ECLI:NL:RBNNE:2021:894

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
18/750004-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben en verstrekken van cocaïne, en witwassen van geld en goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en verstrekken van cocaïne, alsook aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, een auto en twee motoren. De verdachte werd beschuldigd van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne in de periode van 28 november 2018 tot en met 24 februari 2020 in Leeuwarden. Daarnaast werd hem verweten dat hij voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 10.766,49, een Mercedes Benz A45 AMG en twee BMW motoren, voorhanden had terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf. Tijdens de zitting op 26 februari 2021 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.S.E. Bruinen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het verkopen van cocaïne, maar dat het verstrekken en opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne wel wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 288 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, een ambulante behandeling en een drugsverbod. De rechtbank oordeelde dat het witwassen van het geldbedrag en de goederen bewezen was, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd, waaronder het geldbedrag, de Mercedes en de motoren. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, maar benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en de legale economie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750004-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 96/027764-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 februari 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.S.E. Bruinen, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2018 tot en met 24 februari 2020 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, (meermalen) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2018 t/m 24 februari 2020, te Leeuwarden, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 14.031,49 euro en/of een personenauto (merk Mercedes Benz A45 AMG, kenteken [kenteken] ) en/of een motor (merk BMW, kenteken [kenteken] ) en/of een motor (merk BMW, geen kenteken, chassisnummer [chasisnummer] ), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een personenauto (merk Mercedes Benz A45 AMG, kenteken [kenteken] ) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat dit/deze
voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2018 t/m 24 februari 2020, te Leeuwarden, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 14.031,49 euro en/of een personenauto (merk Mercedes Benz A45 AMG, kenteken [kenteken] ) en/of een motor (merk BMW, kenteken [kenteken] ) en/of een motor (merk BMW, geen kenteken, chassisnummer [chasisnummer] ) en/of een personenauto (merk Mercedes Benz A45 AMG, kenteken [kenteken] ) heeft verworven of voorhanden heeft gehad terwijl dit/deze voorwerp(en) onmiddelijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1. en 2. primair.
Ten aanzien van feit 1. heeft hij aangevoerd dat het verkopen van cocaïne niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden, omdat niet is waargenomen dat verdachte cocaïne heeft verkocht en geen afnemers zijn gehoord. Er is wel bewijs voor het verstrekken en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne.
Ten aanzien van feit 2. heeft de officier van justitie aangevoerd dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte het geld, de auto en de motoren heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, middellijk of onmiddellijk, afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het als feit 1. opgenomen verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, alsook van feit 2. primair en feit 2. subsidiair. Zij heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het voorhanden hebben van cocaïne op 24 februari 2020.
Ten aanzien van feit 1. ziet de raadsvrouw onvoldoende bewijs voor het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne. Ten aanzien van het verstrekken van cocaïne is het de vraag of geven aan een vriend ook verstrekken is. Bovendien is het bewijs te mager en blijkt niet in welke periode dat zou hebben plaatsgevonden. Subsidiair, indien de rechtbank het ‘dealen’ van cocaïne bewezen acht, kan de pleegperiode hoogstens januari en februari 2020 zijn.
