ECLI:NL:RBNNE:2022:1503

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 april 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/19/137554 / HA ZA 21-189
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van besluiten van de Stichting Dorpshuis Nieuw-Buinen met betrekking tot schorsing en ontslag van de voorzitster

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 april 2022 uitspraak gedaan over de nietigheid van besluiten genomen door de Stichting Dorpshuis Nieuw-Buinen. Eiseres, de voorzitster van de Stichting, heeft de rechtbank verzocht om de besluiten tot schorsing, verlenging van de schorsing en ontslag nietig te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten niet conform de statuten van de Stichting zijn genomen. De Stichting had de voorzitster niet opgeroepen voor de bestuursvergadering waarin het ontslagbesluit werd genomen, waardoor het besluit nietig is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de schorsing en de verlenging van de schorsing niet rechtsgeldig zijn, omdat deze besluiten buiten vergadering zijn genomen zonder de vereiste quorum- en meerderheidsvereisten in acht te nemen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en de Stichting veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
Zaaknummer: C/19/137554 / HA ZA 21-189
Vonnis van 27 april 2022
in de zaak van
[eiseres], wonende te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiseres] , advocaat mr. T. van Dijken te Groningen,
tegen
STICHTING DORPSHUIS NIEUW-BUINEN,
statutair gevestigd te Borger-Odoorn en kantoorhoudende te Nieuw-Buinen, gedaagde partij, hierna te noemen: de Stichting, advocaat mr. W. Dwars te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met zes producties van 5 oktober 2021;
- de conclusie van antwoord met acht producties, op de rol van 8 december 2021;
- producties 7 tot en met 10 ingebracht door [eiseres] , ingekomen ter griffie op 18 januari 2022;
- de mondelinge behandeling, gehouden op 21 januari 2022, waarvan de griffier aantekeningenheeft gemaakt;
- brief van 3 maart 2022 aan de zijde van [eiseres] met het verzoek om vonnis te wijzen.
- brief van 21 maart 2022 aan de zijde van de Stichting met de mededeling dat hetmediationtraject tussen partijen niet is gestart.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De activiteiten van de Stichting bestaan uit welzijnswerk voor ouderen en het behouden, stimuleren en vergroten van de sociale leefbaarheid in het dorp Nieuw-Buinen. De Stichting exploiteert het dorpshuis te Nieuw-Buinen waarin onder meer culturele en sociale activiteiten worden gehouden. Het dorpshuis wordt gefinancierd door de inkomsten uit activiteiten, de omzet van de kantine alsmede subsidies.
2.2.
In de statuten van de Stichting staat, voor zover van belang, opgenomen:
"(…)Bestuur samenstelling, wijze van benoemen (en beloning)
Artikel 3
2. De bestuurders worden benoemd en geschorst door het bestuur. (…)
Bestuur: vergaderingen
Artikel 5
4. De oproeping van een vergadering geschiedt tenminste zeven dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door middel van een oproepingsbrief (…)Bestuur besluitvorming
Artikel 6
1. Het bestuur kan in een vergadering alleen besluiten nemen indien de meerderheid (helft plus één) van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. (…)
3.
Zolang in een vergadering alle in functie zijnde bestuurders aanwezig zijn, kunnen geldige besluitenworden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen (iedereen stemt voor), ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
4.
Het bestuur kan met algemene stemmen (iedereen stemt voor) ook buiten vergadering besluitennemen. Van een aldus genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter als notulen wordt bewaard.
(…)
Bestuur: defungeren
Artikel 7
Een bestuurder defungeert: (…)
d. door ontslag door de gezamenlijke overige bestuurders. (…)"
2.3.
In het uittreksel van de Kamer van Koophandel staat opgenomen dat [eiseres] met ingang van 5 september 2019 tot 28 mei 2021 voorzitster van de Stichting is geweest.
2.4.
Naast [eiseres] bestond het bestuur van de Stichting in september 2020 uit de volgende personen:
- [bestuurder 1] , bestuurder (penningmeester) van 24 maart 2010 tot en met heden (hierna:
[bestuurder 1] );
- [bestuurder 2] , bestuurder van 24 maart 2010 tot en met heden (hierna: [bestuurder 2] );- [bestuurder 3] , bestuurder van 30 oktober 2017 tot en met heden (hierna: [bestuurder 3] );
- [bestuurder 4] , bestuurder van 1 oktober 2016 tot en met 23 september 2020 (hierna: [bestuurder 4] ).
