ECLI:NL:RBNNE:2022:1001

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
LEE 21/2623 en 21/3104
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedaling van woningen door mijnbouwschade en de toepassing van de WOZ-waarde als grondslag voor schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 31 maart 2022, hebben eisers, eigenaren van een woning in Groningen, beroep ingesteld tegen de besluiten van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) inzake de waardedaling van hun woning door mijnbouwschade. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de zaaknummers LEE 21/2623 en LEE 21/3104. De eisers hebben een waardedalingsvergoeding van € 16.279,22 per persoon ontvangen, gebaseerd op de WOZ-waarde per 1 januari 2019. Eisers betwisten de hoogte van deze vergoeding en stellen dat de woningwaarde op de peildatum feitelijk hoger was, namelijk € 496.000,-. De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde per 1 januari 2019 als uitgangspunt moet worden genomen voor de berekening van de waardedaling, omdat de woning niet verkocht is en de WOZ-waarde een objectief en publiekelijk beschikbare informatie is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gebruik van de WOZ-waarde voor de waardedaling redelijk is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beleid af te wijken. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Dit betekent dat eisers geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/2623 en 21/3104

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] uit [woonplaats] , eisers

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Procesverloop

In de gelijkluidende besluiten van 16 februari 2021 (primair besluiten) heeft verweerder aan eisers elk een waardedalingsvergoeding toegekend.
In de besluiten van 9 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep van eiser [eiser] is geregistreerd als LEE 21/2623. Het beroep van eiseres [eiseres] is geregistreerd als LEE 21/3104.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Eiseres heeft eiser gemachtigd haar tijdens de zitting te vertegenwoordigen en was zelf niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn sinds 4 januari 2008 eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , met de postcode [postcode] (de woning).
1.1.
In de primaire besluiten heeft verweerder besloten om aan eisers elk afzonderlijk een vergoeding toe te kennen van € 16.279,22 (exclusief wettelijke rente). Daarbij gaat verweerder uit van een eigendomsaandeel van 50% over de periode 4 januari 2008 tot 1 januari 2019, met een waardedalingspercentage van 7,34% over een woningwaarde van € 411.000,-. Dit betreft de WOZ-waarde van de woning per de peildatum 1 januari 2019.
1.2.
Eisers hebben op 28 februari 2019 een aanslag gemeentelijke belastingen ontvangen van de gemeente Midden-Groningen. Hierin werd de WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 2018 gesteld op €496.000,-. Op 8 maart 2019 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 28 februari 2019. De waarde zou te hoog zijn vastgesteld, omdat eisers asbest in het dak hebben. Het bezwaar is gegrond verklaard, waarna de WOZ-waarde per de waardepeildatum 1 januari 2018 is verlaagd naar € 395.000,-. Uit het WOZ-waardeloket blijkt dat de WOZ-waarde € 411.000,- bedraagt per de waardepeildatum 1 januari 2019. Eisers hebben geen bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking per 1 januari 2019.
2.1.
Verweerder stelt dat eiseres niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar beroep, nu zij het beroepschrift niet tijdig ingediend heeft.
2.2.
De rechtbank overweegt dat eiseres op 29 oktober 2021 haar beroepschrift heeft ingediend. Dit is buiten de termijn voor het instellen van beroep. Eiser heeft echter in zijn beroepschrift, dat op 26 augustus 2021 tijdig bij de rechtbank is ingediend, verzocht om in de behandeling het besluit van zijn vrouw mee te nemen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee ook tijdig door eiseres beroep is ingesteld.
3.1.
