ECLI:NL:RBNNE:2022:2318

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
18/082250-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen op bedrijventerrein in Oosterwolde

In de zaak van de verdachte, geboren in 1970, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 5 juli 2022 uitspraak gedaan over opzettelijke brandstichting. De verdachte werd beschuldigd van het in de nacht van 1 maart 2020 aansteken van een brand in een loods op een bedrijventerrein in Oosterwolde, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank oordeelde dat er geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was, maar dat er wel sprake was van gemeen gevaar voor goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en ANPR-gegevens die de verdachte in de nabijheid van de brandplaats toonden. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de loods en de daarin aanwezige goederen. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/082250-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juni 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. de Goede en mr. J.C. Sneep, advocaten te Breda.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een of meer ontploffing(en) teweeg heeft gebracht in en/of aan een pand/loods (waarin meerdere (onder)huurders waren gehuisvest en welk(e) pand/loods van binnen was opgedeeld in meerdere segmenten/units), gelegen aan of bij de [straatnaam] aldaar, door (op een of meer plaats(en)) open vuur in aanraking te brengen met brandbare goederen en/of met (vluchtige) (vloei)stoffen (motorbenzine en/of kerosine en/of gasolie, althans een (andere) aardoliedestillaat) overgoten (brandbare) goederen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
  • die brandbare goederen en/of
  • die met (vluchtige) (vloei)stoffen (motorbenzine en/of kerosine en/of gasolie, althans een (andere) aardoliedestillaat) overgoten (brandbare) goederen, althans (een) brandbare stof(fen), en/of
  • dat/die (gehele) pand/loods en/of de daarin gevestigde (bedrijfs)units en/of
  • de in dat/die pand/loods en/of de daarin gevestigde (bedrijfs)units aanwezige inventaris en/ofopgeslagen en/of aanwezige goederen,
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en/of
dat er ten gevolge van eerder genoemde handelingen van verdachte en/of zijn mededader(s) in
dat/die pand/loods een of meer ontploffing(en) teweeg is/zijn gebracht en daarvan A.
gemeen gevaar voor dat/die pand/loods en/of de daarin gevestigde (bedrijfs)units en/of de in dat/die pand/loods en/of de daarin gevestigde (bedrijfs)units aanwezige inventaris en/of opgeslagen en/of aanwezige goederen en/of een rij woningen, staande aan de overkant van dat pand aan of bij de [straatnaam] , te weten aan de [straatnaam] , en/of een of meer aangrenzende panden (bedrijven) en/of een onbemand [bedrijf 1] , gevestigd aan de [straatnaam] (gelegen tegenover de zijkant van het betreffende pand), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of B.
levensgevaar voor de bewoners van die voornoemde rij woningen, staande aan de overkant van dat pand aan of bij de [straatnaam] , te weten aan de [straatnaam] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of C. gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die voornoemde rij woningen, staande aan de overkant van dat pand aan of bij de [straatnaam] , te weten aan de [straatnaam] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het medeplegen van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Getuigen hebben gezien dat de brand is ontstaan in de bedrijfsruimte [bedrijf 5] . Bij het onderzoek naar de brand zijn in die bedrijfsruimte vluchtige stoffen aangetroffen. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat om toegang te krijgen tot de bedrijfsruimte [bedrijf 5] je goed bekend moet zijn in de loods. Verdachte was bekend in de loods, met de wijze van toegang en de indeling van de loods.
Op de beelden van verschillende bedrijven aan de [straatnaam] in Oosterwolde is te zien dat rond 01:10 uur een witte bestelbus de [straatnaam] in komt rijden. Deze bestelbus is ook rond dat tijdstip gezien door getuige [getuige 3] . Op de camerabeelden van [bedrijf 3] is te zien dat een lichtkleurige bestelbus rond 01:11 uur de loods in wordt gereden. Op de camerabeelden van [bedrijf 3] zijn om 02:10 uur de eerste vlammen waar te nemen en komt een bestelbus uit de vlammenzee gereden. Deze auto rijdt zonder verlichting de brug over en gaat in de richting van Appelscha. Verbalisant ziet dat de auto lijkt op een lichtkleurige [auto] (hierna: [auto] ). Op de camerabeelden van het [bedrijf 2] in Appelscha is te zien dat om 02:15 uur de auto voorbij rijdt. Deze auto is eenzelfde type [auto] als die verdachte op naam had. Getuige [getuige 2] ziet rond 02:45 uur of 03:00 uur bij de rotonde nabij het tankstation in Dieverbrug een witte [auto] .
Verdachte is op 29 februari 2020 in zijn [auto] naar zijn vriend en medeverdachte [medeverdachte] in Purmerend gereden en heeft om 23:00 uur zijn telefoon afgegeven aan de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] . De telefoon van verdachte blijft in Purmerend en wordt niet meer gebruikt. Vervolgens wordt de [auto] om 23:16 uur gefotografeerd door het ANPR-systeem bij Watergang, richting Amsterdam. De [auto] van verdachte wordt om 03:04 uur rijdend op de snelweg A32 onder Heerenveen gefotografeerd door het ANPR-systeem. Uit de ANPR-gegevens blijkt dat de auto vervolgens naar Purmerend rijdt. Om 04:24 uur wordt de telefoon van verdachte actief. Gelijktijdig, om 04:24 uur, maakt de telefoonaansluiting van medeverdachte [medeverdachte] contact met het internet.
De vermoedelijk gereden route van Purmerend naar Oosterwolde en weer terug naar Purmerend past in het tijdsbestek dat door de ANPR-camera’s en de telefoongegevens wordt gegeven. De [auto] van verdachte rijdt op 29 februari 2020 het traject Amsterdam – Purmerend gelijk op met de mastgegevens van het telefoonnummer van verdachte. Datzelfde geldt voor de route in de vroege ochtend van 1 maart 2020. Daaruit volgt dat verdachte in die avond/nacht de bestuurder/gebruiker is geweest van de [auto] .
Gelet op het voornoemde is er stevig bewijs dat verdachte die nacht met zijn witte [auto] naar Oosterwolde is geweest en daar brand heeft gesticht. De door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario’s zijn allen ongeloofwaardig en onaannemelijk.
