ECLI:NL:RBNNE:2022:149

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
LEE 21/631
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van appartementen en commerciële ruimten in Groningen met hergebruik van bestaande kelders

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend voor de bouw van 29 appartementen en commerciële ruimten op de Pelsterstraat 31 en 35 te Groningen. De vergunninghouder, RE-Z ontwikkeling B.V., had op 30 december 2019 een aanvraag ingediend voor het bouwen van een woongebouw, waarbij de bestaande kelders hergebruikt zouden worden. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, maar dit besluit werd door de Erfgoedvereniging Bond Heemschut, eiseres in deze procedure, bestreden. Eiseres stelde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en dat de afwijkingen die waren verleend niet gerechtvaardigd waren.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de vergunninghouder gebruik had gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid en dat de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning waren nageleefd. Eiseres had aangevoerd dat de buitenplanse afwijkingen niet verleend hadden kunnen worden, maar de rechtbank oordeelde dat de motivering van verweerder voldoende was en dat de belangen van eiseres niet werden beschermd door de relevante regelgeving. De rechtbank concludeerde dat de vergunning op zorgvuldige wijze was verleend en dat de afweging van belangen door verweerder niet onredelijk was.

De rechtbank benadrukte dat de motivering van de vergunninghouder door verweerder was meegenomen in de beoordeling, en dat er geen rechtsregel was die zich tegen het overnemen van deze motivering verzette. De rechtbank concludeerde dat de vergunninghouder in redelijkheid was toegestaan om het project zonder een kap te realiseren, en dat de bezwaren van eiseres niet voldoende waren om het besluit te vernietigen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de datum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/631

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2022 in de zaak tussen

Erfgoedvereniging Bond Heemschut, uit Groningen, eiseres

(gemachtigde: G.R. Boekschoten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Mathey).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
RE-Z ontwikkeling B.V.te Assen.

