.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Indien wel schadevergoeding wordt toegekend aan de benadeelde partij, dient bij het bepalen van de hoogte daarvan rekening te worden gehouden met het feit dat de uitspraken die in de vordering zijn aangehaald allen zien op een situatie waarin – anders dan in onderhavige zaak – sprake was van seksueel binnendringen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade van € 33,84, volledig toewijsbaar is.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat deze toewijsbaar is tot een bedrag van € 4.000,-. De rechtbank stelt dit bedrag vast met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid ex. artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij zij rekening heeft gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechtbanken in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen. De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met het feit dat de uitspraken waarnaar in de vordering is verwezen zien op een situatie waarin sprake was van seksueel binnendringen en de rechtbank dat in onderhavige zaak niet bewezen acht.
De rechtbank zal de vordering derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal
€ 4.033,84 (bestaande uit € 33,84 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2021. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclasseringvan Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) aan de [straatnaam] te [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde zal de aanwijzingen van de reclassering opvolgen.
Dat de veroordeelde meewerkt aan een verwijzing naar de [instelling] te [plaats] of eensoortgelijke instelling voor een afname van diagnostiek. Daarna zal de veroordeelde indien nodig het behandeladvies opvolgen dat voortvloeit uit diagnostiek. De veroordeelde zal dan meewerken aan een ambulante behandeling door een daarvoor bestemde en aangewezen instelling of zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de instelling of zorgverlener geeft voor de behandeling.
De veroordeelde zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contactopnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2014, ook als zij zelf daartoe initiatief zou nemen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Ten aanzien van het beslag

Verklaart verbeurd de in beslag genomen computer.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, 18/064871-21, feit 1 subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 4.033,84(zegge: vierduizenddrieëndertig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 33,84 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.
Mr. E.F. Jonkman, mr. J.V. Nolta en mr. Th.A. Wiersma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.