Uit het onderzoek volgt niet dat sprake was van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] en de telefoongegevens van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kan worden bewezen dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een ander.
Gelet op alle omstandigheden heeft verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm willens en wetens brand met gemeen gevaar voor goederen gesticht.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de brand in Oosterwolde. Er is geen sprake van omstandigheden die schreeuwen om een verklaring.
Verdachte is gedurende de bewuste nacht nimmer in de omgeving van Oosterwolde gezien. Er is geen DNA van verdachte aangetroffen op de plaats delict noch in de buurt daarvan. Uit de telefoongegevens blijkt niet dat verdachte ergens anders zou zijn geweest dan in Noord-Holland. Het enige dat verdachte indirect linkt aan de verdenking is de registratie van zijn kentekenplaat door de ANPR-camera te Heerenveen op geruime afstand van de plaats delict. De stills van de camerabeelden in het dossier zijn onvoldoende duidelijk om te concluderen dat het om een [auto] ging. Daarnaast zijn er veel soorten bestelbussen die lijken op een [auto] . Bovendien benoemen de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verschillende kenmerken van de [auto] die zij hebben gezien. Op basis van het dossier kan daarom niet met zekerheid gezegd worden dat het bij de brand gebruikte voertuig een [auto] betrof.
De vraag of de gebruikte Transporter daadwerkelijk de [auto] van verdachte betrof en of verdachte ook gereden heeft gedurende die nacht kan niet eenduidig worden beantwoord. Daarbij is het volgende van belang. De route die door het Openbaar Ministerie wordt bestempeld als de heenroute van verdachte is niet zichtbaar. Op de route van de terugweg is een ANPR-camera ter hoogte van Lelystad en Emmeloord. Als verdachte daadwerkelijk heen en terug via de door de politie gestelde route zou hebben gereden, had zijn [auto] door die ANPR’s camera’s gefotografeerd moeten worden. Dit is niet het geval. Op de [auto] van verdacht,e die door het Openbaar Ministerie wordt gezien als zijnde de [auto] die gebruikt is voor de rit naar Oosterwolde, zijn in het geheel geen brandsporen aangetroffen. Verdachte heeft geen sleutel van de loods en uit niets blijkt dat hij die van iemand zou hebben gekregen. Volgens het politieonderzoek wordt er in de loods, voorafgaand aan de brand, met een telefoon geschenen. Het is erg vreemd dat verdachte dan naar voren komt als diegene die dat zou zijn, aangezien het Openbaar Ministerie tegelijkertijd stelt dat de telefoon die door verdachte wordt gebruikt niet is meegenomen naar Oosterwolde. Tot slot kan niet worden vastgesteld dat sprake is van opzettelijke brandstichting.
Er is dan ook geen wettig en overtuigend bewijs in deze zaak en derhalve dient vrijspraak te volgen.
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt is geen sprake van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
1die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
De brand en het te duchten gevaar
Op zondag 1 maart 2020 omstreeks 02:15 uur kregen verbalisanten de opdracht om te gaan naar de [straatnaam] te Oosterwolde. Aldaar zou een brand zijn in een bedrijfspand. Omstreeks 02:20 uur waren zij ter plaatse en zagen zij dat er sprake was van een uitslaande brand. De brand breidde zich meteen uit aan de kant van de [straatnaam] en er waren diverse ontploffingen te horen in het pand.
2De brand werd in korte tijd groter. Na een aantal minuten was er zoveel rookontwikkeling dat verbalisanten zich zorgen maakten om de woningen, gelegen aan de [straatnaam] , tegenover het bedrijf.
3In verband met de hevige rookontwikkeling zijn de woningen aan de [straatnaam] ontruimd.
4
Op 1 maart 2020 is de loods onderzocht. Verbalisanten beschrijven dat de loods gelegen was op een perceel gelegen aan de openbare wegen [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] . Aan de westzijde van de loods bevond zich een aansluitend bedrijfspand. De loods was in gebruik als bedrijfspand door meerdere bedrijven. Door de speurhondgeleider werd met zijn hond onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van brand bevorderende middelen. Tijdens het onderzoek werd in de loods, gezien vanaf de eerste overheaddeur vanaf de zijde [straatnaam] , melding gemaakt door de speurhond, waar een monster van hout is genomen en is veiliggesteld. In de bedrijfsruimte achter de overheaddeur op een afstand van ongeveer vier meter werden fragmenten hout veiliggesteld en werd een benzineachtige geur waargenomen. Bij de betonnen fundering van de overheaddeur werd een deel van het beton en de bestrating bemonsterd en veiliggesteld.
5De sporendragers zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. In alle onderzochte monsters werden vluchtige stoffen aangetroffen, te weten motorbenzine en aardoliedestillaat. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse kerosine of gasolie.
6Uit het onderzoek volgt dat de brand inpandig, vermoedelijk in het middeldeel van het object, is ontstaan. Er is schade ontstaan aan het object en aan de zich daarin bevindende goederen. Uit het onderzoek blijkt dat gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, maar dat het juridische aspect van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel niet van toepassing was.
7
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadslieden van oordeel dat geen sprake was van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat gemeen gevaar voor goederen wel te duchten is geweest.
Getuigen en camerabeelden
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op zaterdag 29 februari 2020 om 22:30 uur naar de loods aan de [straatnaam] is gegaan. Hij was daar met twee vrienden. Zij waren in de loods en op een gegeven moment trilden de deuren van hun loods. Toen renden zij naar buiten en zagen dat de twee meest rechtste roldeuren open stonden. Dit was iets na tweeën. Getuige [getuige 4] zag dat achter de meest rechtse roldeur allemaal pallets stonden en achter de tweede roldeur zag hij een trailer staan waar ook een oranje gloed vanaf kwam. Hij is naar de zijkant van het pand gelopen, via de [straatnaam] over de [straatnaam] . Daar stond de middelste roldeur open. Hij zag bij het tankstation een [auto] busje staan. Die is nadat de politie er aan kwam weggegaan.