Procesverloop

In het besluit van 15 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan RE-Z ontwikkeling B.V. (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 29 appartementen en commerciële ruimten met hergebruik van de bestaande kelders op het adres Pelsterstraat 31 en 35 te Groningen. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen, strijdig gebruik en slopen van beschermd stadsgezicht.
In het besluit van 5 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2021 op zitting behandeld. Namens eiseres zijn [naam persoon 1] en de gemachtigde verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam persoon 2] , [naam persoon 3] en de gemachtigde. Namens vergunninghouder zijn [naam persoon 4] en [naam persoon 5] verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Vergunninghouder heeft op 30 december 2019 een aanvraag ingediend voor het bouwen van een woongebouw met 29 appartementen en commerciële ruimten met hergebruik van de bestaande kelders op de locatie Pelsterstraat 31 en 35 te Groningen.
De percelen met de adressen Pelsterstraat 31 en 35 zijn in eigendom van vergunninghouder. Het projectgebied is gesitueerd aan de Pelsterstraat, één van de doorgaande noord-zuidverbindingen in de stadsstructuur van de Vismarkt naar het Gedempte Zuiderdiep en de singels. Stadswonen voor één- en tweepersoonshuishoudens vormt het uitgangspunt voor de ontwikkeling van dit project in de binnenstad. Op de begane grond is het voornemen kleinere werk- en/of winkelfuncties te realiseren.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 29 appartementen en commerciële ruimten met hergebruik van de bestaande kelders op het adres Pelsterstraat 31 en 35 te Groningen. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen, strijdig gebruik en slopen van beschermd stadsgezicht.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Inhoudelijk
2. Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan “Binnenstad’, vastgesteld op 8 juni 2016 en het bestemmingsplan “ Herziening bestemmingsregels
Wonen II’, vastgesteld op 1 april 2020, NL.IMRO.0014.BB591HERZBESTREGW2-
VGO1 (het bestemmingsplan). Op het projectgebied rust op grond van artikel 6 van het bestemmingsplan de bestemming “Gemengd-1”. Ook geldt de dubbelbestemming ‘waarde-beschermd stadsgezicht’ en de ‘functieaanduiding detailhandel’.
3. Niet in geschil is dat het project op meerdere onderdelen in strijd is met het bestemmingplan:
1. De maximale goothoogte van 11 meter wordt overschreden, omdat in de nieuwe situatie de bouwhoogte ook de goothoogte is. Aan de voorzijde wordt de goothoogte 15 meter en aan de achterzijde 12 meter.
2. De maximale bouwhoogte van 15 meter wordt overschreden ter plaatse van de liftschacht.
3. De hoogte van de eerste bouwlaag moet minimaal 4 meter bedragen. Deze is bij nummer 31 in de nieuwe situatie aan de voorzijde 3,5 meter en verder naar achteren wordt de verdiepingshoogte hier 2,9 meter. Nummer 35 heeft een verdiepingshoogte van 2,9 meter.
4. Hoofdgebouwen moeten met een kap worden afgedekt. Omdat het pand Pelsterstraat 35 in de (juridisch) bestaande situatie een kap heeft moet dat in het nieuwe project terugkomen; dat is niet het geval.
5. Dakterrassen zijn niet toegestaan, tenzij bestaand. Op meerdere plekken zijn in het project dakterrassen voorgesteld, zowel aan de straatzijde als in het tussengebied als helemaal achterop het perceel.
4. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. (…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid , of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet .
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid van de Wabo, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c , de omgevingsvergunning slechts worden verleend:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
De in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Bor.
5. Verweerder heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebruik gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid en van de bevoegdheid om af te wijken op grond van de kruimellijst. Van de bevoegdheid op grond van de kruimellijst heeft verweerder gebruik gemaakt voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte, het niet afdekken van het gebouw met een kap en het aanbrengen van een terras aan de straatzijde (artikel 4, aanhef en eerste lid en artikel 4, aanhef en vierde lid, van bijlage II bij het Bor).
6. Niet in geschil is dat voldaan is aan de voorwaarden van de binnenplanse afwijkingsbevoegheid en aan de voorwaarden van artikel 4, aanhef en eerste lid, en artikel 4 aanhef en vierde lid, van bijlage II bij het Bor voor de toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 en onder 2, van de Wabo.
7. Eiseres stelt dat de buitenplanse afwijkingen niet hadden kunnen worden verleend, omdat niet is voldaan aan het in artikel 5 van bijlage II van het Bor neergelegde vereiste dat het aantal woningen gelijk dient te blijven.
7.1.
Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Blijkens haar statuten stelt eiseres zich ten doel het behoud, de bescherming en instandhouding van de schoonheid en het historisch-ruimtelijk karakter van Nederland en cultuurmonumenten in het bijzonder. Naar het oordeel van de rechtbank strekt artikel 5 van bijlage II bij het Bor niet tot bescherming van deze belangen van eiseres. Gelet op het voorgaande kan deze beroepsgrond van eiseres naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
8. Verweerder is weliswaar bevoegd, maar niet verplicht om met toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid en de in de kruimellijst van het Bor gegeven bevoegdheid een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen ten behoeve van onderhavig project. Aan de orde is de vraag of verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Verweerder kan de afwijkingsbevoegdheid op grond van de kruimellijst nader invullen middels beleid, maar is hiertoe, anders dan eiseres betoogt, niet toe gehouden. Dat de gemeenteraden van Amsterdam en Enschede wel dergelijks beleidsregels hebben opgesteld, maakt dit niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres stelt dat verweerder geen eigen motivering heeft opgenomen bij de binnen- en buitenplanse ontheffingen. Volgens eiseres heeft verweerder de motivering van de architect van vergunninghouder één op één overgenomen. Een zorgvuldige afweging zou om die reden niet hebben plaatsgevonden.