Ten aanzien van feit 2. heeft verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld en de voorwerpen. Het contante geld heeft hij bij elkaar gespaard met gokken; de auto en één van de motoren behoren niet aan verdachte toe. Van het aangetroffen geldbedrag behoort enkel een bedrag van € 10.766,49 aan verdachte toe; de overige € 3.265,00 zijn eigendom van de heer [naam]. Het openbaar ministerie heeft onderzoek gedaan naar de Mercedes AMG en naar de motoren, maar niet naar het contante geld. Er had onderzoek kunnen worden verricht naar de inkomsten uit de TOTO en winsten bij het Holland Casino. Nu dit is nagelaten, kan niet worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft en daarom moet vrijspraak volgen. Ten aanzien van de Mercedes volgt uit de bewijsmiddelen niet dat sprake is van een criminele herkomst. De auto behoorde toe aan de heer [getuige 3] en hij heeft de auto betaald. Zelfs als de rechtbank uitgaat van een criminele herkomst, volgt uit het dossier niet dat verdachte dat wist, aangezien hij de auto slechts mocht lenen. De motor zonder kenteken is van verdachte. Er zijn voldoende aanknopingspunten dat de andere motor van de heer [getuige 4] is. Er is geen bewijs dat verdachte die motor voorhanden heeft gehad of dat hij wist dat dit voertuig van misdrijf afkomstig zou zijn. Ten aanzien van feit 2. primair heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Indien de rechtbank uitgaat van een onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp, is de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing. Vereist is dan dat handelingen worden verricht die zien op het verbergen of verhullen van de daadwerkelijke herkomst. Bij het in de eigen woning aanwezig hebben van geld is daarvan geen sprake. Dit geldt ook voor het gebruik maken en/of voorhanden hebben van de auto en motoren. Indien de rechtbank van oordeel is dat van een legale herkomst van de geldbedragen en goederen niet is gebleken, kan er hooguit sprake zijn van eenvoudig witwassen, ten laste gelegd onder 2. subsidiair.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank ten aanzien van feit 1. niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 26 februari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat er meer dan 52 gram cocaïne in mijn woning is aangetroffen. Ik heb cocaïne aan vrienden gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2020, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019101779 van 8 januari 2021, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 24 februari 2020 werd om 06.00 uur de woning aan de [straatnaam] te
Leeuwarden door het arrestatie team betreden. De verdachte, [verdachte] werd in de
woning aangehouden.
Op de volgende plaatsen werd het volgende gevonden en in beslaggenomen:
Keuken:
- Blik Zaandijk: diverse bolletjes met wit poeder, vermoedelijk cocaïne tevens enkele kleine brokjes.
- Boven op het rechter boven keukenkastje, marmeren tegel met een pasje en poeder residu, daarnaast lag een zak met witte poeder residu.
Woonkamer:
Vaste kast
- Wikkel cocaïne
- Weegschaal
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 25 februari 2020, opgenomen op pagina 209 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 25 februari 2020 te 09:00 uur werd door ons een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen.
Goednummer : PL0100-2019101779-1242204
SIN : AANR9993NL
Omschrijving : Een wit blik met opschrift "Zaanderwijk Bouw/Onderhoud/ innovatie" met zilverkleurige deksel met daarin:
A: Een dicht geknoopte, kleurloze, transparante, plastic zak met daarin wit poeder en brokken
Netto gewicht : 42,19 gram
SIN Monster : AAN01504NL
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne.
Identificerend onderzoek
NFiDENT : positief voor cocaïne
B: Een dicht geknoopte, kleurloze, transparante, plastic zak met daarin een crèmekleurige brok
Netto gewicht : 2,95 gram.
SIN Monster : AANR&803NL
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne.
Identificerend onderzoek
NFiDENT : positief voor cocaïne
C: Een dicht geknoopte, kleurloze, transparante, plastic zak met daarin een crèmekleurig brokje
Netto gewicht : 0,96 gram
SIN Monster : AANI9091NL
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne.
D: Een blauwe plastic zak met daarin crèmekleurige brokjes
Netto gewicht : 2,15 gram
SIN Monster : AANI9084NL
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne.
Identificerend onderzoek
NFiDENT : positief voor cocaïne
F: 2 kleurloze, transparante plastic zakjes met in l zakje wit poeder
Netto gewicht : 5,32 gram
SIN Monster : AANI9090NL
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2019101779-1242220
SIN : AANR9996NL
Omschrijving :
A: Een zwart, rechthoekig stuk steen met daarop zeer weinig, wit poederresidu
Netto gewicht : nihil
SIN Monster : niet van toepassing
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne.
B: Een plastic pasje met tekst: "Fit for free" met daarop zeer weinig wit poederresidu
Netto gewicht : nihil
SIN Monster : niet van toepassing
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne.
C: Een crèmekleurig stuk plastic met daarin crèmekleurige poederresten
Netto gewicht : 0,36 gram
SIN Monster : AANI9087N1
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne.
Goednummer : PL0100-2019101779-1242250
SIN : AANR9995NL
Omschrijving : Een zwarte, digitale weegschaal van het merk "Justice scales" met daarop zeer weinig poederresidu
Netto gewicht : nihil
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 25 februari 2020, opgenomen op pagina 328 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: In de woning hebben wij een zoeking gedaan. Er is uitlevering gevraag van drugs en andere spullen. Je hebt zelf aan de politieagenten verteld dat ze drugs zouden vinden. Weet je waar ik het over heb?