2.5.
Op 16 september 2020 hebben bestuursleden [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] met elkaar gesproken en de besproken punten op schrift gesteld. In deze brief van 16 september 2020 staat, voor zover van belang, opgenomen:
"(…) Na een zeer vervelend gesprek bij AKWA in het bijzijn van [naam 1] , [eiseres] ,
[bestuurder 3] en [bestuurder 1] , een spoedoverleg gehad bij de gemeente met [naam 2] , [naam 3] , [bestuurder 3] en [bestuurder 1] , we hebben daar het verhaal uitgelegd (…), daar het advies gekregen van de gemeente om de voorzitter [eiseres] per direkt te ontslaan, contact opgenomen met jurist
(advies gemeente) alle zaken duidelijk besproken en aan de hand daarvan een brief opgesteld en [eiseres] voor de duur van 6 maanden geschorst. (…)"
2.6.
Op 18 september 2020 heeft het bestuur van de Stichting, met uitzondering van [eiseres] , aan
[eiseres] een brief gezonden. In deze brief hebben de overige bestuursleden van de Stichting ( [bestuurder 2] , [bestuurder 1] , [bestuurder 3] en [bestuurder 4] ) aangegeven dat zij hebben besloten om [eiseres] als bestuurder van de Stichting met ingang van 18 september 2020, op grond van artikel 3 punt 2 van de statuten, voor een termijn van zes maanden te schorsen (hierna: het schorsingsbesluit).
2.7. [
[eiseres] heeft op 23 september 2020 per e-mail op de brief van 18 september 2020 gereageerd en bezwaar gemaakt tegen het schorsingsbesluit.
2.8.
Op 23 maart 2021 heeft de gemachtigde van [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] per brief aan [eiseres] meegedeeld dat de schorsing van 18 september 2020 is verlengd (hierna: het verlengingsbesluit).
2.9.
Bij brief van 14 juni 2021 hebben [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] aan [eiseres] aangegeven dat zij als voltallig bestuur van de Stichting tijdens de vergadering op
10 juni 2021 het besluit hebben genomen om [eiseres] met ingang van 14 juni 2021 ontslag te verlenen als bestuurslid/voorzitter van de Stichting.
2.10.
In de periode oktober 2020 tot en met juni 2021 hebben de (gemachtigden van partijen) met elkaar gecorrespondeerd over onder andere het schorsingsbesluit, verlengingsbesluit en ontslagbesluit, maar zijn partijen niet tot een vergelijk gekomen.

3.Het geschil

3.1. [
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat het schorsingsbesluit non-existent dan wel nietig is;
II. voor recht verklaart dat het verlengingsbesluit non-existent dan wel nietig is; III. voor recht verklaart dat het ontslagbesluit non-existent dan wel nietig is;
subsidiairIV. het verlengingsbesluit vernietigt; V. het ontslagbesluit vernietigt.
zowel primair als subsidiair
VI. de Stichting veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten voor rechtsbijstand en de nakosten.
3.2.
De Stichting voert verweer. De Stichting concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het ontslagbesluit

4.1.
Ter zake het ontslagbesluit voert [eiseres] aan dat nu voor de bestuursvergadering van 10 juni 2021 niet alle bestuursleden conform de statuten zijn opgeroepen er rechtens niet kan worden gesproken van een besluit dat is genomen in vergadering. De bijeenkomst van 10 juni 2021 kan volgens [eiseres] enkel gezien worden als een genomen besluit buiten vergadering. Nu het ontslagbesluit door [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] op 10 juni 2021 buiten vergadering is genomen en hierdoor niet is voldaan aan de quorum en meerderheidsvereisten van artikel 6 lid 4 van de statuten, is er sprake van een non-existent dan wel nietig ontslagbesluit. Subsidiair voert [eiseres] aan dat het ontslagbesluit vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW, omdat het besluit niet in overeenstemming met de statuten tot stand is gekomen. Zo heeft de Stichting nagelaten [eiseres] op te roepen voor de bestuursvergadering en heeft de Stichting [eiseres] ook niet gehoord.
4.2.