8
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op zaterdag 29 februari 2020 omstreeks 20:00 uur in de loods, gelegen aan [straatnaam] te Oosterwolde, was. Later kwamen nog twee vrienden langs. Toen zij meerdere klappen op de deur hoorden besloten zij buiten te kijken. Zij zagen een oranje gloed komen vanuit het pand aan de overkant. Rechts stonden twee grote roldeuren open. Getuige [getuige 5] zag bij de deur een grote zwarte rookpluim en toen hij onder de rook door keek zag hij een trailer staan met een plas of vlek van vloeistof. Dit was op ongeveer 20 tot 30 meter afstand van hem. Ook zag hij op meerdere plekken brand. Binnen een paar minuten stond het hele pand in vlammen. De brand ging super snel.
9
Door de politie zijn camerabeelden opgevraagd bij het bedrijf [bedrijf 3] , gevestigd aan de
[straatnaam] te Oosterwolde. Het betrof beeldmateriaal over de periode 1 maart 2020 tussen 00:00 uur en 04:00 uur. De camera stond gericht met het zicht op de [straatnaam] . Het verkregen beeldmateriaal is door verbalisant [verbalisant 1] op 2 maart 2020 kort bekeken. Hij stelde daarbij onder meer vast dat de weergegeven tijd op de camerabeelden 16 minuten voorliep op de werkelijke tijd en dat om 02:26 uur (cameratijd) een motorvoertuig wordt waargenomen, die uit de vlammen kwam aanrijden en zijn weg vervolgt via de [straatnaam] , richting de brug/rotonde. Volgens verbalisant gaat het hier om een lichtkleurig voertuig gelijkend op een [auto] . Nadien heeft
verbalisant [verbalisant 2] de camerabeelden nader geanalyseerd en hij zag dat tussen 01:27 uur en 01:29 uur (cameratijd) kort voordat de auto naar binnen wordt gereden, een donkere schim waarneembaar is, die eerst richting de loods(deuren) loopt en kort daarna weer terugkeert bij het voertuig. Om 02:26 uur (cameratijd) zijn de eerste vlammen waarneembaar bij de hoofdingang van de loods op de [straatnaam] . Vervolgens doemt de auto op uit de uitslaande vlammenzee en slaat meteen rechtsaf, richting de [straatnaam] . Hierbij voert de auto geen stads- of dimverlichting. Nadat de auto de [straatnaam] is opgereden slaat deze linksaf en rijdt in de richting van de brug en de daarachterliggende rotonde aan de [straatnaam] .
10
De politie heeft ook de camerabeelden opgevraagd bij het [bedrijf 4] , gevestigd op de het adres [straatnaam] te Oosterwolde. De oostzijde van dit pand grenst aan de [straatnaam] en de achterzijde van dit pand grenst aan de [straatnaam] . De verbalisant heeft vastgesteld dat de camerabeelden 2 á 3 minuten achter lopen op de werkelijke tijd. Verbalisant heeft de beelden bekeken en beschrijft de beelden als volgt. Op de camerabeelden gericht op de oostzijde van het pand is te zien dat om 01:08 uur (camerabeelden) een witte of lichtkleurige bestelauto in beeld komt komend vanuit de zuidelijke richting en rijdend over de [straatnaam] in de richting van de brug. Om 01:09 (cameratijd) slaat de lichtgekleurde bestelauto voor de brug linksaf en rijdt de [straatnaam] op. Om 02:08 uur (cameratijd) licht de hoek bij de loods aan de kant van de [straatnaam] op. Op datzelfde tijdstip komt de lichtgekleurde bestelauto zonder verlichting van de [straatnaam] aanrijden en slaat bij de kruising linksaf en rijdt richting de brug. Daarna gaat de bestelauto over de brug gelijk rechtsaf in de richting van Appelscha en vervolgt zijn weg over de [straatnaam] . Vervolgens is om 02:11 uur (cameratijd) zwarte rook waarneembaar bij de ingang van de loods aan de zijde van de [straatnaam] . Op de camerabeelden aan de achterzijde van het pand is om 01:08 uur (cameratijd) te zien dat een witte of lichtgekleurde bestelauto verschijnt, rijdende over de [straatnaam] richting de brug. De drie overheaddeuren van de loods op de [straatnaam] zijn dan gesloten. Om 01:44 uur (cameratijd) is in de loods van de [straatnaam] door de beglazing van de middelste overheaddeur een bewegend lichtschijnsel van een zaklamp dan wel een zaklamp op een telefoon zichtbaar. Deze verandert van positie tot 01:56 uur (cameratijd). Om 02:03 uur (cameratijd) rolt de middelste overheaddeur omhoog. Als de middelste overheaddeur bijna geheel is geopend is rechts een persoon gekleed in een lichtkleurig shirt waarneembaar. Deze persoon loopt eerst naar links en vervolgens weer terug, waarna hij verder de loods inloopt. Om 02:04 uur (cameratijd) verdwijnt deze persoon uit het zicht. Tussen 02:05 uur en 02:06 uur (cameratijd) is af en toe door de geopende overheaddeur een rode gloed waarneembaar. Om 02:08 uur (cameratijd) is achter in de loods op de vloer een beginnend vuur waarneembaar.
11
Door de politie zijn ook de camerabeelden van het [bedrijf 2] , gevestigd op het adres [straatnaam] onder Appelscha opgevraagd. De verbalisant heeft de beelden bekeken en vastgesteld dat de camerabeelden 1 á 2 minuten op de werkelijke tijd voorlopen. Verbalisant beschrijft dat op de beelden om 02:15 uur een voorbijrijdende lichtgekleurde bestelauto te zien is, gelijkend op een [auto] , wit van kleur.
12De rijtijd van de loods naar het tankstation bedraagt volgens de politie ongeveer 3 minuten.
