ECLI:NL:RBNNE:2022:2046

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
212801
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van de curator en instelling van een schuldeiserscommissie in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de besloten vennootschap UITZENDBUREAU B.V. tot ontslag van de curator, mr. E. Heuzeveldt, en het instellen van een schuldeiserscommissie. De verzoeker stelt dat de curator zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft verricht, wat heeft geleid tot financieel nadeel voor de boedel. De curator zou volgens de verzoeker leliebollen, die niet in het taxatierapport waren opgenomen, hebben verwaarloosd, waardoor deze activa verloren zijn gegaan. De rechtbank heeft de procedure en de feiten rondom het faillissement van de vennootschap onder firma, die zich bezighield met de teelt van bloembollen, uitvoerig besproken. De rechtbank oordeelt dat de curator redelijkerwijs mocht afgaan op het taxatierapport en dat er geen sprake is van een omissie. De verzoeken van de schuldeiser worden afgewezen, omdat de rechtbank geen zwaarwegende redenen ziet voor het ontslag van de curator. Ook het verzoek om een schuldeiserscommissie in te stellen wordt afgewezen, omdat de curator voldoende kennis en ervaring heeft om het faillissement af te wikkelen. De rechtbank benadrukt dat de verzoeker de mogelijkheid heeft om de rechter-commissaris te verzoeken om de curator te instrueren indien zij het niet eens is met het handelen van de curator.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen - enkelvoudige handelskamer
zaaknummer / rekestnummer: 212801 / HA RK 22-27
beschikking ex artikel 73 en 74 van de Faillissementswet (Fw) d.d. 10 juni 2022
inzake de door:
de besloten vennootschap
[verzoeker] UITZENDBUREAU B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. D. Koerselman te Zwolle,
ingediende verzoeken tot ontslag van de curator en het instellen van een crediteurencommissie in het faillissement met insolventienummer: F.18/20/194 van
de vennootschap onder firma
[failliete vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
hierna te noemen: [failliete vennootschap] of de failliet,
curator: mr. E. Heuzeveldt, advocaat te Emmen,
rechter-commissaris: mr. D.W.J. Vinkes.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 29 maart 2022 een verzoekschrift strekkende (onder meer) tot ontslag van de curator ex artikel 73 Fw en het instellen van een crediteurencommissie ex artikel 74 Fw ingediend (met bijlagen 1 t/m 14).
1.2.
Nadien heeft [verzoeker] nog de aanvullende bijlagen 15 en 16 in het geding gebracht.
1.3.
De curator heeft een verweerschrift (met bijlage 1) ingediend.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek van [verzoeker] heeft op 3 juni 2022 plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen: [directeur], directeur van [verzoeker], vergezeld van mr. Koerselman, alsmede de curator en de rechter-commissaris. [verzoeker] en de curator hebben hun standpunten nader toegelicht, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen. Voorts heeft de rechtbank de rechter-commissaris op beide verzoeken gehoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. Deze aantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd.
1.5.
De beschikking is op heden bepaald.

2.De feiten

2.1.
[failliete vennootschap] heeft in de vorm van een vennootschap onder firma een onderneming geëxploiteerd die zich bezighield met de teelt van bloembollen (leliebollen en tulpenbollen). Vennoten van de vennootschap onder firma waren de heer [vennoot 1] (hierna: [vennoot 1]) en mevrouw [vennoot 2] (hierna: [vennoot 2]).
2.2.
De onderneming werd door de Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna te noemen: Rabobank) gefinancierd. In opdracht van Rabobank heeft het Nederlands Taxatie & Adviesbureau (hierna: NTAB) activa van [failliete vennootschap] geïnventariseerd en getaxeerd. Een en ander is neergelegd in een rapport d.d. 20 november 2020, betreffende inventaris, materieel, voorraad, plantgoed, rollend materieel, huurkoopobjecten en leaseobjecten, zoals in de rapportage nader is gespecificeerd. In kavelnummer 144 van het taxatierapport wordt het plantgoed als volgt omschreven:
PLANTGOED
PLANTGOED
144. - de reeds gepote tulpenbollen op gepachte gronden
ca. 2,5 Ha bestaande uit:
- 763zz Strong Gold
- 294rr Strong Power
- 161rr Strong Love (afbroei)
- 182rr Verand (afbroei)
In de rapportage wordt niet over leliebollen gesproken.
2.3.
Bij vonnis van deze rechtbank van 15 december 2020 is [failliete vennootschap] in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. Heuzeveldt als curator. Op de vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] is op 15 december 2020 de schuldsaneringsregeling van de WSNP van toepassing verklaard.
