ECLI:NL:RBNNE:2022:220

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
18-305334-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring zonder straf of maatregel voor seksueel misbruik van minderjarige zus

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in de periode van november 2008 tot november 2010 schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn jongere zusje. De verdachte, destijds minderjarig, werd eerder op 3 augustus 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en terbeschikkingstelling met voorwaarden voor andere zedenfeiten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, er geen straf of maatregel opgelegd hoefde te worden. Dit was gebaseerd op de overwegingen dat er geen toegevoegde waarde was voor de preventie, het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht, of de behandeling van de verdachte. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig zonder strafoplegging, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, en oordeelde dat de eerdere veroordeling niet meegenomen kon worden in de beoordeling van de huidige feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 12.500,00 toegewezen, ter compensatie van immateriële schade, en de wettelijke rente vanaf de datum van de schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden, en de duur van gijzeling voor de schadevergoedingsmaatregel vastgesteld op 97 dagen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-305334-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 januari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Stolk, advocaat te Honselersdijk. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2008 tot 19 november 2009 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1997 (te weten zijn, verdachtes, jongere zusje), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vaginavan die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of (daarbij) de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
  • zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vagina vandie [slachtoffer] zogenoemd gebeft, althans de vagina van die [slachtoffer] met verdachtes tong gelikt/aangeraakt en/of
  • een deel van een schroevendraaier en/of een tang, althans gereedschap, in elk geval een voorwerp,in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en/of - de borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt;
2
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2009 tot 19 november 2010 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1997 (te weten zijn, verdachtes, jongere zusje), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vaginavan die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of (daarbij) de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
  • zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vagina vandie [slachtoffer] zogenoemd gebeft, althans de vagina van die [slachtoffer] met verdachtes tong gelikt/aangeraakt en/of
  • een deel van een schroevendraaier en/of een tang, althans gereedschap, in elk geval een voorwerp,in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en/of - de borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van de feiten 1 en 2, gelet op de betrouwbare en gedetailleerde verklaring van aangeefster [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank 1

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend dan wel heeft aangegeven dat van de verklaring van aangeefster kan worden uitgegaan, voor zover zijn herinneringen afwijken van wat zij heeft verklaard.
Uit de verklaringen van [slachtoffer]
2en de bekennende verklaring van verdachte
3blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 19 november 2008 tot 19 november 2009 te [pleegplaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1997 (te weten zijn, verdachtes, jongere zusje), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen,
  • zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vaginavan die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd gebeft en
  • een deel van een schroevendraaier en/of een tang in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaanen
  • de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt;
2
hij in de periode van 19 november 2009 tot 19 november 2010 te [pleegplaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1997 (te weten zijn, verdachtes, jongere zusje), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen,
  • zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vaginavan die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en zodoende de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd gebeft en
  • een deel van een schroevendraaier en/of een tang in de vagina van die [slachtoffer] gestopt/gedaanen
  • de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of medebestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt,buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Straf of maatregel