13
ANPR-gegevens en telefoongegevens
De politie heeft aan de hand van de camerabeelden vastgesteld dat in de nacht, omstreeks 01:12 uur, een lichtkleurige bestelauto kwam aanrijden over de [straatnaam] in Oosterwolde en vervolgens linksaf sloef en de [straatnaam] opreed. Vervolgens, als een persoon is uitgestapt in de richting van de deuren van de loods is gelopen en weer is ingestapt, is de auto zonder verlichting in de loods naar binnen gereden. Omstreeks 02:10 uur kwam de bestelauto de loods uitrijden, wat gepaard ging met een behoorlijke vlammenzee uit het pand aan de [straatnaam] . De bestelauto reed vervolgens zonder verlichting richting de brug aan de [straatnaam] , waarna de bestelauto links- en rechts afsloeg en over de [straatnaam] richting Appelscha reed. Op de camerabeelden van het [bedrijf 2] gelegen aan de [straatnaam] onder Appelscha is volgens verbalisanten te zien dat het gaat om een witte [auto] . Bekend is dat verdachte ten tijde van de brandstichting in het bezit was van een witte [auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] .
Uit de ANPR-gegevens en de historische telefoon gegevens van de telefoon in gebruik bij verdachte blijkt het volgende.
Op 29 februari 2020 om 11:54 uur is de [auto] , kenteken [kenteken] , rijdend gefotografeerd op de A10, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , bij de Coentunnel, bij/onder Amsterdam. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van verdachte blijkt dat op 29 februari 2020, tussen 08:04 uur en 12:05 uur, er bij gebruik van zijn telefoon verschillende zendmasten in Amsterdam en nabije omgeving werden aangestraald.
Op 29 februari 2020 om 12:30 uur is het voertuig, gekentekend [kenteken] , rijdend gefotografeerd op de [straatnaam] te Zaandam, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , gaande richting de A8 (Amsterdam). De historische verkeersgegevens van de telefoonaansluiting van verdachte wijzen uit dat bij gebruik van zijn telefoon achtereenvolgens zendmasten, staande in Zaandam, Landsmeer en Amsterdam, aangestraald.
14
Op zaterdag 29 februari 2020, tussen 16:25 uur en 20:29 uur, vond er met de telefoonaansluiting van verdachte telefoon- en internetverkeer plaats. Zo werd er om 18:56 uur gebeld naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte] , waarbij een gesprek volgde met een duur van 63 seconden.
15
Getuige [getuige 1] , de ex-partner van verdachte, heeft verklaard dat zij op zaterdag 29 februari 2020 met verdachte naar een babyshower was geweest, ze waren tussen 19:00 uur en 20:00 uur weer thuis. Zij heeft verklaard dat verdachte op de terugweg met iemand heeft gebeld in de auto en dat hij heeft gezegd dat hij er zo aankwam.
16
Op 29 februari 2020 om 22:05 uur is het voertuig, gekentekend [kenteken] rijdend gefotografeerd op de N235 bij Watergang, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , gaande in de richting Purmerend.
De historische verkeersgegevens van de telefoonaansluiting van verdachte duiden erop dat vanaf
22:23 uur, bij gebruik van zijn telefoon, de zendmasten op de [straatnaam] in Purmerend en de
[straatnaam] in Purmerend werden aangestraald. Verdachtes vriend en medeverdachte
[medeverdachte] , is volgens GBA-controle woonachtig op het adres [straatnaam] te Purmerend. De zendmasten, staande aan de [straatnaam] en [straatnaam] liggen geografisch gezien in de nabijheid van [straatnaam] in Purmerend. Na het uitgaand gesprek van 23:01 uur, vond er alleen nog maar uitgaand dataverkeer plaats met de telefoonaansluiting van verdachte.
Op 29 februari 2020, 23:16 uur, is de [auto] , kenteken [kenteken] , rijdend gefotografeerd op de N235 bij Watergang, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , gaande in de richting Amsterdam.
Op 1 maart 2020, 03:04 uur is het voertuig, gekentekend [kenteken] , rijdend gefotografeerd op de A32, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , gaande in de richting van Heerenveen en komende vanuit de richting Meppel/Steenwijk/Wolvega. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte, blijkt dat op dat moment enkel (uitgaand) dataverkeer plaatsvindt, waarbij de zendmasten worden aangestraald, staande op de [straatnaam] in Purmerend en op de [straatnaam] in Purmerend.
Op 1 maart 2020, 03:15 uur is het voertuig, gekentekend [kenteken] rijdend gefotografeerd op de A6 onder Oosterzee, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , komende uit de richting van Joure/Heerenveen en rijdende richting de Flevopolder. De historische verkeersgegevens van de telefoonaansluiting van verdachte duiden er op dat op dat moment enkel (uitgaand) dataverkeer plaatsvindt, waarbij de zendmasten worden aangestraald, staande op de [straatnaam] in Purmerend en op de [straatnaam] in Purmerend.
Op 1 maart 2020, 04:16 uur is het voertuig, gekentekend [kenteken] , wederom rijdend gefotografeerd op de N235 onder Watergang, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , terwijl het, komende vanuit de richting Amsterdam, weer in de richting van Purmerend rijdt. De historische verkeersgegevens van de telefoonaansluiting van verdachte, duiden erop dat kort nadat de [auto] vlak voor Purmerend door ANPR wordt gefotografeerd, weer actief werd gebruikt. Zo werd er achtereenvolgens om 04:24 uur (3 seconden), 04:26 uur (3 seconden), 04:27 uur (5 seconden), 04:32 uur (63 seconden) en 04:47 uur (561 seconden) gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat in gebruik is bij zijn vriendin [vriendin van verdachte] .
Op 1 maart 2020, 04:53 uur is het voertuig, gekentekend [kenteken] wederom rijdend gefotografeerd op de N235 onder Watergang, ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , terwijl het, komende vanuit de richting Purmerend, weer in de richting van Amsterdam rijdt. De historische verkeersgegevens van de telefoonaansluiting van verdachte, duiden erop dat om 04:47 uur met zijn telefoon een gesprek is gevoerd met de telefoon in gebruik bij zijn vriendin [vriendin van verdachte] en wat een duur had 561 seconden (= 9 minuten en 21 seconden). Zijn telefoonaansluiting straalde bij gebruik zendmasten aan, staande in Purmerend en vervolgens in Amsterdam om 05:00 uur waarbij de zendmast [straatnaam] in Amsterdam werd aangestraald.