2.4.
De curator, als verkopende partij, heeft op 18 december 2020 een zogeheten
overeenkomst activatransactie/doorstart(hierna: de koopovereenkomst) gesloten met de besloten vennootschap [koper], als kopende partij, inzake de activa van de failliete onderneming. In deze koopovereenkomst is onder meer bepaald:
(…)
Nemen het volgende in aanmerking:
(…)
b. de failliete vennootschap teelt en verkoopt diverse soorten bloembollen, voornamelijk lelies;
c. op de activa van de failliete vennootschap rusten zekerheidsrechten van Rabobank, (hierna te duiden als '
Rabobank');
d. Koper wenst de activa van de failliete vennootschap te verwerven teneinde daarmee een doorstart van de onderneming te realiseren;
e. Koper heeft een bod uitgebracht aan de Curator op basis waarvan onderhandelingen hebben plaatsgevonden waarna overeenstemming is bereikt.
f. Partijen wensen de gemaakte afspraken nader in de bepalingen van het onderhavige contract vast te leggen.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 Koop en verkoop
1.1.
De Curator verkoopt aan Koper gelijk Koper van de Curator koopt en in levering ontvangt de navolgende activa van de failliete vennootschap zulks voor zover die activa aan de failliete vennootschap in eigendom toebehoren en overdraagbaar zijn:
a. de handelsvorderingen op derden, zoals deze op faillissementsdatum te 0.00 uur aanwezig waren en zijn vermeld op bijgaande lijst (
bijlage 1);
a. de aanwezige voorraden, het recht om reeds aan afnemers geleverde voorraden voor eigen rekening en risico te factureren en onderhanden werken/voorraden met betrekking tot de bloembollen te weten de reeds voor transport gereed staande voorraden; de nog te bewerken voorraden en de voorraden die zich nog in de grond (bij derden en in de grond van de failliete vennootschap) bevinden;
b. de immateriële activa bestaande uit de opdrachtenportefeuille, het klantenbestand, de handelsnaam of -namen, telefoonnummers, faxnummers, e-mailadressen, de domeinnaam of - namen, de orderportefeuille en de overige goodwill in de ruimste zin van het woord.
1.2.
De hiervoor onder a, b, en c beschreven activa worden hierna gezamenlijk aangeduid als '
de activa';
Artikel 2 Koopsom en betaling
2.1.
De koopprijs voor de activa bedraagt:
a) Voor de handelsvorderingen € 225.000,00
b) Voor de bewerkte en onbewerkte
voorraden (bovengronds) € 25.000,00
Voor de voorraden in de grond € 25.000,00
c) Voor de immateriële activa € 25.000,00
2.2.
De totale koopsom voor de activa bedraagt aldus € 300.000,00.
(…)
Artikel 12 Vernietiging, ontbinding
12.1.
Partijen doen afstand van het recht om deze overeenkomst, uit welken hoofde dan ook, geheel of gedeeltelijk te vernietigen.
(…)
2.5.
[verzoeker] is een (concurrente) schuldeiser van [failliete vennootschap]. Zij heeft in het faillissement een vordering ten bedrage van € 634.324,35 ingediend.
2.6.
[verzoeker] heeft zelf een onderzoek ingesteld naar de gang van zaken in onderhavig faillissement. In dat kader heeft haar advocaat de curator bij e-mail van 5 maart 2021 onder meer geschreven:
"Cliënte is thans bezig met een eigen onderzoek naar de gang van zaken in dit faillissement. In dat kader heeft zij een aantal vragen voor u. Het gaat dan om de navolgende vragen:
1. Welke voorraden heeft u aangetroffen? Is dit enkel kavelnr. 143; de 2.5 hectare tulpen of heeft u meer voorraden aangetroffen?
2. Wat is er concreet op 18 december verkocht aan [koper]? Is het mogelijk een afschrift van de onderliggende overeenkomst te krijgen?
(…)"
2.7.
De curator heeft de advocaat van [verzoeker] vervolgens bij e-mail van 11 maart 2021 medegedeeld:
"In antwoord op uw brief van 5 maart jl. bericht ik u als volgt:
1. De voorraden die zijn verkocht betreffen de voorraden zoals vermeld in kavel nr. 144 (het door u genoemde kavelnummer 143 heeft geen betrekking op tulpenbollen), alsmede de voorraden zoals vermeld in 143.
Voorts zijn de reeds geoogste en nog niet bewerkte tulpenbollen die zich in de bedrijfslocatie bevonden verkocht.
