In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over mijnbouwschade. Eiseres, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, had een aanvraag ingediend voor schadevergoeding als gevolg van mijnbouwactiviteiten. De aanvraag werd in het primaire besluit van 24 februari 2021 afgewezen, waarop eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 15 oktober 2021, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 16 maart 2022 was eiseres aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en deskundige R.P.M. Krijns van NIVRE.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning van eiseres zich bevindt in een gebied dat beïnvloed wordt door bodembeweging door mijnbouwactiviteiten. Het bewijsvermoeden van artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing, wat inhoudt dat de schade als gevolg van deze activiteiten wordt vermoed, tenzij een andere oorzaak kan worden aangetoond. De rechtbank heeft overwogen dat de deskundigen in hun rapporten een andere uitsluitende oorzaak voor de schade hebben aangewezen, namelijk thermische werking, en dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan de juistheid van deze rapporten te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat verweerder zich terecht heeft gebaseerd op de bevindingen van de deskundigen en dat het bewijsvermoeden voor de schade is weerlegd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.