A: Ja verdovende middelen, dat hebben ze aangetroffen.
V: Wat hebben ze aangetroffen.
A: Cocaïne.
V: Die bus waar het witte poeder/brokken is aangetroffen. Van wie is die bus?
A: Van mij
V: en de inhoud?
A: Ook.
V: En die plaat?
A: De zoeking is in mijn huis. Dus van mij. De spullen zijn van mij.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor het verstrekken van cocaïne, en dat uit het dossier niet volgt in welke periode dat zou hebben plaatsgevonden.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode naast het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne ook schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken daarvan. De rechtbank overweegt dat op 24 februari 2020 in de woning van verdachte een zo ruime hoeveelheid cocaïne is aangetroffen dat niet aannemelijk is dat deze voor eigen gebruik diende, zeker niet gelet op het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer een halve gram per dag gebruikte. Bovendien heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij cocaïne alleen gebruikte in gezelschap en heeft hij verklaard dat hij cocaïne aan zijn vrienden heeft gegeven.
Ten aanzien van feit 2. primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 26 februari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik een groot bedrag aan contant geld in huis had. Ik was bij de koop van de Mercedes aanwezig. De bon van de reparatie van de Mercedes heb ik betaald. De Mercedes stond bij mij voor de deur en ik heb daarin gereden. De motor met verlengde achterbrug is van mij. Ik heb de verzekering van de motor met kenteken betaald en die motor stond ook bij mij gestald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2020, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019101779 van 8 januari 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 februari 2020 werd om 06.00 uur de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden door het arrestatie team betreden. De verdachte, [verdachte] werd in de woning aangehouden.
Op de volgende plaatsen werd het volgende gevonden en in beslaggenomen:
Slaapkamer 3:
Dit is de slaapkamer waarin verdachte [verdachte] lag te slapen. De kamer is compleet
doorzocht, daarbij zijn de volgende goederen aangetroffen:
- Geld in de broekzakken van de broek welke op de grond naast het bed lag, hier
zat tevens een portemonnee in
30 x 50, 13 x 20, 5 x 10, 1x5= 1815 + 4.20 = 1819.20 euro
- Geld lag in de kledingkast onder een stapel kleding
21 x 50, 49 x 20, 17 x 10 = 2200 euro
- Grote Whiskey fles met brief en muntgeld, stond op de vloer in de kledingkast:
5 x 10, l x 50
kleingeld 397,29 = 497,29 euro
- Louis Vuitton bakje stond op het bureau op de slaapkamer
5 x 500, 9 x 200, 11 x 100, 12 x 50 = 6000 euro
Berging:
- Motor BMW (Blauw) * [chasisnummer] *
- Motor BMW S 1000 RR voorzien van kenteken [kenteken]
Buiten:
- Mercedes Benz AMG voorzien van het kenteken [kenteken]
Geld 250 euro
Rijbewijs verdachte [verdachte]
Bon reparatie Mercedes: 1348.91 euro contant voldaan
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 februari 2020, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 8 februari 2020 zagen wij een Mercedes A-klasse AMG, op de Heliconweg te Leeuwarden rijden. Wij zagen dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken] . Het was ons ambtshalve bekend dat [verdachte] gebruik maakt van dit voertuig. Vanuit eerdere observaties was door ons waargenomen dat genoemd voertuig regelmatig voor zijn woning geparkeerd stond en tevens was door verdachte [verdachte] over dit voertuig gesproken tijdens het afluisteren van zijn telefoon. Wij zagen dat [verdachte] het voertuig bestuurde. Eerder deze dag zagen wij dit voertuig bij de woning van [verdachte] geparkeerd staan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2020, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 10 februari 2020 te 19.15 uur bevond ik mij in het bureau van politie de Holstmeerweg te Leeuwarden bezig met mijn wijkwerkzaamheden. Ik verbalisant hoorde dat [getuige 1] zei: "Hoeveel auto's heeft die man en waar doet hij het van met een uitkering. Hij woont op de hoek in de flat van de [straatnaam] te Leeuwarden. Hij heeft een witte Mercedes en nu een grijze Mercedes V6 met dure velgen en remschijven. Ik zie die man er regelmatig in rijden. Die grijze Mercedes staat nu naast de [naam flat] , zijde [straatnaam] , geparkeerd nabij de portiek waar hij woont. "
Ik ben op 10 februari 2020 te 19.35 uur in een opvallend dienstvoertuig naar de wijk het Valeriuskwartier gereden en toen ik vanaf de [straatnaam] de [straatnaam] op reed zag ik aan de rechterkant van de weg in een parkeervak een donkergrijze Mercedes staan voorzien van het kenteken [kenteken] op de plek die [getuige 1] had aangegeven. Deze parkeerplek is nabij de portiek met de huisnummers 12, 12b en 12C. Het is mij verbalisant bekend dat een bewoner genaamd [verdachte] woonachtig is op het adres [straatnaam] te Leeuwarden en in het bezit was van een witte Mercedes.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2020, opgenomen op pagina 238 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 februari 2020 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [straatnaam] te Leeuwarden. In de bijbehorende berging trof ik het volgende aan:
- BMW motor, voorzien van kenteken [kenteken]
- BMW motor zonder kentekenplaat, maar wel voorzien van een chassisnummer
[chasisnummer] .