2. Aan [koper] zijn de handelsvorderingen op derden verkocht, de voorraden, alsmede de immateriële activa, bestaande uit opdrachtenportefeuille, het klantenbestand, onderhanden werken, domeinnamen etc.
Het staat mij niet vrij om kopie van de akte van activaovereenkomst aan u ter beschikking te stellen.
(…)"
2.8.
Hierna hebben de advocaat van [verzoeker] en de curator verder met elkaar gecorrespondeerd. In dat kader heeft de curator de advocaat van [verzoeker] bij e-mail van 9 december 2021 geschreven:
"Zoals toegezegd treft u bijgaand mijn standpunt aan naar aanleiding van de stukken die uw cliënte mij zond en na onderzoek door mij van de relevante feiten.
1. INLEIDING
Ik heb niet alleen met uw cliënte en u gesproken, maar ook met de heer [verzoeker] van uw cliënte de percelen bezocht waar leliebollen waren geplant, gedeeltelijk zichtbaar en gedeeltelijk nog in de grond volgens de heer [verzoeker].
Daarnaast heb ik gesprekken gevoerd met de heer [vennoot 1], de heren [heer 1] en [heer 2], alsmede hun juridisch adviseur [juridisch adviseur]. Daarnaast heb ik schriftelijk en telefonisch contact gehad met [contactpersoon] van de Rabobank.
2. FEITEN
Uit het feitenonderzoek is mij gebleken dat de leliebollen niet waren opgenomen in het taxatierapport van NTAB en dat de Rabobank er kennelijk vanuit is gegaan dat de leliebollen geen substantiële waarde hadden, waardoor taxatie door NTAB achterwege is gebleven. De Rabobank heeft mij slechts in algemene zin op de hoogte gesteld van haar pandrechten op voorraden, maar er niet op gewezen dat er naast de wel getaxeerde tulpenbollen ook leliebollen aanwezig waren in verpachte gronden. De Rabobank heeft zich voornamelijk geconcentreerd op de overige materiële activa, zoals de bedrijfsinventarissen en registerzaken, waardoor de voorraden, achteraf bezien, te weinig aandacht hebben gekregen. Wel is mij gebleken dat [koper] de voorraden in combinatie met de handelsvorderingen wenste te kopen en dat de Rabobank die koppeling eveneens wenselijk vond.
Over de vraag wat het financiële voordeel voor de koper ten gevolge van het vorenstaande is geweest, lopen de meningen uiteen, omdat veel factoren daarop van invloed waren, zoals de toenmalige marktwaarde; de kosten van bewerking van de bollen; het risico van een slechte oogst; de aan de grondeigenaren te betalen (pacht)vergoedingen en toekomstige marktontwikkelingen (prijsvorming). [vennoot 1] zelf heeft, mogelijk na overleg met [koper], een kostenberekening gemaakt die uw cliënte niet realistisch vindt.
In de koopovereenkomst met [koper] is niet verwezen naar het taxatierapport van NTAB. Dat rapport was niet in het bezit van de koper en evenmin in het bezit van [vennoot 1]. Voor het moment van de faillietverklaring van [vennoot 1] had [koper] zich al bij de Rabobank gemeld met een bod op alle activa, waaronder begrepen de voorraden. Dat bod was niet hoger dan na de faillietverklaring.
Aan [vennoot 1] heb ik in het kader van de onderhandelingen met [koper] gevraagd of hij het bedrag van euro 50.000,- voor de bewerkte en onbewerkte voorraden bloembollen reëel vond. Dat was het geval. Ook de Rabobank stemde met dat bedrag in.
3. JURIDISCHE POSITIE VERKOPER
Zoals u weet, is in artikel 12 van de activaovereenkomst bepaald, dat partijen afstand doen van het recht om de koopovereenkomst, geheel of gedeeltelijk, te vernietigen, uit welken hoofde dan ook.
Gezien die formulering zal slechts een beroep op (gedeeltelijke) ontbinding van de koopovereenkomst door mij mogelijk zijn indien er sprake is geweest van bedrog.
Van bedrog is geen sprake geweest, omdat [koper] mij geen onjuiste informatie heeft gegeven of mij heeft misleid.
Artikel 6:228 lid 1 (dwaling) is niet van toepassing, omdat er geen inlichtingen aan mij zijn verstrekt met betrekking tot de (omvang) van de voorraden.
