Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juni 2022 in de zaak tussen
Procesverloop
1 september 2021 eervol ontslag verleend uit zijn functie als vrijwilliger bij de [werkgever] .
Rechtbank Noord-Nederland
Op 16 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, die als vrijwilliger werkzaam was bij de Veiligheidsregio Groningen (VRG), en de VRG zelf. De eiser was eervol ontslagen na een vertrouwensbreuk die was ontstaan door het heimelijk opnemen van gesprekken tijdens een overleg. De rechtbank oordeelde dat de verhoudingen zodanig verstoord waren dat voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van de VRG kon worden gevergd. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging van de VRG voldoende was en dat er geen reden was voor toekenning van een financiële ontslagvergoeding of genoegdoening. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.
De zaak begon toen de eiser, werkzaam als vrijwilliger bij de brandweer, tijdens een vergadering van ploegchefs op 21 april 2021 had verklaard dat hij alle gesprekken opnam zonder de aanwezigen hiervan op de hoogte te stellen. Dit leidde tot een vertrouwensbreuk met zijn collega's, die zich niet meer veilig voelden in de samenwerking. De VRG besloot tot ontslag, wat de eiser aanvocht. De rechtbank behandelde het beroep op 14 april 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de VRG zorgvuldig had gehandeld en dat de vertrouwensbreuk aan de eiser zelf te wijten was. De rechtbank benadrukte dat onderlinge verhoudingen cruciaal zijn voor de werking van een brandweerorganisatie en dat de onrust die door de eiser was veroorzaakt, het herstel van vertrouwen in de weg stond.
De rechtbank concludeerde dat de VRG geen fout had gemaakt in de belangenafweging en dat de gevolgen van het ontslag voor de eiser niet onevenredig waren in verhouding tot het doel van het ontslag. De eiser had geen recht op een financiële vergoeding, omdat de vertrouwensbreuk door zijn eigen handelen was ontstaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2022, en de rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.