17
Het telefoonnummer [telefoonnummer] is in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte] .
18Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] is te zien dat de telefoon op 29 februari 2020 om 22:44:26 uur dataverkeer van 0 seconde weergeeft, dit betreft het afmelden van de telefoon uit het netwerk. Op 1 maart 2020 om 04:24 uur is er weer dataverkeer van 0 seconden. Dit is het weer aanmelden van de telefoon binnen het netwerk.
19
Op maandag 22 maart 2021 werd onder verdachte een Iphone 12 Pro inbeslaggenomen. Uit het onderzoek naar de telefoon is de chatgeschiedenis tussen verdachte en zijn vriendin [vriendin van verdachte] aangetroffen. Op 29 februari 2020 vindt het volgende chatgesprek plaats:
[vriendin van verdachte] : 16:39:36 Rustig jij met alcohol he.je moet helder blijven
[verdachte] : 16.40:44 Laat jij de klip er af
[vriendin van verdachte] : 16.40:50 Ja zkr
[vriendin van verdachte] : 18.10:37 Als ik eerder naar huis ga app ik je en ga je lekker met [medeverdachte] ok
[verdachte] : 18.12:16 Om 11 ben ik weg
[vriendin van verdachte] : 18.13:07 Vannacht heb je je tel toch weer
[verdachte] : 18.19:31 Kijk dit heb ik [vriendin van medeverdachte] gestuurd
[verdachte] : 18.19:47 (
afbeelding whatspp, zie bijlage 2)
[verdachte] : 18.20:10 Ze weet wie ze moet antwoorden
[verdachte] : 18.20:27 En zij kan jouw op de hoogte houden of ik terug ben
[vriendin van verdachte] : 18.20:59 Wees voorzichtig
[verdachte] : 21 20:03 Bijna bij [medeverdachte]
[verdachte] : 22.10:31 Hoop datje me straks beantwoorden
[verdachte] : 22.22:25 En laat dat slot van je deur
[verdachte] : 23.02:19 Ben nu weg [vriendin van medeverdachte] heeft Mijn tel
[verdachte] : 23.02:40 App even goed als je naar huis gaat want dat moet ik weten waar ik geen moet
[verdachte] : 04.25:14 Ben je thuis
[verdachte] : 04.30:09 Ik heb geen sleutel [verdachte] : 04.30:14 Ben ik vergeten.
Uit de afbeelding van bijlage 2 blijkt dat verdachte naar de gebruiker ‘ [vriendin van medeverdachte] ’ de code van zijn telefoon appte en instrueerde om de inkomende telefoontjes afkomstig van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] te beantwoorden.
20De vriendin van medeverdachte [medeverdachte] was destijds [vriendin van medeverdachte] . Zij was de bewuste nacht aanwezig in de woning van medeverdachte [medeverdachte] te Purmerend.
21
De politie stelt op basis van alle ANPR-gegevens het volgende vast. De witte [auto] van verdachte werd om 23:15 uur door een ANPR-camera gefotografeerd op de N235 ter hoogte van Watergang, toen het voertuig komende uit de richting Purmerend in de richting van Amsterdam reed Raadpleging Google.maps toont aan dat de route N235 bij Watergang, via de A6 naar de [straatnaam] in
Oosterwolde Fr. een afstand is van circa 168 kilometer, met een reisduur per auto van ongeveer 1 uur en 53 minuten. Nadat de [auto] de loods was binnen gereden, verliet het voertuig bij het uitbreken van de brand omstreeks 02:11 – 02:12 uur de loods en reed het voertuig over de brug, waarna het direct rechts afsloeg en zijn vluchtweg vervolgde over de [straatnaam] in de richting van Appelscha. Opgemerkt wordt dat het aannemelijk is dat de waargenomen witte [auto] de auto van verdachte betrof. Het onderzoek van de camerabeelden duidt erop dat de [auto] niet Appelscha is ingereden, maar rechtdoor naar het einde van de B-weg en uitkomende bij een T-kruising met de N371 onder Hijkersmilde/Smilde. Het voertuig werd later op de A32 bij/ onder Heerenveen door een ANPR-camera gefotografeerd.
De reisduur van de twee meest logische routes naar de afslag op de A32 richting Heerenveen zijn dan:
A. 52 minuten en B. 60 minuten.
Vervolgens is bekend dat de witte [auto] door ANPR-camera’s op de volgende tijden en locaties is gefotografeerd:
01 maart: 03.04 uur Door ANPR op A32, bij Heerenveen
01 maart: 03.15 uur Door ANPR op A6, bij Oosterzee
01 maart: 04.16 uur Door ANPR op N235, bij Watergang
Raadpleging van Google.maps toont aan dat de route A32 bij/onder Heerenveen, over de A6 (Polders) naar N235 bij Watergang, een afstand is van circa 137 kilometer, met een reisduur per auto van ongeveer 1 uur en 37 minuten. Om 04:24 uur werden de telefoonaansluitingen, bij de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] in gebruik, geactiveerd. De zendmast [straatnaam] in Purmerend werden hierbij aangestraald, liggend in de nabije omgeving van de woning van [medeverdachte] , adres [straatnaam] in Purmerend. Volgens raadpleging Google.maps is de snelste route van N235 Watergang naar [straatnaam] in Purmerend een afstand van circa 5,8 kilometer, met een reisduur per auto van ongeveer 9 minuten.
22
In een tapgesprek van [benadeelde partij 1] , een huurder van een bedrijfsruimte in de loods aan de [straatnaam] , wordt door [benadeelde partij 1] aangegeven dat de deuren niet te forceren waren en dat iemand naar binnen moet zijn geweest met een kastje.
23
Opzettelijke brandstichting
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat sprake is geweest van opzettelijke brandstichting. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat er in de loods meerdere brand bevorderende middelen zijn aangetroffen, dat de brand zich snel uitbreidde en dat er op meerdere plekken tegelijk brandhaarden waren. Bovendien is op camerabeelden te zien dat er in de nacht een voertuig de loods in rijdt, een persoon in de loods aanwezig is en als de eerste vlammen op de beelden zijn waar te nemen het voertuig uit de vlammenzee komt rijden. Dit alles wijst op opzettelijke brandstichting.