Lid 2 van dat artikel kan van toepassing zijn indien [koper], indien zij omtrent de dwaling wist, mij had behoren in te lichten over de omvang van de leliebollen. Het is de vraag of de koper van activa een curator die voor wat betreft feiten mede wordt gevoed door een professionele pandhouder als de Rabobank, mij had moeten informeren over de omvang van de leliebollen. Dat is naar mijn mening niet het geval, omdat het voor [koper] niet kenbaar was dat in het taxatierapport van NTAB uitsluitend tulpenbollen waren genoemd en in de koopakte is vermeld dat de VOORRADEN werden verkocht, zonder dat die in verschillende soorten bloembollen (tulpenbollen en leliebollen) waren uitgesplitst. Voor [koper] ging het logischerwijs om alle voorraden. Zelfs indien [heer 1] wist dat er een grote hoeveelheid leliebollen aanwezig was met een hoge waarde, dan was het voor [koper] niet duidelijk dat ik als verkoper slechts wetenschap had van het bestaan van voorraden tulpenbollen en dwaalde.
Het discutabele oordeel van [vennoot 1] dat een koopsom voor de voorraden van euro 50.000,- reëel was, is geen oordeel dat ik aan de koper kan toerekenen. [vennoot 1] is geen partij bij de overeenkomst en was niet betrokken bij de onderhandelingen met [koper].
Los van het vorenstaande valt een beroep op dwaling naar mijn oordeel ook onder het doen van afstand van een vernietigingsrecht, zoals geformuleerd in artikel 12 van de koopovereenkomst.
4. BOEDELBELANG
Los van de juridische aspecten rijst de pragmatische vraag of een eventueel succesvol beroep op (gedeeltelijke) vernietiging van de koopovereenkomst het belang van de crediteuren dient. Indien de koopsom bijvoorbeeld euro 400.000,- hoger had moeten zijn, dan was die koopsom uitsluitend aan de pandhouder ten goede gekomen. De Rabobank heeft zich zelf mogelijk tekort gedaan, maar dat is haarzelf aan te rekenen, doordat zij de weinig aandacht aan de leliebollen heeft gegeven.
5. CONCLUSIE
Ik zie als curator juridisch geen kansen op het succesvol inroepen van een (gedeeltelijke) ontbinding van de koopovereenkomst. Door desondanks een gerechtelijke procedure op te starten met alle kosten van dien, handel ik niet in het belang van andere crediteuren dan de Rabobank. In tegendeel, ik zal de boedel dan met extra (proces)kosten op.
(…)
2.9.
Op verzoek van [verzoeker] heeft [taxateur] Consultancy en Expertise onderzoek gedaan naar de marktwaarde en de liquidatiewaarde van de leliebollen. [taxateur] heeft op 14 januari 2022 een rapport uitgebracht. In dit rapport concludeert [taxateur] dat de leliebollen de volgende waardes hebben:
- Marktwaarde laag € 2.664.000,00
- Marktwaarde hoog € 3.061.000,00
- Liquidatiewaarde € 2.446.000,00
2.10.
De advocaat van [verzoeker] heeft de curator bij e-mail van 15 januari 2022 onder meer geschreven:
"(…)
Aan de boedel onttrokken activa
Zoals u weet heeft cliënte aangetoond dat op datum faillissement bepaalde activa (hierna '
de Activa') aanwezig waren. Ik verwijs u naar de bijgevoegde toelichting van cliënte en diens specificatie daarbij. Het gaat dan om zaken met een door cliënte geschatte waarde van € 1.700.000,00. Hiervoor is blijkens de bijgevoegde activa-overeenkomst € 50.000,00 betaald. Het probleem hierbij is kort en goed dat de activa-overeenkomst de daarin verkochte activa zeer ruim omschrijft, terwijl u als curator bent uitgegaan van uitsluitend de activa zoals vermeld in het taxatierapport van NTAB (d.d. 20 november 2020). Dat betekent volgens cliënte dat
ofwelde heer [vennoot 1] u onjuist heeft geïnformeerd,
ofwelu geen navraag heeft gedaan bij [vennoot 1]. Cliënte vraagt zich af waarom u in de activa-overeenkomst niet eenvoudigweg heeft verwezen naar de activa die u wél in beeld had (namelijk de activa in het voormelde taxatierapport). Had u dat gedaan, dan vielen de activa nu nog in de boedel. U zult begrijpen dat hierdoor de concurrente schuldeisers enorm zijn benadeeld. Cliënte behoudt zich in dat kader al haar rechten en weren voor
Vraag 1:Heeft u aan [vennoot 1] gevraagd aan te geven of de in het taxatierapport van NTAB benoemde activa alle in eigendom aan [vennoot 1] (c.a.) toebehorende activa zijn?
