ECLI:NL:RBNNE:2022:2093

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
21/2217
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor mijnbouwschade aan woningen in aardbevingsgevoelig gebied

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in een aardbevingsgevoelig gebied, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) over de toekenning van schadevergoeding voor mijnbouwschade. De rechtbank heeft vastgesteld dat in het postcodegebied van de eiser in 2020 in 227 gevallen schadevergoeding is uitgekeerd voor mijnbouwschade, wat een indicatie vormt voor de aardbevingsgevoeligheid van het gebied. De rechtbank oordeelt dat het IMG niet voldoende bewijs heeft geleverd om het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW te weerleggen, dat stelt dat schade aan gebouwen kan zijn veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning.

De rechtbank heeft de argumenten van het IMG, dat de schade niet het gevolg was van mijnbouwactiviteiten maar van andere oorzaken, niet overtuigend geacht. De deskundigen die door het IMG zijn ingeschakeld, hebben hun conclusies voornamelijk gebaseerd op foto’s en niet op een gedegen onderzoek ter plaatse. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de deskundigen onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat de schade niet door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het IMG vernietigd voor de schades die verband houden met de dakconstructie en de schade rond de kozijnen, en heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 4.319,24. Tevens is het IMG verplicht om het griffierecht van de eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2217
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats 1], eiser
en
Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), het IMG
(gemachtigden: mr. K. Winterink en mr. S.C. Goldbohm).
Procesverloop
In het besluit van 29 september 2021 (primair besluit) heeft het IMG geweigerd eiser een schadevergoeding voor mijnbouwschade toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 15 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het IMG het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het IMG heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het IMG heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Als deskundige is op de zitting verschenen N. Handgraaf (Handgraaf), senior schade-expert werkzaam bij 10BE.
Ter zitting is besloten om de behandeling van de zaak te schorsen teneinde eiser in de gelegenheid te stellen om de aankoopbrochure van zijn woning over te leggen.
Eiser heeft de aankoopbrochure overgelegd. Het IMG heeft op 25 februari 2022 een reactie op het door eiser overgelegde stuk ingediend.
Partijen hebben niet aangegeven dat zij nog mondeling op een zitting gehoord willen worden.
De rechtbank heeft hierop het onderzoek in de zaak gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1 Op 22 februari 2020 heeft eiser een aanvraag tot schadevergoeding door mijnbouw ingediend. Het betreft schade aan zijn woonboerderij op het adres [adres].
1.2 Op 1 september 2020 heeft deskundige H. Helmink (Helmink) van expertisebureau 10BE in opdracht van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (hierna: het IMG) een adviesrapport uitgebracht. Dit rapport is gebaseerd op een opname van de schade op 30 juli 2020. In het rapport zijn 66 schades beschreven. De deskundige heeft geadviseerd voor deze schades geen schadevergoeding toe te kennen.
1.3 Eiser heeft op 20 september 2020 zijn zienswijze op het rapport van de deskundige ingebracht.
1.4 In het primaire besluit heeft het IMG geweigerd om eiser een schadevergoeding toe te kennen.
1.5 Eiser heeft bezwaar ingesteld tegen dit besluit. De zaak is besproken op een (video)hoorzitting op 10 maart 2021. Op deze hoorzitting was onder meer aanwezig de deskundige R. Lubbers (Lubbers), werkzaam bij 10BE. In het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.6. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld en beroepsgronden aangevoerd.
1.7 Het IMG heeft een verweerschrift ingediend. Bij het verweerschrift is een nader advies gevoegd van de deskundige Handgraaf (Handgraaf) van 20 december 2021.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
Algemeen