De betrokkenheid van verdachte
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet is of verdachte betrokken is geweest bij de brandstichting. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de deuren van de loods aan [straatnaam] te Oosterwolde solide waren en niet makkelijk open waren te krijgen. Op de camerabeelden van [bedrijf 3] is te zien dat de bij de brand betrokken auto in slechts enkele minuten naar binnen rijdt. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de dader bekend was met de loods, de toegang van de loods en dat hij deze kennelijk niet behoefde te forceren. Verdachte heeft verklaard meerdere malen in de loods te zijn geweest en uit de ANPR-gegevens blijkt ook dat verdachte daar meerdere malen, waaronder ook de dagen voorafgaand aan de brand, is geweest.
24Verdachte was aldus bekend met de loods, de wijze van toegang en de indeling van het pand.
Op de camerabeelden van [bedrijf 3] is te zien dat rond 1:15 uur een lichtgekleurd voertuig gelijkend op een [auto] de loods inrijdt en dat dit voertuig om ongeveer 2:10 uur uit de vlammenzee opdoemt en het pand verlaat. Ook op de beelden van het [bedrijf 4] en het [bedrijf 2] in Appelscha is een voertuig, zeer sterk gelijkend op een lichtkleurige [auto] , te zien. De tijdstippen waarop het voertuig, op de beelden is te zien komen overeen met de tijdstippen na de brand en de route van de loods naar het tankstation in Appelscha. Daarnaast spreken verschillende getuigen, afzonderlijk van elkaar, over een auto gelijkend op een [auto] welke in de buurt van de loods rond de tijdstippen vlak na de brand is gezien. In een afgetapt telefoongesprek dat verdachte voert geeft hij aan dat op een filmpje dat in Opsporing Verzocht is vertoond echt duidelijk is te zien dat het een witte [auto] is.
25Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat het voertuig dat in de loods is geweest ten tijde van de brand een [auto] is geweest althans een voertuig dat zeer sterke gelijkenis daarmee vertoont.
Verdachte is in het bezit van een witte [auto] met het kenteken [kenteken] . Uit de hiervoor aangehaalde ANPR-gegevens blijkt dat deze [auto] onder meer is waargenomen respectievelijk op 29 februari 2020 om 22:05 uur te Watergang, gaande in de richting van Purmerend, op 29 februari 2020 om 23:16 uur op de N235 bij Watergang, gaande in de richting van Amsterdam, op 1 maart 2020 03:04 uur op de A32 ter hoogte van hectometerpaal [nummer] , gaande in de richting van Heerenveen en komende vanuit de richting Meppel/Steenwijk, op 1 maart 2020 om 3:15 uur op de A6 onder Oosterzee komende uit de richting van Joure /Heerenveen en gaande richting de Flevopolder, op 1 maart 2020 4:16 uur op de N235 onder Watergang, komende uit de richting Amsterdam in de richting van Purmerend en op 1 maart 2020 om 4:53 uur rijdend op de N235 komend uit de richting Purmerend gaande in de richting van Amsterdam.
Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat de [auto] en de telefoon van verdachte op zaterdag 29 februari 2020 omstreeks 12:00 uur en omstreeks 22:00 uur zich op dezelfde locatie bevonden. Datzelfde geldt voor de route (Purmerend – Amsterdam na 04:24 uur) in de vroege ochtend van 1 maart 2020. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zowel op zaterdag 29 februari 2020 als in de vroege ochtend van 1 maart 2020 de gebruiker was van de [auto] . Zonder aanwijzingen voor het tegendeel en zonder een andersluidende verklaring van verdachte hierover gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte ook op de andere hiervoor genoemde tijdstippen van de ANPR-registraties de bestuurder was van de [auto] .
Uit de ANPR gegevens kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte in de avond van 29 februari 2020 vanuit Amsterdam vertrokken is naar Purmerend, dat hij vervolgens in de nacht van 29 februari 2020 en 1 maart 2020 naar Friesland is gereden, hierna weer terug naar Purmerend en vervolgens vanuit Purmerend naar Amsterdam is gereden.
De verdediging heeft aangevoerd dat als verdachte daadwerkelijk de route van Purmerend naar
Oosterwolde en weer naar Purmerend zou hebben gereden hij ook ter hoogte van Lelystad en Emmeloord door het ANPR-systeem zou moeten zijn gefotografeerd. Op basis van de ANPR-gegevens van de dagen voorafgaand aan de brand waarop verdachte in de loods is geweest - zoals hij zelf heeft verklaard - volgt dat niet altijd de ANPR-camera’s te Lelystad en Emmeloord worden aangeslagen.
26Gelet hierop maakt het niet aanslaan op het ANPR-systeem in Lelystad en Emmeloord niet dat verdachte daar niet heeft gereden. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat de door het ANPR-systeem gefotografeerde bestelauto in de nacht van 29 februari 2020 op 1 maart 2020 mogelijk een spookauto is. Ook dit verweer wordt afgewezen. Zoals hiervoor is weergegeven blijkt uit de telefoongegevens en ANPRgegevens dat verdachte die dag in de auto heeft gereden. Niet is gebleken noch aannemelijk gemaakt dat op andere dagen het kenteken van het voertuig van verdachte is gefotografeerd door ANPRcamera’s, terwijl het voertuig van verdachte zich daadwerkelijk op een andere plek bevond. Gelet hierop was geen sprake van een spookauto.
Uit chatgeschiedenis uit de telefoon van verdachte blijkt dat verdachte op 29 februari 2020 om 18:19 uur naar zijn vriendin een screenshot stuurt van een bericht dat hij naar ‘ [vriendin van medeverdachte] ’ heeft gestuurd. Uit dat screenshot blijkt dat verdachte naar de gebruiker ‘ [vriendin van medeverdachte] ’ de code van zijn telefoon heeft gestuurd en instrueerde om de inkomende telefoontjes afkomstig van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] te beantwoorden. Om 23:02 uur stuurt verdachte naar zijn vriendin dat hij zijn telefoon heeft afgegeven aan ‘ [vriendin van medeverdachte] ’ en weg is. De telefoon van verdachte straalt daarbij de zendmast [straatnaam] in Purmerend aan.