Eisers stellen dat de toegekende vergoeding te laag is, omdat verweerder een verkeerde woningwaarde heeft toegepast. Volgens eisers moet niet gekeken worden naar de waardepeildatum 1 januari 2019, maar moet de woningwaarde bepaald worden zoals deze feitelijk was op de datum 1 januari 2019. Eisers stellen dat, nu zij pas op 8 maart 2019 bezwaar hebben gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 28 februari 2019 de waarde van de woning op 1 januari 2019 feitelijk nog € 496.000,- bedroeg. Dit zou de grondslag voor de berekening van de waardedalingsvergoeding moeten zijn.
3.2.
Verweerder licht toe dat de waardedaling abstract begroot wordt, volgens het model van Atlas voor gemeenten (Atlas). Volgens dit model wordt de waardedaling begroot op een vaste peildatum, te weten 1 januari 2019. Eerst wordt daartoe de relatieve waardedaling bepaald. Deze wordt vastgesteld aan de hand van twee indicatoren, het algemene imago-effect en de bevingshistorie. Daaruit volgt een waardedalingspercentage. Vervolgens wordt, om de absolute waardedaling te berekenen, dit waardedalingspercentage afgezet tegen de woningwaarde.
3.3.
In het geval de woning niet verkocht is, wordt voor de woningwaarde uitgegaan van de WOZ-waarde per 1 januari 2019. Eisers hebben hun woning niet verkocht. Verweerder gaat daarom uit van de WOZ-waarde per 1 januari 2019, zoals deze volgt uit het WOZ-waardeloket. Verweerder heeft zich mogen baseren op deze WOZ-waarde, nu het gaat om goed ontsloten en publiekelijk beschikbare informatie. Het gebruik van de WOZ-waarde op 1 januari 2019 is ook conform het advies van de Adviescommissie. Er is geen grond om af te wijken van het beleid en voor eisers uit te gaan van de WOZ-waarde per 1 januari 2018.
3.4.
De rechtbank overweegt dat verweerder met de Procedure en Werkwijze van het IMG (de werkwijze) een schaderegeling heeft ontwikkeld voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied. Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas, wordt gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.5.
In de werkwijze van verweerder is in artikel 3.4, tweede lid, bepaald dat verweerder voor de waarde van de woning met het effect van bodembeweging uitgaat van de WOZ-waarde zoals die is vastgesteld voor de peildatum op 1 januari 2019. Eiser heeft niet betwist dat van de WOZ-waarde moet worden uitgegaan, maar meent dat van de WOZ-waarde per 1 januari 2018, of in ieder geval de WOZ-waarde zoals deze gold op de feitelijke datum 1 januari 2019, moet worden uitgegaan.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat het gebruik van de WOZ-waarde als woningwaarde voor de begroting van waardedaling redelijk en aanvaardbaar is. De WOZ-waarde is een objectief en makkelijk bepaalbaar gegeven.
Tegen de vaststelling van de WOZ-waarde staan rechtsmiddelen open. Eisers zijn daarmee bekend, nu zij bezwaar hebben gemaakt tegen de WOZ-waarde per 1 januari 2018. Reden voor het bezwaar was, volgens eisers, de aanwezigheid van asbest in het dak. Niet is gesteld of gebleken dat de woningwaarde is verlaagd als gevolg van de aardbevingsproblematiek. De rechtbank overweegt dat de WOZ-waarde van eisers woning in rechte vaststaat. Eisers hebben tegen de vaststelling van de WOZ-waarde per de waardepeildatum 1 januari 2019 geen rechtsmiddelen aangewend.
3.7.
De rechtbank kan eisers niet volgen in hun stelling dat uitgegaan dient te worden van de WOZ-waarde zoals deze vastgesteld was op de reële datum 1 januari 2019. De WOZ-waarde, zoals deze gold op de datum 1 januari 2019, betreft de WOZ-waarde per de waardepeildatum 1 januari 2018. Door bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking van 28 februari 2019, en de daaropvolgende gegrondverklaring door de gemeente, is de WOZ-waarde met terugwerkende kracht verlaagd naar € 395.000,- en vervolgens voor 1 januari 2019 vastgesteld op € 411.000,-.
Er zijn door eisers bovendien geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht, waaruit blijkt dat het volgen van de beleidsregel in het geval van eisers leidt tot onevenredige gevolgen. Verweerder heeft daarom terecht geen aanleiding gezien om van het beleid af te wijken. De beroepsgrond van eisers slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht ook niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.