2.1 De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 6:177a, eerste lid, van het BW van toepassing is omdat de schade naar haar aard redelijkerwijs veroorzaakt zou kunnen zijn door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld. De thans te beantwoorden rechtsvraag is of het IMG het bewijsvermoeden heeft weerlegd. Met betrekking tot deze vraag overweegt de rechtbank als volgt.
2.2 Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt op grond van artikel 6:177a, eerste lid, van het BW vermoed, dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk. Het bewijsvermoeden wordt door het IMG met succes weerlegd als het aan de hand van een adviesrapport aantoont dat de schadeoorzaak evident en aantoonbaar uitsluitend een andere is dan bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk. In dat geval wordt voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade niet is veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten. Zoals ook de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (AbRS) in haar uitspraak van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:374, overweegt, heeft het IMG de uitleg van het bewijsvermoeden in het voordeel van degenen die schade lijden verscherpt ten opzichte van de uitleg die door de Hoge Raad is gegeven in zijn arrest van 19 juli 2019. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de doelstelling van een ruimhartige en voortvarende afhandeling van de schade onder publiekrechtelijke regie (Kamerstukken II, 2017-2018, 33 529, nr. 423).
De punten van geschil
De dakconstructie
2.3 De rechtbank stelt vast dat de dakconstructie aan de orde komt bij verschillende schadeposten. Bij de schades 3 t/m 7, 11, 13, 14, 45, 52 en 59 gaat het om de dakconstructie van het hoofdgebouw en bij de schades 34 t/m 36 om schades die aan de binnenkant van het hoofdgebouw zijn aangetroffen en verband houden met de dakconstructie. Bij de schades 53 t/m 57 gaat het om de schade die verband houdt met de dakconstructie van de schuur. De rechtbank zal eerst uiteenzetten wat partijen over deze schades hebben aangevoerd, alvorens haar oordeel te geven.
Schades 3 t/m 7, 11, 13, 14, 45, 52 en 59 (dakconstructie hoofdgebouw)
2.3.1 Ten aanzien van deze schades heeft eiser aangevoerd dat de belasting van de dakconstructie niet is beoordeeld. Onduidelijk is waarom dat niet is gebeurd. Hij is van mening dat de deskundige Helmink alleen maar foto’s van de schades heeft genomen en deze niet heeft beoordeeld. Vervolgens heeft de deskundige Lubbers twaalf schades en de totale dakconstructie beoordeeld aan de hand van één foto bij schade 45. Hij is verder van mening dat niet uitgesloten kan worden dat deze schades zijn veroorzaakt dan wel verergerd door mijnbouwactiviteiten.
2.3.2 Het IMG heeft in reactie hierop aangegeven dat de schades het gevolg zijn van vervorming van de dakconstructie als gevolg van de belasting daarvan. Het IMG is van oordeel dat met het advies van deskundige Helmink en de toelichting daarop van deskundige Lubbers tijdens de hoorzitting voldoende is komen vast te staan dat deze schades niet zijn veroorzaakt dan wel verergerd door (bodembeweging als gevolg van) mijnbouwactiviteiten. De deskundigen hebben met een voldoende grote mate van zekerheid een andere uitsluitende oorzaak voor het ontstaan van deze schades aangewezen, namelijk dat de schades zijn veroorzaakt door de permanente belasting van de dakconstructie in combinatie met veranderlijke belastingen, zoals weersinvloeden (sneeuw- en windbelasting) en spatkrachten.
Deskundige Handgraaf komt in het nadere adviesrapport tot eenzelfde conclusie als deskundigen Helmink en Lubbers die vervolgens ook door de bezwaaradviescommissie is onderschreven. In het nadere adviesrapport zet hij volgens het IMG helder en gemotiveerd uiteen dat voor deze schades evident en aantoonbaar een autonome oorzaak voor deze schades aanwijsbaar is. Het IMG wijst erop dat de onafhankelijke deskundigen eensluidend in hun conclusies zij over de autonome oorzaak per individuele schade. Het IMG is van mening dat het op het advies van de onafhankelijke deskundigen mag afgaan.
Schades 34 t/m 36 (schade hoofdgebouw binnen) en 53 t/m 57 (schade schuur)
2.3.3 Eiser is het niet eens met deze beoordeling van deze schades. Hij is van mening dat niet uitgesloten kan worden dat deze schades zijn veroorzaakt en/of verergerd door mijnbouwactiviteiten. Volgens eiser waren deze schades nog niet aanwezig toen hij de woning in 2009 aankocht.