In de slaapkamer van [verdachte] zijn sleutels van het merk BMW aangetroffen. Deze lagen
in een bakje op het nachtkastje, dat naast het bed waarin [verdachte] lag. Ik heb de sleutels op de motoren geprobeerd en ik constateerde dat de sleutels op de motoren pasten en met de sleutels gestart konden worden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2020, opgenomen op pagina 274 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit het onderzoek bleek dat de BMW motorfiets zonder kentekenplaat van diefstal afkomstig was en behoort tot kenteken [kenteken] . De andere BMW motorfiets dat voorzien was van kenteken [kenteken] , bleek uit onderzoek te behoren bij kenteken [kenteken] , welke ook gesignaleerd stond.
7. Een schriftelijk stuk, inhoudende een factuur van Wensink Leeuwarden van 7 januari 2020 op naam van verdachte, opgenomen op pagina 284 e.v. van voornoemd dossier.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 24 februari 2020, opgenomen op pagina 320 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wat voor vervoersmiddelen heb je?
A: Ik maak gebruik van een auto en een motor. De motor is een BMW.
V: Wat voor auto maak je gebruik van?
A: Een Mercedes.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 25 februari 2020, opgenomen op pagina 328 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Er is ook geld aangetroffen in de woning. Van wie is dat.
A: Van mij.
V: Hoeveel geld had jij in de woning?
A: 8000 euro had ik gespaard.
V: We hebben in een bakje 6000 euro aangetroffen. Kan dat kloppen?
A: Ja.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2. primair
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat dit voorwerp uit een misdrijf afkomstig is.
Als het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs zonder meer een vermoeden oplevert van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte over die herkomst een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar die alternatieve herkomst. Uit de resultaten van dat nader onderzoek zal moeten blijken dat een legale herkomst voldoende kan worden uitgesloten, zodat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Ten aanzien van het geldbedrag
De rechtbank overweegt dat tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte een groot contant geldbedrag in beslag is genomen, waarvan uit de bewijsmiddelen en ter zitting is gebleken dat een bedrag van € 3.265,00 niet aan verdachte toebehoorde. De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van dat bedrag vrij. Er blijft dan nog een geldbedrag van
€ 10.766,49 over dat mogelijk is witgewassen.
Verdachte heeft geen ter zake doend arbeidsverleden en/of inkomen. Gelet op het aantreffen van een dergelijk hoog contant bedrag acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is, zodat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst.
Verdachte heeft als verklaring gegeven dat het geld afkomstig is van sparen, werken en gokken in de TOTO en in het casino. De raadsvrouw heeft bij haar pleitnota bijlagen gevoegd waarop bonnen van uitbetalingen van de TOTO zichtbaar zijn, en een aantal TOTO-formulieren. De rechtbank acht deze uitleg echter onvoldoende concreet en verifieerbaar.
