2.8.Hierna hebben de advocaat van [verzoeker] en de curator verder met elkaar gecorrespondeerd. In dat kader heeft de curator de advocaat van [verzoeker] bij e-mail van 9 december 2021 geschreven:
"Zoals toegezegd treft u bijgaand mijn standpunt aan naar aanleiding van de stukken die uw cliënte mij zond en na onderzoek door mij van de relevante feiten.
Ik heb niet alleen met uw cliënte en u gesproken, maar ook met de heer [verzoeker] van uw cliënte de percelen bezocht waar leliebollen waren geplant, gedeeltelijk zichtbaar en gedeeltelijk nog in de grond volgens de heer [verzoeker].
Daarnaast heb ik gesprekken gevoerd met de heer [vennoot 1], de heren [heer 1] en [heer 2], alsmede hun juridisch adviseur [juridisch adviseur]. Daarnaast heb ik schriftelijk en telefonisch contact gehad met [contactpersoon] van de Rabobank.
Uit het feitenonderzoek is mij gebleken dat de leliebollen niet waren opgenomen in het taxatierapport van NTAB en dat de Rabobank er kennelijk vanuit is gegaan dat de leliebollen geen substantiële waarde hadden, waardoor taxatie door NTAB achterwege is gebleven. De Rabobank heeft mij slechts in algemene zin op de hoogte gesteld van haar pandrechten op voorraden, maar er niet op gewezen dat er naast de wel getaxeerde tulpenbollen ook leliebollen aanwezig waren in verpachte gronden. De Rabobank heeft zich voornamelijk geconcentreerd op de overige materiële activa, zoals de bedrijfsinventarissen en registerzaken, waardoor de voorraden, achteraf bezien, te weinig aandacht hebben gekregen. Wel is mij gebleken dat [koper] de voorraden in combinatie met de handelsvorderingen wenste te kopen en dat de Rabobank die koppeling eveneens wenselijk vond.
Over de vraag wat het financiële voordeel voor de koper ten gevolge van het vorenstaande is geweest, lopen de meningen uiteen, omdat veel factoren daarop van invloed waren, zoals de toenmalige marktwaarde; de kosten van bewerking van de bollen; het risico van een slechte oogst; de aan de grondeigenaren te betalen (pacht)vergoedingen en toekomstige marktontwikkelingen (prijsvorming). [vennoot 1] zelf heeft, mogelijk na overleg met [koper], een kostenberekening gemaakt die uw cliënte niet realistisch vindt.
In de koopovereenkomst met [koper] is niet verwezen naar het taxatierapport van NTAB. Dat rapport was niet in het bezit van de koper en evenmin in het bezit van [vennoot 1]. Voor het moment van de faillietverklaring van [vennoot 1] had [koper] zich al bij de Rabobank gemeld met een bod op alle activa, waaronder begrepen de voorraden. Dat bod was niet hoger dan na de faillietverklaring.
Aan [vennoot 1] heb ik in het kader van de onderhandelingen met [koper] gevraagd of hij het bedrag van euro 50.000,- voor de bewerkte en onbewerkte voorraden bloembollen reëel vond. Dat was het geval. Ook de Rabobank stemde met dat bedrag in.
3. JURIDISCHE POSITIE VERKOPER
Zoals u weet, is in artikel 12 van de activaovereenkomst bepaald, dat partijen afstand doen van het recht om de koopovereenkomst, geheel of gedeeltelijk, te vernietigen, uit welken hoofde dan ook.
Gezien die formulering zal slechts een beroep op (gedeeltelijke) ontbinding van de koopovereenkomst door mij mogelijk zijn indien er sprake is geweest van bedrog.
Van bedrog is geen sprake geweest, omdat [koper] mij geen onjuiste informatie heeft gegeven of mij heeft misleid.
Artikel 6:228 lid 1 (dwaling) is niet van toepassing, omdat er geen inlichtingen aan mij zijn verstrekt met betrekking tot de (omvang) van de voorraden.
Lid 2 van dat artikel kan van toepassing zijn indien [koper], indien zij omtrent de dwaling wist, mij had behoren in te lichten over de omvang van de leliebollen. Het is de vraag of de koper van activa een curator die voor wat betreft feiten mede wordt gevoed door een professionele pandhouder als de Rabobank, mij had moeten informeren over de omvang van de leliebollen. Dat is naar mijn mening niet het geval, omdat het voor [koper] niet kenbaar was dat in het taxatierapport van NTAB uitsluitend tulpenbollen waren genoemd en in de koopakte is vermeld dat de VOORRADEN werden verkocht, zonder dat die in verschillende soorten bloembollen (tulpenbollen en leliebollen) waren uitgesplitst. Voor [koper] ging het logischerwijs om alle voorraden. Zelfs indien [heer 1] wist dat er een grote hoeveelheid leliebollen aanwezig was met een hoge waarde, dan was het voor [koper] niet duidelijk dat ik als verkoper slechts wetenschap had van het bestaan van voorraden tulpenbollen en dwaalde.
Het discutabele oordeel van [vennoot 1] dat een koopsom voor de voorraden van euro 50.000,- reëel was, is geen oordeel dat ik aan de koper kan toerekenen. [vennoot 1] is geen partij bij de overeenkomst en was niet betrokken bij de onderhandelingen met [koper].
Los van het vorenstaande valt een beroep op dwaling naar mijn oordeel ook onder het doen van afstand van een vernietigingsrecht, zoals geformuleerd in artikel 12 van de koopovereenkomst.
Los van de juridische aspecten rijst de pragmatische vraag of een eventueel succesvol beroep op (gedeeltelijke) vernietiging van de koopovereenkomst het belang van de crediteuren dient. Indien de koopsom bijvoorbeeld euro 400.000,- hoger had moeten zijn, dan was die koopsom uitsluitend aan de pandhouder ten goede gekomen. De Rabobank heeft zich zelf mogelijk tekort gedaan, maar dat is haarzelf aan te rekenen, doordat zij de weinig aandacht aan de leliebollen heeft gegeven.
Ik zie als curator juridisch geen kansen op het succesvol inroepen van een (gedeeltelijke) ontbinding van de koopovereenkomst. Door desondanks een gerechtelijke procedure op te starten met alle kosten van dien, handel ik niet in het belang van andere crediteuren dan de Rabobank. In tegendeel, ik zal de boedel dan met extra (proces)kosten op.
(…)