3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) [verweerder] was samen met enkele familieleden via Stichting Administratiekantoor FSH, van welke stichting [verweerder] bestuurder was, grootaandeelhouder van de Eurocommerce Groep. Tot die groep behoorden onder meer Eurocommerce Holding B.V. (hierna: EH) en Eurocommerce Projectontwikkeling B.V. (hierna: EP). EH en EP hielden zich bezig met de ontwikkeling, verhuur en verkoop van kantoorpanden. Via de ook tot de Eurocommerce Groep behorende vennootschap [A] Holding B.V. (hierna: [A] Holding) was [verweerder] (indirect) bestuurder van EH en EP.
(ii) Rabobank was de huisbankier van de Eurocommerce Groep en van [verweerder].
(iii) Aan het einde van 2011 en het begin van 2012 voorzagen EH en EP dat zij hun verplichtingen jegens onder meer hun financiers niet meer zouden kunnen nakomen. Zij hebben verzocht om hen (voorlopig) surseance van betaling te verlenen. Deze surseances zijn op 21 mei 2012 door de rechtbank Zwolle/Lelystad verleend, met benoeming van drie bewindvoerders.
(iv) Op verzoek van deze bewindvoerders zijn bij vonnis van 12 juli 2012 de surseances omgezet in faillissementen. Ook diverse andere vennootschappen uit de Eurocommerce Groep, waaronder [A] Holding, zijn in staat van faillissement verklaard. In de faillissementen van de tot de Eurocommerce Groep behorende vennootschappen zijn de bewindvoerders benoemd tot curator (hierna: de curatoren Eurocommerce).
(v) [verweerder] heeft op 7 juni 2012 ontslag genomen als (indirect) bestuurder van de verschillende Eurocommerce-vennootschappen.
(vi) Op verzoek van de curatoren Eurocommerce is [verweerder] bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 27 november 2012 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van een curator (hierna: de curator) en met benoeming van een rechter-commissaris (hierna: de rechter-commissaris).
(vii) Door de curator zijn op de lijst van voorlopig erkende crediteuren geplaatst:
- een vordering van SNS PF op [verweerder] ter grootte van € 22.366.979,77;
- aan de Rabobank verpande vorderingen van EH op [verweerder] ter grootte van € 7.180.395,--;
- vorderingen van [A] Holding en van FGH Bank N.V. op [verweerder] ter grootte van € 48.217.221,-- respectievelijk € 28.000.000,--;
- een vordering van de belastingdienst op [verweerder] ter grootte van € 12.460.687,--.
3.2.1De onderhavige procedure betreft een verzoek van de Banken om in het faillissement van [verweerder] op de voet van art. 74 Fw een voorlopige commissie uit de schuldeisers in te stellen en om hen daarin tot leden te benoemen. Aan hun verzoek hebben de Banken het volgende ten grondslag gelegd:
(i) De belangrijkheid en de aard van de boedel geven aanleiding tot de instelling van een voorlopige crediteurencommissie. Deze commissie kan de curator bijstaan en adviseren in zijn zoektocht naar activa ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers.
(ii) Het is ongeloofwaardig dat [verweerder] thans geen bezittingen van enige waarde of inkomsten zou hebben. Er moet veel meer in de boedel zijn dan het in het tweede faillissementsverslag genoemde bedrag van € 40.000,--, nu een bedrag van ongeveer € 50.000.000,-- uit de Eurocommerce Groep naar [verweerder] is gestroomd.
(iii) De kans om activa te achterhalen wordt vergroot door het instellen van een voorlopige crediteurencommissie.
(iv) Vanwege hun bekendheid en bemoeienis met de Eurocommerce Groep hebben de Banken de nodige ervaring met de handelwijze van [verweerder] en de wijze waarop hij – in ieder geval binnen de Eurocommerce Groep – heeft getracht activa buiten het bereik van de schuldeisers te brengen. Daarnaast hebben de Banken ook ruime ervaring met (financieel) complexe faillissementen waarbij internationale aspecten en vermoedens van fraude een rol spelen. Deze kennis willen de Banken graag inzetten ten behoeve van een efficiënte behandeling van het faillissement van [verweerder].
3.2.2De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de Banken dient te worden afgewezen.
3.2.3De rechter-commissaris heeft te kennen gegeven dat hij het verzoek van de Banken steunt, maar dat de voorgestelde samenstelling van de commissie in zijn ogen eenzijdig is.
3.2.4[verweerder] heeft de rechtbank verzocht het verzoek van de Banken af te wijzen.