ECLI:NL:RBNNE:2022:1649
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weerlegging van wettelijk bewijsvermoeden bij mijnbouwschade aan woning
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 13 mei 2022, staat de weerlegging van het wettelijk bewijsvermoeden ex artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek centraal. Eiser, een inwoner van [woonplaats], heeft een aanvraag ingediend voor schadevergoeding wegens schade aan zijn woning, die mogelijk is veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten in het Groningenveld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, op 28 januari 2021 is afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 5 oktober 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
Tijdens de zitting op 6 april 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat de schade aan zijn woning wel degelijk bevingsgerelateerd is, terwijl verweerder stelt dat het bewijsvermoeden is weerlegd door deskundigenrapporten die andere oorzaken voor de schade aanduiden. De rechtbank heeft overwogen dat het bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW van toepassing is, maar dat verweerder zich op basis van deskundigenadviezen terecht op het standpunt heeft gesteld dat de schade niet door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de conclusies van de deskundigen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de schadevergoeding door verweerder in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.