In deze zaak heeft verzoekster, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), een aanvraag ingediend voor aanpassing van haar woning. De gemeente Coevorden heeft deze aanvraag afgewezen en het verhuisprimaat toegepast, omdat de kosten voor woningaanpassing hoger zouden zijn dan de kosten voor verhuizen naar een geschikte woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verhuisprimaat op zichzelf niet in strijd is met de Wmo 2015, maar dat het onderzoek door de gemeente in deze specifieke zaak onvoldoende was.
De voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op het beroep. Het bestreden besluit is vernietigd en de gemeente is opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Dit nieuwe besluit moet inzichtelijk maken dat de eventueel aangeboden andere woningen daadwerkelijk geschikt zijn voor verzoekster, en op basis van welke gegevens de vergelijking van kosten is gemaakt. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de gemeente bij de belangenafweging goed moet kijken naar de situatie van verzoekster, haar mantelzorg en het contact met haar kinderen.
De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter op 6 april 2022, waarbij het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, omdat verzoekster daar geen belang meer bij had. De gemeente moet het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden en ook de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.277,-.