In deze zaak hebben eisers, wonende in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen, dat hen een schadevergoeding van € 15.123,24 toekende voor schade door mijnbouwactiviteiten. Het primaire besluit werd op 19 mei 2020 genomen, maar het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 10 september 2021. De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2022 behandeld, waarbij eisers aanwezig waren en de verweerder vertegenwoordigd werd door hun gemachtigde, mr. T.W. Franssen, en deskundige R. Lubbers van 10BE. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige P. Pellicaan een adviesrapport heeft opgesteld, maar dat er onduidelijkheid bestond over de ondertekening en de onafhankelijkheid van de deskundigen. De rechtbank oordeelde dat de hoorzitting niet volledig was vastgelegd en dat er geen wettelijke verplichting was om een conceptverslag ter goedkeuring aan de eisers te sturen. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eisers dat de herstelmethode niet zorgvuldig was, verworpen, maar heeft wel vastgesteld dat de motivering van de herstelmethode onvoldoende was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat het gebrek was hersteld. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.