In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 14 januari 2022, wordt het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 28 februari 2020 afgewezen. Verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangedragen die voldeden aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor herziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eerdere uitspraak onherroepelijk is, aangezien verzoeker geen hoger beroep had ingesteld. Het verzoek om herziening is ingediend op 14 september 2021, meer dan anderhalf jaar na de eerdere uitspraak, en wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast wordt het beroep van verzoeker tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Dit beroep was te vroeg ingediend, omdat de termijn voor de minister om te beslissen nog niet was verstreken. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding, aangezien het verzoek om herziening is afgewezen en het beroep ongegrond is. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om tijdig en correct te procederen binnen de gestelde termijnen van de Awb.