De raadsvrouw heeft verwezen naar het vonnis van rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5678. De rechtbank leest in dat vonnis echter dat daarin niet alleen de datum, naam en adres van het casino zijn genoemd, maar ook dat stukken zijn aangeleverd die de verklaring van die verdachte onderbouwen dat het geld is verkregen door te winnen in het casino. In de onderhavige zaak heeft de verdediging geen concrete verifieerbare stukken aangeleverd waaruit volgt dat het geld van gokken afkomstig kan zijn. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij samen met (vele) anderen TOTO speelde. Er staan geen namen op de overgelegde bonnen en formulieren. De rechtbank kan dus niet concreet verifiëren welke contanten uit de woning door wie gewonnen zouden zijn. Evenmin zijn de winsten door een verificatie bij TOTO aan verdachte te koppelen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen concrete, verifieerbare verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld. Er zijn ook geen andere omstandigheden die verklaren waarom verdachte in het bezit was van een zo hoog contant bedrag, zodat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 10.766,49 onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de Mercedes Benz A45 AMG, kenteken [kenteken]
Verdachte heeft geen ter zake doend arbeidsverleden en/of inkomen. Hij is veelvuldig gezien in de Mercedes Benz A45 AMG met kenteken [kenteken] (hierna: Mercedes) die vaak geparkeerd stond voor zijn woning. Het rijbewijs van verdachte is in de auto aangetroffen, hij was in het bezit van een reservesleutel en hij heeft een factuur betaald waaruit blijkt dat voor zijn rekening onder andere een aankoopkeuring is uitgevoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de Mercedes uit misdrijf afkomstig is en dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de auto.
Verdachte heeft een concrete verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van de Mercedes, inhoudende dat deze eigendom is van [getuige 2] , de vrouw van zijn neef, en dat hij de Mercedes regelmatig mocht gebruiken. Het Openbaar Ministerie heeft hiernaar onderzoek gedaan en heeft de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] gehoord. Uit deze verklaringen volgt dat de auto op naam van [getuige 2] staat en dat [getuige 3] de auto heeft gekocht en contant heeft betaald. Bij deze koop is een witte Mercedes ingeruild die ook op naam van [getuige 2] stond. Uit de factuur van 7 januari 2020 in het dossier blijkt dat verdachte begin januari 2020 een aankoopkeuring heeft laten uitvoeren aan de Mercedes, waarbij diverse reparaties aan de auto zijn gedaan. Deze factuur betreft € 1.349,91 en is door verdachte betaald.
De rechtbank acht de verklaring dat verdachte de auto slechts had geleend van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] ongeloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij de aankoop van de auto aanwezig was, dat beide getuigen kort daarna op vakantie zijn gegaan, dat verdachte ook na hun terugkomst van vakantie nog in de auto reed, en dat de Mercedes regelmatig voor zijn woning stond geparkeerd. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat getuige [getuige 3] geen rijbewijs heeft en getuige [getuige 2] in een andere auto reed. Bij de aankoop van de Mercedes is bovendien een witte Mercedes ingeruild, waarvan uit het dossier blijkt dat ook die auto in gebruik was bij verdachte en zijn ex-partner. Daar komt nog bij dat het aankoopbedrag van € 12.000,00 contant is betaald, zodat niet is na te gaan wie dat bedrag heeft betaald.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek, dat naar aanleiding van de verklaring van verdachte heeft plaatsgevonden, tot de conclusie leidt dat met voldoende mate van zekerheid een legale herkomst kan worden uitgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dan ook als enige aanvaardbare verklaring te gelden dat verdachte de Mercedes voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt, terwijl deze onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de motoren
Gelet op het feit dat in de berging van verdachte twee motoren zijn aangetroffen en in het bijzonder gelet op het feit dat deze gesignaleerd stonden, is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de motoren uit misdrijf afkomstig zijn. Daarom mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst ervan.
Ten aanzien van de motor zonder kenteken heeft verdachte geen concrete, verifieerbare verklaring gegeven. Hij heeft verklaard dat hij de motor uit verschillende onderdelen heeft samengesteld. Hij heeft niet concreet aangegeven wanneer en waar hij die onderdelen heeft gekocht en hoe hij die betaalde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst, het niet anders kan zijn dan dat deze onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de motor met kenteken [kenteken] heeft verdachte een concrete en verifieerbare verklaring afgelegd, inhoudende dat de motor van getuige [getuige 4] is. Het openbaar ministerie heeft getuige [getuige 4] gehoord. Hij heeft verklaard de motor van verdachte te hebben gekocht voor € 9.500,00, waarvan hij maar € 200,00 tot € 300,00 contant aan verdachte heeft betaald. Verder heeft hij verklaard dat de motor nog bij verdachte stond omdat hij zelf geen berging heeft, alsook dat verdachte de verzekering heeft betaald. Verdachte heeft ontkend dat hij de motor aan getuige [getuige 4] heeft verkocht. Uit het dossier en het onderzoek ter zitting volgt dat de motor in de berging van verdachte stond en dat verdachte in het bezit was van de sleutel. Daarnaast stond de verzekering van de motor op naam van verdachte en betaalde hij deze. Gelet hierop acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat getuige [getuige 4] de eigenaar van de motor is.