De Stichting stelt hier tegenover dat tijdens de vergadering van 10 juni 2021 door de overige bestuursleden, met uitzondering van [eiseres] , rechtsgeldig is besloten om [eiseres] te ontslaan. Gelet op artikel 7 en artikel 6 lid 3 van de Statuten van de Stichting blijkt niet dat het besluit tot ontslag in vergadering dient te worden genomen, zodat de vereisten voor oproeping zoals die staan opgenomen in de Statuten niet van toepassing zijn. Gelet hierop hoefde [eiseres] dan ook niet te worden opgeroepen, aldus de Stichting. Nu de overige bestuursleden allen voor het ontslag hebben gestemd is volgens de Stichting sprake van een geldig besluit en is van een nonexistent/nietig besluit geen sprake. Tevens voert de Stichting aan dat het door de overige bestuurders genomen ontslagbesluit niet vernietigbaar is. Dit omdat [eiseres] voorafgaand aan het ontslag meermaals in de gelegenheid is gesteld om haar mening kenbaar te maken, maar [eiseres] daar geen gebruik van heeft gemaakt. Ook zou een gesprek met [eiseres] niet tot andere inzichten hebben geleid en heeft de Stichting bij het overgaan tot ontslag van [eiseres] de redelijkheid in acht genomen, aldus de Stichting.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon dat in strijd is met de wet of de statuten nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
4.4.
In artikel 7 sub d van de Statuten staat opgenomen dat een bestuurder defungeert door ontslag door de gezamenlijke overige bestuurders. Gelet hierop was het voor de overige bestuursleden ( [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] ) mogelijk een ontslagbesluit te nemen, maar dit ontslagbesluit moet dan wel conform de Statuten worden genomen. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 5 lid 4 van de Statuten de oproeping tot een bestuursvergadering dient te geschieden door middel van een oproepingsbrief. Onbetwist staat vast dat [eiseres] voor de vergadering van 10 juni 2021, waarin door [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] het ontslagbesluit is genomen, niet is opgeroepen. Nu niet alle bestuursleden door middel van een oproepingsbrief zijn opgeroepen voor de vergadering van 10 juni 2021 conform de Statuten, kan van een besluit in vergadering niet worden gesproken. Ook staat in artikel 6 lid 3 van de Statuten dat in een vergadering geldige besluiten kunnen worden genomen als alle in functie zijnde bestuurders aanwezig zijn ook al is aan de oproepingsplicht niet voldaan. Nu [eiseres] ten tijde van de vergadering op 10 juni 2021 nog steeds bestuurder was en niet bij die vergadering aanwezig is geweest, was het voor de overige bestuursleden [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] niet mogelijk om geldige besluiten te nemen. Voor zover de Stichting zich op het standpunt stelt dat het besluit op 10 juni 2021 buiten vergadering is genomen dan had de Stichting om een geldig besluit te kunnen nemen zich moeten houden aan de voorschriften zoals die staan opgenomen in artikel 6 lid 4 van de Statuten. In artikel 6 lid 4 Statuten staat opgenomen dat buiten vergadering besluiten kunnen worden genomen door het bestuur. Ten tijde van de vergadering op 10 juni 2021 behoorde [eiseres] ook tot het bestuur, zodat rechtsgeldige besluiten buiten vergadering slechts konden worden genomen door [bestuurder 2] , [bestuurder 1] , [bestuurder 3] en [eiseres] tezamen. Nu het besluit op
10 juni 2021 slechts is genomen door de bestuurders [bestuurder 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 3] is dit besluit niet door een bevoegd orgaan genomen, namelijk niet door het bestuur maar slechts een drietal bestuurders daarvan die daartoe niet bevoegd waren. Daarbij komt dat ook niet is gebleken dat aan de verplichting van artikel 6 lid 4 slotzin Statuten is voldaan, te weten om van het op 10 juni 2021 genomen besluit een relaas op te maken en als notulen te bewaren.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Stichting het ontslagbesluit van
10 juni 2021 niet genomen conform de voorschriften die daarvoor staan opgenomen in de
Statuten, zodat dit ontslagbesluit op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig is wegens strijd met de Statuten. Daarbij merkt de rechtbank op dat de achterliggende gedachte van de statutaire bepalingen van de Stichting collegiale besluitvorming is, waarbij alle bestuurders hun visie moeten kunnen geven op de te nemen besluiten. Dat heeft de Stichting nagelaten. [eiseres] heeft gevorderd het besluit non-existent dan wel nietig te verklaren. Nu het begrip non-existent niet in het Burgerlijk Wetboek staat opgenomen in tegenstelling tot het begrip nietigheid, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de wettelijke terminologie. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de rechtsgevolgen in beide gevallen gelijk zijn. De rechtbank zal de primaire vordering ten aanzien van het ontslagbesluit dan ook toewijzen. De subsidiaire vordering tot vernietiging van het ontslagbesluit behoeft derhalve geen bespreking.