[vennoot 1] heeft in zijn reactie op het onderzoek van cliënte overigens bevestigd dat de door cliënte benoemde zaken op datum faillissement aanwezig waren, maar dat de door cliënte geschatte waarden niet kloppen en dat cliënte ten onrechte geen rekening zou hebben gehouden met de kosten die gepaard gaan met de opbrengsten. Dat is onjuist. Cliënte heeft de door haar geschatte waarden gebaseerd op de gangbare prijzen. Om iedere onduidelijkheid te voorkomen, heeft zij een taxateur, te weten de heer [taxateur], ingeschakeld om onderzoek te doen naar de waarde van de Activa. Deze deskundige heeft een drietal waarden bepaald, te weten de onderhandse verkoopwaarde hoog, de onderhandse verkoopwaarde laag en de liquidatiewaarde op dat faillissement. Het moge duidelijk zijn dat de door cliënte geschatte waarden door de deskundigen worden bevestigd (deze liggen volgens de deskundige zelfs hoger).
(…)
Uw standpunt jegens de kopers
In uw onderstaande e-mail heeft u aangegeven dat het niet in het belang van de gezamenlijke schuldeisers is om de activa-overeenkomst te ontbinden of te vernietigen. Het voeren van een procedure zou niet in het belang zijn van de gezamenlijke schuldeisers, maar hooguit in het belang van de Rabobank als zekerheidsgerechtigde. Voor wat betreft dat laatste gaat u niet uit van de voormelde waarden, maar van een opgave van de Rabobank. De Rabobank had immers die overige zaken niet in beeld, anders waren deze wel meegenomen in het taxatierapport met vermelding dat de waarde daarvan te verwaarlozen is. Dat is niet gebeurd.
(…)
Commissie van schuldeisers
Cliënte is van mening dat in dit faillissement een commissie van schuldeisers ingesteld dient te worden. Ook andere schuldeisers hebben inmiddels aangegeven een dergelijke commissie in te willen schakelen.
Vraag 4:Kunt u instemmen met het instellen van een commissie van schuldeisers?
(…)"
2.11.
De curator heeft de advocaat van [verzoeker] bij e-mail van 27 januari 2022 onder meer geschreven:
"In uw brief aan mij d.d. 15 januari j.l. gaat u niet in op het meest cruciale aspect van onderhavige kwestie, namelijk op welke juridische grondslag ik de koopovereenkomst met [koper] zou kunnen ontbinden. Ik ben namelijk tot de conclusie gekomen dat mijn juridische positie helaas buitengewoon zwak is. Ik mag u wel naar mijn eerdere brief van 9 december j.l. verwijzen.
Onder voormelde omstandigheden heeft het instellen van een crediteurencommissie naar mijn overtuiging geen zin. Ook al zou uitkomst van de werkzaamheden van een dergelijke commissie tot de conclusie leiden dat de waarde van de leliebollen substantieel was, dan nog verandert dat niet mijn juridische positie bij de koopovereenkomst, een koper mag er op vertrouwen dat de pandhouder en de curator weten wat zij ten verkoop aanbieden.
(….)"
2.12.
De advocaat van [verzoeker] heeft de curator bij e-mail van 27 januari 2022 onder meer geschreven:
"(…) Mag ik uw antwoorden op de vragen zie hieronder nog vernemen?
Vraag 1:Heeft u aan [vennoot 1] gevraagd aan te geven of de in het taxatierapport van NTAB benoemde activa alle in eigendom aan [vennoot 1] (c.a.) toebehorende activa zijn?
Vraag 2:Klopt het dat u de door cliënte opgestelde lijst van benodigde gegevens en informatie niet meer heeft opgevraagd bij [vennoot 1]? (…)"
2.13.
De curator heeft de advocaat van [verzoeker] bij e-mail van 1 februari 2022 geschreven:
"Ik heb [vennoot 1] gevraagd of de taxatiewaarde van de voorraden reëel was in zijn optiek.
Ik heb geen nadere stukken opgevraagd, eenvoudigweg omdat die stukken geen verandering brengen in mijn juridische positie m.b.t. de koopovereenkomst. Indien ik wel een rechtsgrond zou hebben, zouden die stukken relevant kunnen worden."