27[vriendin van medeverdachte] was destijds de vriendin van de medeverdachte en aanwezig in zijn woning in Purmerend. Zoals hiervoor weergegeven wordt de [auto] van verdachte om 23:16 uur gefotografeerd door de ANPR-camera bij Watergang, richting Amsterdam. Uit de telefoongegevens blijkt echter dat de telefoon van verdachte niet meebeweegt, de zendmast [straatnaam] te Purmerend wordt een aantal keer aangestraald. Met de telefoon van verdachte vindt er enkel nog maar (uitgaand) dataverkeer plaats. Uit de gegevens van de telefoon van verdacht blijkt dat verdachte om 4:24 uur weer actief gebruik maakt van zijn telefoon. De telefoon van verdachte straalt daarbij zendmast [straatnaam] in Purmerend aan. De zendmast [straatnaam] in Purmerend ligt in de nabije omgeving van de woning van [medeverdachte] .
28Hieruit valt naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat verdachte zijn telefoon doelbewust heeft achtergelaten bij [vriendin van medeverdachte] in de woning van de medeverdachte in Purmerend om zo mogelijke naspeuring door de politie van de locatiegegevens van zijn telefoon te voorkomen.
Bovendien kan op basis van het door de politie verrichte onderzoek geconcludeerd worden dat de periode dat de telefoon van verdachte inactief was overeenkomt met de reisduur van Purmerend naar Oosterwolde en weer terug naar Purmerend zoals dit blijkt uit de route van het voertuig, zeer sterk gelijkend op een lichtkleurige [auto] die op en rondom de plaats delict ten tijde van de brand is gezien en de ANPR-gegevens van de [auto] van verdachte.
29
Deze bewijsmiddelen vragen dan ook zeer sterk om een verklaring van verdachte. Verdachte heeft zich ten overstaan van de politie echter beroepen op zijn zwijgrecht en heeft verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de brand. Ter terechtzitting heeft verdachte aanvullend verklaard dat hij enkel in Noord-Holland is geweest, maar heeft hij geen verklaring gegeven voor het feit dat zijn auto in Heerenveen door het ANPR-systeem is gefotografeerd.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte niet op de plaats delict kan zijn geweest, omdat de persoon die op de camerabeelden is te zien scheen met een lichtje van zijn telefoon terwijl verdachtes telefoon zich in Purmerend bevond, geeft de verdediging een verkeerde uitleg aan het proces-verbaal van verbalisanten waarin zij relateren dat de persoon met een zaklamp scheen of zaklamp van een telefoon.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de auto die in de loods is geweest ten tijde van de brandstichting de [auto] van verdachte was en dat het verdachte is geweest die hier in wegreed nadat hij opzettelijk brand had gesticht in de loods. Bij het oordeel dat sprake is geweest van opzettelijk brandstichting betrekt de rechtbank naast de aangetroffen sporen tevens de omstandigheid dat het, gelet op de reistijd van Purmerend naar Oosterwolde en het achterlaten van de telefoon in Purmerend, niet anders kan dan dat verdachte heeft gehandeld volgens een doelbewust en vooropgezet plan om brand te stichten.
Medeplegen
De volgende vraag is of sprake is van medeplegen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Bij het bekijken van de camerabeelden van [bedrijf 3] neemt verbalisant slechts één persoon waar.
30Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal waarin de beelden van het [bedrijf 4] worden beschreven dat slechts één lichtschijnsel en één persoon wordt waargenomen. Voor de aanwezigheid van meerdere personen op of rond het tijdstip van de brandstichting bevat het dossier onvoldoende concreet bewijs.
Weliswaar heeft de officier van justitie aangevoerd dat op basis van de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] kan worden geconcludeerd dat twee personen in een [auto] zaten, maar de rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] ten aanzien van de tijdstippen en de plaatsen waarop zij verklaren de [auto] en de twee personen te hebben gezien echter onvoldoende duidelijk om tot de bewezenverklaring van medeplegen te komen. De telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaringen van zijn vriendin [vriendin van medeverdachte] zijn op zijn minst genomen opmerkelijk te noemen, maar ook daaruit kan geen rechtstreekse betrokkenheid bij de brand worden afgeleid.
Nu op basis van de inhoud van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van medeplegen, zal de rechtbank verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 maart 2020 te Oosterwolde, opzettelijk brand heeft gesticht in een loods (waarin meerdere (onder)huurders waren gehuisvest en welke loods van binnen was opgedeeld in meerdere segmenten), gelegen aan de [straatnaam] aldaar, door op meer plaatsen open vuur in aanraking te brengen met vluchtige vloeistoffen (motorbenzine en kerosine en gasolie), ten gevolge waarvan
  • die met vluchtige vloeistoffen (motorbenzine en kerosine en gasolie), en
  • die gehele loods en de daarin gevestigde bedrijfsunits en
  • de in die loods en de daarin gevestigde bedrijfsunits aanwezige inventaris en opgeslagen enaanwezige goederen, geheel zijn verbrand, en
dat er ten gevolge van eerder genoemde handelingen van verdachte in die loods ontploffingen teweeg zijn gebracht en daarvan A.