Het schorsingsbesluit
4.6. [
eiseres] voert ter zake het schorsingsbesluit aan dat er geen sprake is van een door het bestuur van de Stichting genomen besluit, maar dat er sprake is van een beslissing van drie van de vijf bestuursleden die is verwoord in de brief van 18 september 2020, welke beslissing buiten een bestuursvergadering om is genomen. Een dergelijke beslissing kan niet worden aangemerkt als een besluit van de Stichting en heeft geen rechtskracht, zodat er sprake is van een non-existent dan wel een nietig besluit. Tevens voert [eiseres] aan dat conform artikel 6 lid 4 van de statuten een bestuursbesluit buiten vergadering slechts mogelijk is met algemene stemmen, inhoudende dat alle bestuurders aanwezig zijn en voor stemmen. Nu niet is voldaan aan dit quorum- en meerderheidsvereiste is op grond van artikel 2:14 BW sprake van een nietig besluit.
4.7.
De Stichting stelt hier tegenover dat [eiseres] geen belang meer heeft bij haar vordering met betrekking tot het schorsingsbesluit, omdat [eiseres] uiteindelijk rechtens juist is ontslagen. Tevens voert de Stichting aan dat de schorsing van [eiseres] hoogst noodzakelijk was om rust te creëren, zodat er weer ruimte zou komen voor een gesprek.
4.8.
Gelet op het hetgeen onder rechtsoverweging 4.4 en 4.5 is overwogen, is het ontslagbesluit niet rechtsgeldig door de overige bestuursleden genomen, zodat [eiseres] wel degelijk belang heeft bij haar vordering met betrekking tot het schorsingsbesluit.
4.9.
In artikel 3 lid 2 van de Statuten staat opgenomen dat de bestuurders worden benoemd en geschorst door het bestuur. Onbetwist staat vast dat er geen bestuursbesluit in vergadering is genomen ter zake de schorsing van [eiseres] , maar dat buiten vergadering door de bestuurders [bestuurder 2] , [bestuurder 1] , [bestuurder 3] en [bestuurder 4] is besloten tot schorsing van [eiseres] over te gaan en vervolgens de schorsing per brief van 18 september 2020 aan [eiseres] is meegedeeld. Conform artikel 6 lid 4 van de Statuten kan het bestuur met algemene stemmen buiten vergadering besluiten nemen. Nu [eiseres] ten tijde van het schorsingsbesluit in september 2020 één van de bestuursleden van de Stichting was, had zij conform de Statuten betrokken moeten worden bij de besluitvorming tot schorsing als lid van het bestuur. Nu dat niet is gebeurd, is er door de overige bestuursleden geen rechtsgeldig besluit genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is door het bestuur (waar [eiseres] deel vanuit maakt) dan ook geen besluit genomen, zodat niet aan de vereisten voor het schorsen van bestuurders is voldaan zoals die staan opgenomen in de Statuten.
4.10.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het enkele feit dat er tussen de bestuurders van de Stichting een conflict is ontstaan over de uitvoering van de taken van een bestuurder, niet met zich brengt dat de Statuten ten aanzien van opschorting van bestuurders mogen worden omzeild. Aan de stelling van de Stichting dat de schorsing van [eiseres] hoogst noodzakelijk was, gaat de rechtbank dan ook voorbij.
4.11.
Gelet op het voorgaande heeft de Stichting het schorsingsbesluit niet genomen conform de voorschriften zoals in de Statuten genoemd, zodat het schorsingsbesluit gelet op het bepaalde in artikel 2:14 lid 1 BW nietig is wegens strijd met de Statuten. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] ten aanzien van de nietigheid van het schorsingsbesluit dan ook toewijzen.