9.1.
De rechtbank overweegt dat het verweerder vrij staat om bij de beoordeling van een project een toelichting of onderbouwing van de zijde van de aanvrager te betrekken. Uit het bestreden besluit is de rechtbank genoegzaam gebleken dat verweerder een eigen afweging heeft gemaakt en daarbij de onderbouwing van vergunninghouder toereikend heeft geacht. Er is geen rechtsregel die zich tegen het overnemen van een door de aanvrager verstrekte formulering verzet. Eiseres heeft niet te kennen gegeven waarom de afweging van verweerder inhoudelijk niet juist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de afwijking van het bestemmingsplan voor wat betreft de dakterrassen aan de voorzijde niet voldoende is onderbouwd.
10.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit de onderbouwing van vergunninghouder opgenomen en deze bij het bestreden besluit tot de hare gemaakt. In het primaire besluit is het volgende opgenomen: “De belangrijkste reden om ook buitenruimtes aan de voorzijde te realiseren ligt in de bewuste keuze om daarmee het binnengebied te ontlasten. Het conceptuele uitgangspunt voor het Werkmanhof bestaat uit een meer ‘luwe’ wereld aan de binnenzijde en een meer stedelijke sfeer aan de Pelsterstraat. De hofzijde kent daardoor gevoelsmatig een kritische grens in verband met de kans op overlast en hinder. Een teveel aan buitenruimtes, zeker op hoge posities (inkijk Heiligengeestgasthuis), is daarom ongewenst. Ook de toegepaste woningtypologie en de daaraan gekoppelde ontsluitingssystematiek (het bouwkundig systeem van de gemeenschappelijke verkeersruimten) is mede met het oog op de sfeer in het hof, intern georganiseerd. Gemeenschappelijke galerijen en stijgpunten met een grotere gebruiksintensiteit ontbreken dan in het binnengebied. De in het bestemmingsplan genoemde omheiningen doen afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld in de Pelsterstraat en wordt daarom ook niet toe gepast. De noodzakelijke vloerafscheidingen zijn juist ontworpen als onderdeel van de gevelbeëindigingen per perceel’ en zijn daarmee onderdeel van het straat- bebouwingsbeeld.”
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen grond om tot de conclusie te komen dat hiermee het besluit onvoldoende zou zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst in dit verband naar het positieve advies van de welstandscommissie van 16 september 2020, waarbij rekening is gehouden met de ligging van het project in het beschermd stadsgezicht en geconcludeerd wordt dat het project passend is in de omgeving. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiseres heeft er verder op gewezen dat nummer 35 een beeldbepalend pand is. In dit kader heeft eiseres aangevoerd dat verweerder met een verkeerde perceelgrootte rekening heeft gehouden; alleen de perceelgrootte van nummer 35 is ruimtelijk relevant en niet de gesommeerde perceelgroottes van de nummers 31 tot met 35. Verweerder had daarom uit moeten gaan van de 50% bedekking met een schilddak van het perceel.
11.1.
Met betrekking tot het platte dak heeft verweerder het volgende opgemerkt. “De juridisch bestaande kap beslaat in de huidige situatie minder dan 5% van het totale oppervlak van het complex, dat verder volledig plat is afgedekt. Genoemde kap betreft een in 1989 volledig hernieuwd voorschild en twee - bruut ‘afgesneden’ - halve zijschilden. Als ruimtelijk programmatische eenheid hebben zij mede daardoor geen betekenis voor (het oorspronkelijke) landschap van kappen in dit deel van de Pelsterstraat noch vormt zij een bijdrage aan kwaliteitsvolle ruimtelijke opzet en wordt als zodanig dan ook niet opgenomen in het nieuwe ontwerp. In het straatbeeld draagt dit rudiment echter wel bij aan de variatie in goothoogte en afwisseling van gevel beëindigingen. Dit gegeven wordt in de nieuwe planopzet vertaald in een herinterpretatie van de bestaande goothoogte en een terugliggend, bijzonder gefigureerd, staand verticaal gevelvlak. Samen met de bewust geïntroduceerde maar beperkte, overschrijding van de goothoogte, in combinatie met het terugbrengen van
de ‘kroon’ op de Werkmangevel van architect De Wint, sluit zij aan bij het
stedenbouwkundig gevarieerde beeld van wisselende (goot)hoogten en individuele panden in de Pelsterstraat. Zowel variatie in goothoogte als afleesbaarheid van de parcelering zijn onderdelen in het ontwerp en de planopzet waarmee aansluiting gevonden wordt bij de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht in dit deel van de binnenstad. In de directe omgeving komen zowel kappen als platte afdekking voor. Een platte afdekking is daarmee passend en biedt daarnaast de mogelijkheid om een groot aantal noodzakelijke PV-panelen en installatieonderdelen ge-ordenend uit het zicht te plaatsen.”
De rechtbank overweegt dat in de discussie over de vraag of het pand al dan niet van een kap moet worden voorzien in deze vooral de vraag van belang is op welke wijze het complex zal worden ervaren vanuit waarnemers op straat en wellicht in de tegenoverliggende huizen. Het komt de rechtbank voor dat de vraag welk percentage de oppervlakte van de kap inneemt ten opzichte van het perceel of het totale complex daarbij niet relevant is. Dat neemt niet weg dat verweerder met de rest van de hierboven weergegeven motivering naar het oordeel van de rechtbank toereikend gemotiveerd heeft waarom in deze vergunninghouder is toegestaan om het project zonder deze kap te realiseren.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen grond aan de overgebleven motivering te twijfelen. De rechtbank verwijst in dit verband naar het positieve advies van de welstandscommissie van 16 september 2020. Ook Hûs en hiem heeft in de contra-expertise van 11 november 2021 te kennen gegeven dat geen overwegende bezwaren bestaan tegen het weglaten van de kappen op de nieuwbouw. Hierbij wordt aangegeven dat in de bestaande situatie het grootste deel van de bebouwing op dit perceel zonder kap is. De dakopbouwen op nummers 33 en 35 hebben enige afstand tot de voorgevel en zijn daarmee voldoende ondergeschikt, aldus Hûs en hiem De beroepsgrond slaagt niet.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.T. Hofman, griffier op 14 januari 2022.
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te
ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.