3.De beoordeling

Het ontslag van de curator
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om de curator te ontslaan en hem door een andere curator te vervangen. Hiertoe voert [verzoeker], samengevat, het volgende aan. In de eerste plaats heeft de curator zijn werkzaamheden niet naar behoren verricht, waardoor de boedel aanzienlijk financieel nadeel heeft geleden ('de omissie'). Op datum faillissement waren naast de in het taxatierapport van NTAB vermelde voorraden plantgoed nog voorraden leliebollen aanwezig met een door [verzoeker] geschatte marktwaarde van € 750.000,00 - € 1.050.000,00 ('de ontbrekende activa') . De curator heeft in de koopovereenkomst met [koper] een zodanig ruime omschrijving van de activa opgenomen dat hij daarmee alle activa heeft verkocht, derhalve ook de ontbrekende activa. De curator heeft evenwel nagelaten om in de koopovereenkomst met [koper] te verwijzen naar het taxatierapport van NTAB en enkel de voorraden te verkopen die daarin zijn vermeld, althans hij had bij de failliet moeten navragen of alle voorraden in het taxatierapport waren vermeld. Had de curator dat wél gedaan, dan waren de ontbrekende activa nog steeds in eigendom van de boedel, waarvan de opbrengst aan de gezamenlijke schuldeisers ten goede had kunnen komen. In de tweede plaats had van de curator mogen worden verwacht dat hij een deugdelijk onderzoek had ingesteld naar de mogelijkheden om de koopovereenkomst met [koper] aan te tasten, waarmee de financiële schade voor de boedel mogelijk had kunnen worden beperkt. De curator weigert echter zonder goede reden een dergelijk onderzoek te doen, bijvoorbeeld naar de rol van de betrokkenen bij de activaovereenkomst. Hij heeft ook niet gereageerd op de waardering van [taxateur] of de daarin genoemde waardes van de ontbrekende activa nader geverifieerd. In de derde plaats kan de curator niet meer onafhankelijk en onpartijdig functioneren, aangezien de boedel mogelijk een vordering heeft op de curator wegens diens aansprakelijkheid voor vorenbedoelde omissie. De curator zal een dergelijke vordering eigener beweging niet onderzoeken, aldus [verzoeker].
3.2.
De curator voert, samengevat weergegeven, het volgende verweer. Er moet een deugdelijke reden zijn om een verstrekkende maatregel als het ontslag van een curator te kunnen rechtvaardigen. Daarvan is hier geen sprake. Op basis van het taxatierapport van NTAB mocht de curator er in de gegeven omstandigheden van uitgaan dat er geen ander plantgoed (tulpenbollen) aanwezig was dat in dit taxatierapport vermeld was. Het rapport vermeldt geen leliebollen. Daar komt bij dat Rabobank, als pandhouder, de curator ook niet heeft medegedeeld dat er ander plantgoed (leliebollen) aanwezig was. De leliebollen waren voor de curator ook niet zichtbaar, omdat deze zich in de grond bevonden. Daarmee kan het verwijt van [verzoeker] dat de curator een omissie heeft begaan niet slagen. Desgevraagd achtte de heer [vennoot 1] de afgesproken koopsom van € 50.000,- reëel. De door [verzoeker] genoemde waarde van de voorraad bloemenbollen is onjuist. Deze is achteraf berekend, zonder met tal van onzekere factoren rekening te houden. Voorts heeft de curator, mede naar aanleiding van de bevindingen van [verzoeker], de mogelijkheid van een - eventuele - partiële vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling onderzocht. Vernietiging is naar de mening van de curator echter niet aan de orde, omdat er geen sprake is van feiten en omstandigheden die een beroep op dwaling ondersteunen en in de koopovereenkomst afstand is gedaan van een beroep op vernietiging. Een zodanige clausule is in activaovereenkomsten overigens ook gebruikelijk. Indien [verzoeker] het niet eens is met het standpunt van de curator in dezen, dan kan zij op grond van artikel 69 Fw de rechtercommissaris verzoeken om de curator te instrueren een vernietigingsactie in te stellen. Ontslag verzoeken van een curator op deze grond gaat dan ook te ver.
3.3.
De rechter-commissaris heeft desgevraagd aangegeven dat hij geen reden ziet voor ontslag van de curator. Niet gebleken is dat de curator in dit faillissement onzorgvuldig heeft gehandeld. Indien [verzoeker] wil opkomen tegen bepaald handelen of nalaten van de curator, kan zij daarvoor de weg van artikel 69 Fw naar de rechter-commissaris volgen.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.5.
Ingevolge artikel 73 lid 1 Fw is de rechtbank onder meer bevoegd om op verzoek van een schuldeiser in het faillissement de curator te ontslaan en hem door een ander te vervangen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid van de rechtbank, waarbij terughoudendheid op zijn plaats is. [1] Beoordeeld moet worden of er sprake is van zwaarwegende redenen die het verzochte ontslag van de curator rechtvaardigen. Bij de beoordeling van een verzoek tot ontslag moet de rechtbank onderzoeken of de curator de hem in artikel 68 Fw gegeven taak om de failliete boedel te beheren en te vereffenen behoorlijk verricht.
3.6.