Het verlengingsbesluit
4.12.
Ter zake het verlengingsbesluit voert [eiseres] het volgende aan. Bij brief van
23 maart 2021 heeft de jurist van [bestuurder 1] , [bestuurder 2] en [bestuurder 3] slechts aangegeven dat de schorsing van [bestuurder 1] wordt verlengd, maar bij die brief is geen bestuursbesluit aangehecht die aan de verlenging ten grondslag ligt. Voor zover het verlengingsbesluit buiten vergadering is genomen, is sprake van een non-existent dan wel nietig besluit. Tevens voert [eiseres] aan dat zij op geen enkele wijze bij de daaraan ten grondslag liggende besluitvorming ter zake de verlening van de schorsing is betrokken, hetgeen in strijd is met de statuten, waardoor het verlengingsbesluit vernietigbaar is.
4.13.
De Stichting stelt hier tegenover dat [eiseres] met betrekking tot haar vorderingen inzake het verlengingsbesluit ook geen belang meer heeft, omdat [eiseres] uiteindelijk rechtens juist is ontslagen. Tevens voert de Stichting aan dat, gelet op de houding en het gedrag van [eiseres] , de schorsing en in het verlengde daarvan het verlengingsbesluit hoogst noodzakelijk was.
4.14.
Gelet op het hetgeen onder rechtsoverweging 4.4 en 4.5 is overwogen, is het ontslagbesluit niet rechtsgeldig door de overige bestuursleden genomen, zodat [eiseres] wel degelijk belang heeft bij haar vordering met betrekking tot het schorsingsbesluit.
4.15.
Onbetwist staat vast dat er ter zake de verlenging van de schorsing van [eiseres] door het bestuur van de Stichting geen besluit is genomen. Slechts bij brief van 23 maart 2021 is door de gemachtigde van de Stichting meegedeeld aan [eiseres] dat de schorsing wordt verlengd. Deze enkele mededeling door de gemachtigde van de Stichting kan niet worden gezien als enig besluit conform de Statuten van de Stichting, zodat er geen sprake is van een rechtsgeldig conform de Statuten genomen besluit. Het verlengingsbesluit is gelet op het bepaalde in artikel 2:14 lid 1 BW dan ook nietig wegens strijd met de Statuten.
4.16.
Aan de stelling van de Stichting dat de verlenging van het schorsingsbesluit hoogst noodzakelijk was, gaat de rechtbank voorbij. Door de Stichting zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die met zich zouden brengen dat de Stichting zich niet zou hoeven houden aan de voorschriften zoals opgenomen in de Statuten van de Stichting.
4.17.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de primaire vordering ten aanzien van de nietigheid van het verlengingsbesluit dan ook toewijzen. De subsidiaire vordering tot vernietiging van het verlengingsbesluit behoeft derhalve geen bespreking.
Proceskosten
4.18.
De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] worden vastgesteld op:
  • kosten dagvaarding € 125,03
  • griffierecht: € 309,00
  • salaris advocaat:
4.19.
De door [eiseres] gevorderde nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna bij de beslissing te melden.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.20.
In deze procedure wordt primair door [eiseres] een drietal verklaringen voor recht gevorderd, subsidiair vernietiging van een tweetal besluiten en zowel primair als subsidiair de veroordeling van de Stichting in de proceskosten. De rechtbank merkt op dat een verklaring voor recht naar haar aard niet vatbaar is voor tenuitvoerlegging en de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht daarom niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard (Hoge Raad 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1815). Verder zal de proceskostenveroordeling en de veroordeling in de nakosten, als gevorderd door [eiseres] en niet bestreden, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing De rechtbank:

5.1.
verklaart voor recht dat het schorsingsbesluit nietig is;
5.2.
verklaart voor recht dat het verlengingsbesluit nietig is;
5.3.
verklaart voor recht dat het ontslagbesluit nietig is;
5.4.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden vastgesteld op € 1.560,03 ;
5.5.
veroordeelt de Stichting in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Stichting niet binnen
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.6.
verklaart het vonnis ten aanzien van de veroordeling zoals hiervoor genoemd onder 5.4 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door rechter mr. S.B. van Baalen en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2022.
typ/conc: 527/awi