gemeen gevaar voor die loods en de daarin gevestigde bedrijfsunits en de in die loods en de daarin gevestigde bedrijfsunits aanwezige inventaris en opgeslagen en aanwezige goederen en een rij woningen, staande aan de overkant van dat pand aan of bij de [straatnaam] , te weten aan de [straatnaam] , en aangrenzende panden, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Het opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt bepleiten de raadslieden dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft geen relevante documentatie, hij is zelfstandig ondernemer en heeft door het coronavirus en zijn detentie veel schade geleden, zijn beste vriend en medeverdachte is gedurende het strafproces overleden en er is een gunstig reclasseringsrapport.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van Reclassering Nederland van 15 september 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 april 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in de nacht van een grote loods op een bedrijventerrein in Oosterwolde. De brand had een zeer grote omvang en heeft een schade van enkele miljoenen veroorzaakt. Door de brand is de loods volledig afgebrand. De brand heeft bovendien een grote impact gehad op de inwoners van Oosterwolde. De bewoners van de nabijgelegen woningen moesten als gevolg van de uitslaande brand midden in de nacht hun woning verlaten. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de algemene maatschappelijke gevoelens van onrust die met brandstichting gepaard gaan. De brand heeft ook een grote impact gehad op de huurders van de bedrijfsruimtes in de loods. De in de loods op de [straatnaam] gevestigde bedrijven zijn als gevolg van de brand geraakt in hun bedrijfsvoering. Niet alleen de loods maar ook de daarin aanwezige inventaris van de bedrijven is afgebrand. De rechtbank betrekt daarnaast in haar oordeel dat verdachte berekenend te werk is gegaan. Er was sprake van een doelbewust en vooropgezet plan. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Gelet op de strafmaat die doorgaans in vergelijkbare zaken pleegt te worden opgelegd, is uitgangspunt voor de strafmaat bij een brand met een dergelijke omvang en gevaarzetting een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijke deel van meerdere jaren.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte recentelijk onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict (een mishandeling). Daarom heeft de rechtbank rekening gehouden met de toepasselijkheid van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De reclassering concludeert dat geen noemenswaardige criminogene factoren naar voren komen in het onderzoek naar verdachte. Er is sprake van stabiele huisvesting, verdachte heeft een steunend netwerk en hij heeft dagbesteding. Er lijkt geen sprake te zijn van middelenproblematiek. De financiële situatie van verdachte kan als zorgelijk worden aangemerkt, er is als gevolg van zijn detentie een hoge schuld ontstaan. Gelet hierop acht de reclassering verdere bemoeienis door de reclassering niet geïndiceerd.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Met name omdat de rechtbank vrij heeft gesproken van te duchten levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, alsmede gelet op het tijdsverloop sinds de brandstichting ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 14.134,06 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 117.769,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 730.896,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 341.781,20 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen van de [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat de vorderingen niet zijn onderbouwd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van [benadeelde partij 3] eveneens nietontvankelijk dient te worden verklaard. De onderbouwing van deze vordering is onvoldoende.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de vordering goed is onderbouwd en dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
Primair verzoekt de verdediging om de ingediende vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde feit.
Subsidiair verzoek de verdediging eveneens tot niet-ontvankelijkheid. Het is evident dat de schade niet eenvoudig is vast te stellen. Het betreft een ingewikkelde verzekeringskwestie. De schadeafwikkeling van dergelijke kwesties duurt normaliter vele schriftelijke ronden. Dit strafgeding is voor degelijke kwesties niet geschikt.
Oordeel van de rechtbank
De wet biedt aan bepaalde slachtoffers die rechtstreeks schade lijden door een bewezen verklaard strafbaar feit op zichzelf een qua hoogte van het bedrag onbegrensde mogelijkheid binnen het strafproces een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De voegingsprocedure binnen het strafrecht kent echter niet dezelfde waarborgen als een civiele procedure. In verband hiermee is de benadeelde partij niet steeds ontvankelijk in haar vordering binnen het strafproces indien aan alle formele voegingscriteria van artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Artikel 361 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering laat de mogelijkheid open dat de rechter de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaart op de grond dat de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Deze bepaling moet in het licht van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden zo worden uitgelegd dat de strafrechter verplicht is erop toe te zien dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren (HR 15 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2654). De rechtbank overweegt in dit verband dat de strafrechter, door te beslissen op de civiele vordering van de benadeelde partij, een vaststelling doet over de burgerlijke rechten en verplichtingen van de benadeelde partij en de verdachte, waarop het ‘fair trial’-beginsel uit genoemde verdragsbepaling van toepassing is.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van de benadeelde partijen en oog voor de enorme schade die de benadeelde partijen hebben geleden ten gevolge van de brand. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] is echter niet onderbouwd. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] bevatten enkel een summiere onderbouwing van de vordering, terwijl het gaat om een complexe civielrechtelijke schadevaststelling. De rechtbank beschikt naar haar oordeel over onvoldoende informatie om over de vorderingen van de benadeelde partijen een beslissing te kunnen nemen. Daarbij speelt een rol dat de verdediging de vorderingen heeft weersproken en dat er geen partijdebat heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank dient een gedegen partijdebat, ten overstaan van de civiele rechter, te kunnen worden gevoerd.
Heropening van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade nader te laten onderbouwen en het voeren van een partijdebat, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vorderingen van [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Benadeelde partijen
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij deburgerlijke rechter worden aangebracht en bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij deburgerlijke rechter worden aangebracht en bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij deburgerlijke rechter worden aangebracht en bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij deburgerlijke rechter worden aangebracht en bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Lenting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2022. mr. B.F. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina’s bevinden zich in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021080134 gesloten op 21 september 2021.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pagina 312 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2020, pagina 316 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pagina 312 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020, pagina 355 e.v.
Het deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.03.06.105, d.d. 20 maart 2020, pagina 371 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020, pagina 355 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 9 maart 2020, pagina 695 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 1 maart 2020, pagina 700 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2020, pagina 1091 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2020, pagina 1125 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2020, p. 1160 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2020, pagina 1178.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2020, pagina 1193 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2021, pagina 1207 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 22 maart 2021, pagina 889 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2020, pagina 1193 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2021, pagina 1248 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2021, pagina 1251 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2021, pagina 1331 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [vriendin van medeverdachte] d.d. 2 april 2021, pagina 957 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2021, pagina 1207 e.v.
Een schriftelijk bescheid, zijnde de weergave van een tapgesprek, pagina 1648 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2020, pagina 1185 e.v.; Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 24 maart 2020, pagina 153 e.v.
Het proces-verbaal van verdenking (aanvullend) d.d. 2 oktober 2020, pagina 134 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2020, pagina 1185 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2021, pagina 1207 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2021, pagina 1207 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2021, pagina 1207 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2020, pagina 1091 e.v.