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) gelet op artikel 63 Sr, het tijdsverloop tussen de feiten en de strafzaak, de gevolgen die de feiten en de nieuwe veroordeling voor verdachte hebben gehad en de positieve ontwikkeling van verdachte en zijn motivatie voor behandeling.
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte, destijds minderjarig, heeft zich in de periode van 19 november 2008 tot 19 november 2010, schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn jongere zusje. Zijn zusje was elf jaar oud toen het misbruik begon en duurde tot haar dertiende verjaardag. Vanaf het begin was tevens sprake van penetratie. Ook zijn er voorwerpen in de vagina van het slachtoffer gebracht.
Verdachte heeft door zijn handelen in het geheel geen rekening gehouden met de belangen en gevoelens van het slachtoffer. Hij heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en vanuit seksuele experimenteerdrang. Met zijn handelen heeft verdachte het in hem gestelde vertrouwen als oudere broer in zeer ernstige mate beschaamd. Doordat het misbruik plaatsvond in de thuissituatie is hierdoor gedurende een lange periode een zeer onveilige thuissituatie voor het slachtoffer gecreëerd. De thuissituatie moet bij uitstek de plek zijn waar kinderen zich veilig moeten kunnen voelen.
Het behoeft geen betoog dat het slachtoffer ernstig is beschadigd door het handelen van verdachte. Haar onschuld is haar ontnomen en zij heeft op zeer jonge leeftijd haar eerste seksuele ervaringen beleefd met haar eigen broer, waardoor geen sprake meer kan zijn van een vrije seksuele ontwikkeling. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de onderbouwing van de schadevordering volgt dat het handelen van verdachte een grote impact heeft gehad op het leven van het slachtoffer en dat zij nog steeds de nadelige gevolgen van het misbruik ondervindt.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 9 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte op 3 augustus 2020 door de rechtbank Den Haag is veroordeeld, wegens tien zedenfeiten, tot een gevangenisstraf van vijf jaren alsmede de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. De onderhavige feiten zijn daarvóór gepleegd. Daarom is artikel 63 Sr van toepassing.
Toepassing van artikel 9a Sr.
De rechtbank overweegt dat gelet op de artikelen 63 jo. 38 lid 3 Sr in het geval verdachte meerderjarig was geweest ten tijde van het plegen van de feiten geen ruimte zou zijn om thans nog een straf op te leggen.
Echter, in dit geval was hij minderjarig ten tijde van het plegen van de feiten. De rechtbank zal daarom het jeugdstrafrecht toepassen.
Gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad
4is er ruimte om verdachte nog een straf op te leggen, omdat de eerdere straf die verdachte onder het volwassenenstrafrecht is opgelegd niet kan worden meegenomen in een op te leggen straf voor feiten die verdachte onder het jeugdstrafrecht heeft begaan.
De rechtbank moet bij de beoordeling van de vraag of een straf of maatregel opgelegd moet worden en zo ja, welke, uitgaan van een jongen die toen de bewezen verklaarde feiten plaatsvonden tussen de vijftien en zeventien jaar oud was.
De rechtbank stelt voorop dat in het jeugdstrafrecht het accent niet zozeer ligt op de vergelding, maar veeleer op het pedagogische component van het bijsturen van het gedrag alsmede het beperken van de kans op herhaling. Bij de te nemen beslissingen over strafbare gedragingen gepleegd door kinderen staat tevens voorop dat een strafrechtelijke reactie snel, doeltreffend en op maat moet zijn.
Het slachtoffer heeft, zoals vaker bij zedenmisdrijven het geval, pas jaren nadat het misbruik heeft plaatsgevonden aangifte gedaan. Daardoor is het feitelijk onmogelijk geworden om een snelle en doeltreffende reactie te geven op het strafbare handelen van verdachte.
De rechtbank acht verder van zwaarwegend belang dat de eerdere veroordeling van verdachte, evenals onderhavige bewezen verklaarde feiten, ziet op zedenfeiten en dat daarvoor de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd die is gericht op het beperken van de kans op herhaling.
Gezien bovengenoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de oplegging van een straf of maatregel thans niet geboden, omdat zij van oordeel is dat hiermee in dit geval geen strafdoel meer is gediend. Noch vanuit het oogpunt van preventie, noch vanuit het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht, noch vanuit de behoefte aan behandeling om de kans op herhaling te beperken heeft een straf of maatregel in deze zaak toegevoegde waarde. De rechtbank zal daarom verdachte met toepassing van artikel 9a Sr schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , te weten € 12.500,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de hoogte van de immateriële schade te matigen. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit bij toepassing van de schadevergoedingsmaatregel te komen tot een nihil stelling van de gijzeling, aangezien op voorhand vaststaat dat oplegging slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van de gijzeling.
Het oordeel van de rechtbank
Het is aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De rechtbank zal de vordering geheel toewijzen tot een bedrag van € 12.500,00. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de door de benadeelde partij opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een andere aantasting in haar persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan door de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen
Naast de onderbouwing van de schade door de benadeelde partij, waarbij zij heeft gewezen op haar jonge leeftijd ten tijde van het seksueel misbruik, de lange duur van het seksueel misbruik en het feit dat het seksuele misbruik plaatsvond in de huiselijke sfeer, is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde in dit concrete geval zo evident zijn, dat geestelijk letsel kan worden aangenomen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten een grove inbreuk betekenen op zowel de lichamelijke als geestelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank heeft voor de hoogte van de immateriële schade aansluiting gezocht bij de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en daarbij gekeken naar de letselcategorie 4 (> € 10.000,00) en 5 (> € 20.000,00). De rechtbank heeft daarbij uitdrukkelijk de duur, aard en frequentie van het misbruik meegewogen en ook dat er voorwerpen bij het slachtoffer zijn binnengebracht, zoals hiervoor is overwogen bij de strafoplegging. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen.
De rechtbank overweegt dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel niet enkel is bedoeld om betalingsonwillige daders te dwingen om te betalen, maar ook om te voorkomen dat slachtoffers civielrechtelijke procedures moeten doorlopen om de toegewezen bedragen te kunnen ontvangen van de dader. Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Ten aanzien van het toepassing van gijzeling bij de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank dat gijzeling niet wordt toegepast indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling, zodat beoordeeld wordt of er sprake is van betalingsonmacht. Weliswaar zal verdachte nog geruime tijd van zijn vrijheid beroofd zijn en daarin beperkt worden, maar gelet op zijn leeftijd kan niet worden gezegd dat op voorhand iedere verdiencapaciteit ontbreekt, zodat gijzeling kan worden toegepast.
De rechtbank bepaalt dat de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 97 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 77h van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Ten aanzien van [slachtoffer] , feit 1 en 2:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 12.500,00 (zegge: twaalfduizend en vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 november 2010 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen:
  • een bedrag van € 12.500,00 (zegge: twaalfduizend en vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 november 2010 tot de dag van algehele voldoening;- dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 97 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.M. Spooren en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2020-034872 (genaamd Liervogel), doorgenummerd 1 tot en met 132.
Pagina’s 6 tot en met 8, 11, 12 en 15 tot en met 19.
Pagina’s 125, 126, 127, 129 en 130 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 januari 2022.