De rechtbank voegt hier nog aan toe op dat de procedure van artikel 73 Fw
nietis bedoeld om het concrete beleid van de curator te laten toetsen. Dat toezicht wordt immers door de rechter-commissaris uitgeoefend. Een schuldeiser kan op de voet van artikel 69 lid 1 Fw tegen handelingen van de curator bij de rechter-commissaris opkomen of van de rechter-commissaris een bevel uitlokken dat de curator een bepaalde handeling verricht of nalaat.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat de curator in de gegeven omstandigheden bij het sluiten van de activaovereenkomst met [koper] voor wat betreft de omvang van de voorraden bloembollen redelijkerwijs mocht afgaan op het inventarisatie- en taxatierapport van NTAB, waarin slechts de tulpenbollen werden genoemd, aangezien sprake was van een zeer recent rapport, dat nota bene in opdracht van Rabobank als pandhouder was opgesteld. De curator heeft bovendien onweersproken verteld dat de leliebollen voor hem niet waarneembaar waren, omdat deze in de grond zaten en dat Rabobank hem ook niet op de aanwezigheid van leliebollen heeft gewezen. Bedacht dient ook te worden dat de curator snel moest handelen, onder meer omdat sprake was van bederfelijke waar. [verzoeker] heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen, die maken dat van de curator tegen deze achtergrond een nader onderzoek naar de omvang van de voorraden had mogen worden verwacht. Aldus is er geen sprake van de door [verzoeker] gestelde omissie van de curator. Ontslag van de curator is reeds daarom niet aan de orde. Maar zelfs al zou van een dergelijke omissie sprake zijn (geweest), dan levert dát naar het oordeel van de rechtbank nog geen zwaarwegende grond op voor het ontslag van de curator.
3.8.
De rechtbank verwerpt ook het betoog van [verzoeker] dat de curator dient te worden ontslagen omdat hij ten onrechte weigert om nader onderzoek te doen naar de aantastbaarheid van de koopovereenkomst met [koper] en, aldus [verzoeker], niet naar behoren heeft gereageerd op het rapport van [taxateur]. Indien de curator een handeling nalaat waartoe hij volgens een schuldeiser gehouden is, dan staat, zoals hiervoor is overwogen, voor de schuldeiser krachtens artikel 69 Fw de weg open naar de rechter-commissaris om een bevel tot het verrichten van een dergelijke handeling uit te lokken. In het inleidend verzoekschrift heeft [verzoeker] de rechter-commissaris verzocht zodanige bevelen te geven. Daarover dient de rechter-commissaris nog te beslissen. Het ontslag verzoeken van een curator is voor het bestreden handelen/nalaten van de curator niet de geëigende weg. De door [verzoeker] genoemde omstandigheden dat de curator afwijzend heeft gereageerd op het rapport van [taxateur] en de door [taxateur] genoemde waardes niet bij een deskundige nader heeft geverifieerd, kunnen geen grond voor ontslag opleveren.
3.9.
De aanwezigheid van een met de boedel tegenstrijdig belang aan de zijde van de curator kan naar het oordeel van de rechtbank een zwaarwegende omstandigheid opleveren die ontslag van een curator rechtvaardigt, wanneer er concrete aanleiding is om te vrezen dat het handelen van de curator wordt ingegeven door een eigen belang dat niet met het belang van de boedel spoort. [2] De rechtbank is in dit faillissement echter niet van een dergelijk tegenstrijdig belang gebleken. Een verschil van opvatting tussen een curator en een individuele schuldeiser over het beheer en de vereffening van de boedel, zoals hier (ook) aan de orde is, kan op zichzelf niet tot ontslag van de curator leiden. Bovendien is, zoals onder 3.7. vastgesteld, geen sprake van een ernstige fout van de curator bij de uitoefening van zijn taak. De rechtbank stelt ook vast dat [verzoeker] de curator tot op heden niet aansprakelijk heeft gesteld voor het hem verweten handelen. De omstandigheid dat [verzoeker] de curator
mogelijkaansprakelijk gaat stellen voor diens handelen, brengt niet mee dat aan de onpartijdigheid en objectiviteit van de curator bij het verdere beheer van de boedel moet worden getwijfeld.
3.10.
Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Het instellen van een schuldeiserscommissie
3.11.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank tevens om een schuldeiserscommissie in te stellen, waartoe zij, samengevat, het volgende aanvoert. Het instellen van een schuldeiserscommissie maakt het mogelijk dat de curator gebruik kan maken van de kennis van die commissie bij de afwikkeling van het faillissement, wat in dit geval zeker aan de orde is, gelet op het specifieke karakter van de bloembollenbranche. Ook omdat sprake is van mogelijke belangenconflicten aan de zijde van de curator is het gerechtvaardigd dat er, ter bewaking van een juiste afwikkeling van het faillissement, een schuldeiserscommissie wordt benoemd, aldus [verzoeker].