2.3.4 Het IMG is van mening dat met het advies van deskundige Helmink en de toelichting daarop van deskundige Lubbers tijdens de hoorzitting voldoende is komen vast te staan dat deze schades niet zijn veroorzaakt dan wel verergerd door (bodembeweging als gevolg van) mijnbouwactiviteiten. De deskundigen hebben met een voldoende grote mate van zekerheid een andere uitsluitende oorzaak voor het ontstaan van deze schades aangewezen. De schade is volgens het IMG ontstaan doordat de kapconstructie drukt op de zijmuur als gevolg van het gewicht van de kap in combinatie met dynamische belasting. Hierdoor is de zijmuur naar buiten gedrukt en is de naad in de hoek ontstaan.
Deskundige Handgraaf heeft in het nadere adviesrapport gereageerd op de schades 34 t/m 36. Hij heeft het volgende aangevoerd:
“Schade 34 t/m 37
Het betreft hier een schade welke wordt veroorzaakt doordat de kapconstructie drukt op de zijmuur als gevolg van het eigen gewicht van de kap en de dynamische belasting zoals wind- en sneeuwbelastingen. Hierdoor is de zijmuur iets naar buitengedrukt en is de naad in de hoek ontstaan. Door deze druk op de zijmuur is een vervorming van de zijmuur ook van invloed geweest op deze schade.”
-…-
Schade 52 tot en met 54
Het betreft hier een schade welke wordt veroorzaakt doordat de kapconstructie drukt op de zijmuur als gevolge van het eigen gewicht van de kap en de dynamische belasting zoals wind- en sneeuwbelastingen. Hierdoor is de zijmuur iets naar buitengedrukt en is de naad in de hoek ontstaan. Door deze druk op de zijmuur is een vervorming (zet zich naar de nieuwe situatie) van de zijmuur ook van invloed geweest op deze schade.”
Over schades 55 tot en met 57 merkt Handgraaf nog op dat deze schades verband houden met de lengte van de muur. Door (thermische) werking en een permanente belasting van de kapconstructie op de muurplaat die op de zijmuur afdraagt, ontstaat er spanning in het metselwerk die bij een smalle doornsnede van het metselwerk (boven een kozijn) tot scheurvorming leidt.
Hij is derhalve van mening dat ten aanzien van al deze schades een evident en aantoonbaar andere oorzaak is aan te wijzen.
De rechtbank
2.3.5 Op basis van de door eiser overgelegde gegevens, stelt de rechtbank vast dat in het postcodegebied waarin eiser woont, in 2020 in 227 gevallen een schadevergoeding is uitgekeerd in verband met mijnbouwschade. De rechtbank is van oordeel dat dit gegeven een belangrijke indicatie is voor de aanname dat het gebied waarin eiser woont aardbevingsgevoelig is, in die zin dat trillingen in dit gebied zodanig zijn dat dit schade aan woningen kan veroorzaken. Gegeven deze omstandigheid, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval hogere eisen gesteld dienen te worden aan de weerlegging van het bewijsvermoeden. De rechtbank is van oordeel dat het IMG er ten aanzien van de schades die verband houden met de dakconstructie van hoofdgebouw en schuur niet in is geslaagd. De deskundige Helmink lijkt zijn conclusie dat sprake is van vervorming van de dakconstructie enkel te hebben gebaseerd op basis van wat hij op de foto’s heeft geconstateerd. Uit zijn rapport blijkt niet dat hij nader heeft onderzocht of er inderdaad sprake is van de gestelde vervorming. De conclusie dat hier geen sprake is van mijnbouwschade wordt naar het oordeel van de rechtbank teveel afgedaan met verwijzing naar algemeenheden. Gelet op de geconstateerde trilling op de locatie van eisers woning (2,04 mm/s) en het feit dat er in het postcodegebied waarin eiser woont in vele gevallen wel een schadevergoeding is toegekend, maakt dat in dit geval de door de deskundige gegeven motivering voor de conclusie dat het bewijsvermoeden is weerlegd niet voldoende is. Dat de deskundige Lubbers en Handgraaf de conclusie van Helmink onderschrijven, maakt dat niet anders, omdat deze deskundigen niet ter plekke zijn geweest en hun rapport enkel hebben gebaseerd op de aanwezige foto’s van de schades. Ze hebben in ieder geval geen gedegen onderzoek gedaan naar de oorzaak van deze schades. Naar het oordeel van de rechtbank had het IMG zich dan ook niet op de rapporten van de deskundigen mogen baseren. Deze beroepsgrond slaagt dan ook.