3.12.
De curator voert verweer. Volgens de curator heeft het instellen van een schuldeiserscommissie geen toegevoegde waarde. De door [verzoeker] gesuggereerde vernietiging van de koopovereenkomst met [koper] maakt juridisch geen kans. Het instellen van een schuldeiserscommissie maakt dat niet anders. Ook heeft een schuldeiserscommissie, evenmin als de curator, de bevoegdheid om [koper] te dwingen inzicht te geven in de kosten die waren gemoeid met het realiseren van het eindproduct van de gekochte voorraden, de bloemen. Ten slotte wijst de curator erop dat het faillissement inmiddels zijn finale afwikkeling nadert en dat concurrente schuldeisers geen uitkering uit het faillissement zullen ontvangen. Ook de Rabobank als preferent schuldeiser wordt niet volledig voldaan, aldus de curator.
3.13.
De rechter-commissaris heeft desgevraagd aangegeven dat hij geen reden ziet voor het instellen van een schuldeiserscommissie. Er is geen sprake van kwesties waarvoor de bijzondere deskundigheid van schuldeisers benodigd is. Daarnaast wordt een schuldeiserscommissie in de regel slechts ingezet bij omvangrijke en complexe faillissementen, aldus de rechter-commissaris.
3.14.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3.15.
Ingevolge artikel 74 lid 1 Fw kan de rechtbank gedurende het faillissement, gelet op de omvang of de aard van het faillissement, een voorlopige schuldeiserscommissie benoemen, die de belangen van belangrijke groepen van schuldeisers vertegenwoordigt. Blijkens de wetsgeschiedenis dient de benoeming van een commissie uit de schuldeisers ertoe om de schuldeisers te allen tijde de nodige invloed in het faillissement te verzekeren.
Bij de beantwoording van de vraag of de rechtbank een zodanige commissie zal benoemen, dient te worden onderzocht of de belangrijkheid of de aard van het faillissement daartoe aanleiding geeft. [3] Onder belangrijkheid en aard moet worden verstaan de omvang van de activa en passiva van de boedel respectievelijk de bijzondere kenmerken en gecompliceerdheid daarvan. De rechtbank weegt mee in hoeverre een adequate afwikkeling van het faillissement naar verwachting gediend zal zijn met de instelling van een schuldeiserscommissie, waarbij de kennis van de leden van zodanige commissie een rol speelt. Aan de rechtbank komt in dezen een discretionaire bevoegdheid toe.
3.16.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er in onderhavig faillissement thans geen aanleiding om een voorlopige schuldeiserscommissie in te stellen. Van de curator als insolventiedeskundige mag worden verwacht dat hij over voldoende kennis en ervaring beschikt om dit faillissement in zijn algemeenheid af te wikkelen. Daarvoor behoeft hij naar het oordeel van de rechtbank geen advies van een voorlopige commissie van schuldeisers. [verzoeker] heeft ook niet op toereikende wijze onderbouwd dat - bij de huidige stand van zaken in het faillissement - specifieke kennis van de branche noodzakelijk is voor de verdere afwikkeling van het faillissement door de curator. Voorts is niet gesteld of gebleken dat dit faillissement zodanig omvangrijk of complex is dat hierin een reden voor het instellen van een schuldeiserscommissie zou kunnen worden gevonden. De rechtbank weegt ook mee dat de curator ter zitting onweersproken heeft aangegeven dat het faillissement bijna is afgewikkeld en dat er naar verwachting voor andere schuldeisers dan de Rabobank geen uitkering in het faillissement te verwachten valt. De stelling van [verzoeker] dat sprake zou zijn van een met de boedel tegenstrijdig belang van de curator heeft de rechtbank hiervoor onder 3.9. al verworpen. Ook in zoverre bestaat er dus geen aanleiding om een schuldeiserscommissie in te stellen.
3.17.
Ook dit verzoek wordt afgewezen.

4.BESLISSING

De rechtbank:
- wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
- draagt de griffier op om een afschrift van deze beschikking aan [verzoeker], de curator en de rechter-commissaris toe te zenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.
614 (MP)

Voetnoten

1.Zie HR 28 juni 1985, NJ 1985/870 (Frenkel/Van der Wilk q.q.).
2.vgl. rechtbank Rotterdam 6 januari 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BL1861.
3.Vgl. Hoge Raad 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1338.