Schade rond kozijnen

Schades 10, 12, 15, 16, 27, 28, 46 t/m 49, 58 en 60

2.4.1 Het betreft hier schades rondom de kozijnen. Eiser is het niet eens met de wijze waarop de deskundigen deze schades hebben beoordeeld. Volgens hem is het niet aannemelijk dat zettingsverschillen, die volgens de deskundigen tot deze schades hebben geleid, 40 jaar na de bouw nog kunnen optreden.
2.4.2 Het IMG is van mening dat met het advies van deskundige Helmink en de toelichting daarop van deskundige Lubbers tijdens de hoorzitting voldoende is komen vast te staan dat deze schades niet zijn veroorzaakt dan wel verergerd door (bodembeweging als gevolg van) mijnbouwactiviteiten. De deskundigen hebben met een voldoende grote mate van zekerheid een andere uitsluitende oorzaak voor het ontstaan van deze schades aangewezen, namelijk dat de schades zijn veroorzaakt door verschillen in de belasting op de gevelfundering door de kozijnopeningen, die het gevolg zijn van thermische werking. Als gevolg van deze belasting - veroorzaakt door het gewicht van de woning - neemt de fundering door de jaren heen een blijvende vervorming aan. Hierdoor kan dit type schade zich, anders dan eiser meent, ook naar verloop van tijd pas manifesteren.
Deskundige Handgraaf heeft in het nadere adviesrapport van 20 december 2021 gereageerd op de schades 10, 12, 15, 16, 27, 28, 46 t/m 49, 58 en 60 en komt tot eenzelfde conclusie als de deskundigen Helmink en Lubbers.
2.4.3 De rechtbank is, op basis van dezelfde redenering als vermeld onder r.o. 2.3.5 van deze uitspraak, van oordeel dat het IMG ook ten aanzien van deze schades het bewijsvermoeden niet heeft weerlegd. De deskundigen hebben aangenomen dat als gevolg van de belasting de fundering van de woning door de jaren heen een blijvende vervorming heeft aangenomen. Dat ook feitelijk is onderzocht of de fundering is vervormd, blijkt niet uit de rapporten van de deskundigen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hier sprake is van een aanname en dat niet gezegd kan worden dat hier sprake is van een evident en aantoonbaar andere oorzaak voor de ontstane schade dan door bodembeweging. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook.

Schade rond kozijnen (de lateien)

Schades 19, 20, 23, 25, 26, 31, 32, 38, 40 t/m 44 en 61 t/m 66

2.5.1
De schades 19, 20, 23, 25, 26, 31, 32, 38, 40 t/m 44, 53 t/m 57 en 61 t/m 66 zijn volgens het IMG veroorzaakt door het ontbreken van een latei. Eiser is het met deze beoordeling niet eens en stelt zich op het standpunt dat niet uitgesloten kan worden dat deze schades zijn veroorzaakt en/of verergerd door mijnbouwactiviteiten. Volgens eiser is een latei niet nodig bij kozijnen die smaller zijn dan één meter.
2.5.2
Het IMG is van mening dat met het advies van deskundige Helmink en de toelichting daarop van de deskundige Lubbers tijdens de hoorzitting voldoende is komen vast te staan dat deze schades niet zijn veroorzaakt dan wel verergerd door (bodembeweging als gevolg van) mijnbouwactiviteiten. Deskundige Helmink heeft over deze schades gezegd:
“ Er is sprake van het ontbreken van een latei-constructie boven de opening. In deze gevallen draagt het kozijn het bovenliggende metselwerk, echter kan hout door belasting (minimaal) doorbuigen, het steenachtige materiaal kan dit niet en scheurt daardoor. Het ontstaan of de verergering als gevolg van mijnbouwactiviteiten is hierbij uitgesloten.”
Op de hoorzitting heeft de deskundige Lubbers verklaard dat als een murfor (een wapeningssysteem voor metselwerk en wordt toegepast in de lintvoegen van het metselwerk) of een andere drukverdelende voorziening was toegepast in het metselwerk, de scheurvorming niet op de hoek was ontstaan. Hij concludeert dat er geen drukverdelende steunvoorzieningen zijn toegepast.
Deskundige Handgraaf heeft in zijn rapport van 21 december 2021 over deze schades opgemerkt:

Schade 19 t/m 28 en 30 t/m 33, 38, 40 t/m 44
De schades in de binnenmuren (blokken en geschilderd metselwerk), boven kozijnen, in hoeken of aansluitingen zijn ontstaan door het ontbreken van een latei boven de kozijnopeningen, spanningen door belasting van haaks op elkaar staande muren (Thermische werking, uitzetten en krimpen) waardoor er scheuren bij aansluitingen ontstaan.
-…-
Schade 58 t/m 66
De schades welke in de binnenmuren zichtbaar zijn in het kalkzandsteen metselwerk zijn het gevolg van de krachten vanuit de twee grote openingen voor de toegang van de schuur. Het metselwerk boven de openingen wordt opgevangen door twee gemetselde segment- of korfbogen. Deze constructie werkt doordat de druk van het bovengelegen metselwerk naar de zijkanten word afgedragen. Dit betekent dat er een horizontale en verticale druk wordt uitgeoefend op het metselwerk naast de openingen. De gemetselde bogen gaan hun werk doen als zij belast worden en zullen zich eerst “zetten” vormen naar deze belasting. Hierdoor zijn spanningen in het metselwerk ontstaan welke scheuren in de naast gelegen muren doen ontstaan.”
2.5.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het IMG door te verwijzen naar het standpunt van de ingeschakelde deskundigen ten aanzien van deze schades, met voldoende grote mate van zekerheid een andere uitsluitende oorzaak voor het ontstaan ervan aangewezen, zodat het bewijsvermoeden ten aanzien van deze schades is weerlegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser niet ontkent dat bij de kozijnen waar het hier om gaat, geen lateien zijn aangebracht. Voor zover het beroep zich tegen deze schades richt, faalt het.
Conclusie
2.6
Gelet op hetgeen de rechtbank onder r.o. 2.3.5 en r.o. 2.4.3 heeft overwogen, is het beroep gegrond. Het besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de in r.o 2.3.5 en r.o. 2.4.3. bedoelde schades. De rechtbank ziet geen aanleiding het IMG de gelegenheid te bieden nader bewijs te leveren ter onderbouwing van de stelling dat het bewijsvermoeden wel kan worden weerlegd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien. Op basis van de extra calculatie, bijlage 3 bij het rapport van Helmink, berekent de rechtbank het totale schadebedrag op € 4.319,24. Het betreft hier een optelsom van de schades die verband houden met de dakconstructie en de schade rond de kozijnen, met uitzondering van de schade rond de kozijnen die verband houden met het ontbreken van de lateien.
2.7
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het IMG aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
2.8
De rechtbank is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de schades 3 t/m 7, 10
t/m 16, 27, 28, 34 t/m 36, 45 t/m 49 en 52 t/m 60;
- bepaalt dat het besluit voor het overige in stand blijft;
- bepaalt dat de alsnog aan eiser toe te kennen schadevergoeding € 4.319,24 bedraagt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden
besluit;
- draagt het IMG op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.