Nu de verklaring van verdachte over de herkomst van de motor ongeloofwaardig is, acht de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte de motor voorhanden heeft gehad terwijl deze onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is.
Concluderend acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 10.766,49, een auto van het merk Mercedes en twee motoren van het merk BMW, door dit geld en deze voorwerpen voorhanden te hebben en door gebruik te maken van de Mercedes, terwijl hij wist dat deze voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1. en 2. primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 28 november 2018 tot en met 24 februari 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen opzettelijk heeft verstrekt en opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2. primair
hij in de periode van 1 november 2018 tot en met 24 februari 2020, te Leeuwarden, althans in Nederland, voorwerpen, te weten een geldbedrag van 10.766,49 euro en een personenauto, merk Mercedes Benz A45 AMG, kenteken [kenteken] en een motor, merk BMW, kenteken [kenteken] en een motor, merk BMW, geen kenteken, chassisnummer [chasisnummer] , voorhanden heeft gehad en van een voorwerp, te weten een personenauto, merk Mercedes Benz A45 AMG, kenteken [kenteken] , gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. De voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
2. primair Witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1. en 2. primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 288 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij VNN, een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek VNN of soortgelijke instelling, en een harddrugsverbod met middelencontroles.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om geen langere gevangenisstraf op te leggen dan verdachte reeds in voorarrest heeft ondergaan. Indien de rechtbank een voorwaardelijke straf passend vindt, heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd te beperken tot één jaar omdat verdachte zich al bijna een jaar aan de schorsingsvoorwaarden heeft geconformeerd. De bijzondere voorwaarden kunnen hetzelfde zijn als de voorwaarden die reeds aan het schorsingstoezicht zijn verbonden. Indien de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke straf passend acht, is verzocht een taakstraf van beperkte duur op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland van 20 mei 2020, het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 23 februari 2021, de brief van de Forensische Polikliniek VNN van 22 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en het verstrekken van cocaïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs schadelijk is voor de volksgezondheid, gepaard gaat met overlast in de samenleving en leidt tot vele vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet alleen zichzelf, maar ook anderen bloot heeft gesteld aan het gevaar van deze drugs. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag, een auto en twee motoren. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De rechtbank neemt bij de straftoemeting de eis van de officier van justitie als uitgangspunt.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat er geen recente relevante veroordelingen op de justitiële documentatie van verdachte staan.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 10 juni 2020 een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. In het rapport van de reclassering van 20 mei 2020 staat dat verdachte verslaafd is aan soft- en harddrugs, maar dat hij open staat voor een ambulante behandeling tegen drugsgebruik. Daarnaast is een patroon gesignaleerd van jarenlang fors en dagelijks gokken. Verdachte ontkent dat hij verslaafd is aan gokken, maar is gemotiveerd daarvoor een behandeling te ondergaan.
Uit het voortgangsverslag van 23 februari 2021 blijkt dat verdachte tijdens het toezicht een actieve houding heeft laten zien, op verschillende leefgebieden goede keuzes heeft gemaakt en open stond voor begeleiding. Hij heeft nieuwe huisvesting en betaald werk gevonden, hij heeft betalingsregelingen getroffen met schuldeisers, en zegt niet meer om te gaan met zijn oude netwerk. Uit de middelencontroles blijkt dat er geen harddrugs in zijn urine zijn aangetroffen, maar wel cannabis. Het gokgedrag blijft een risico, en ook binnen het sociaal netwerk ziet de reclassering risico’s in combinatie met middelengebruik. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een harddrugsverbod.
Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank aanleiding om een aanzienlijk deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden, teneinde recidive in de toekomst te voorkomen. Verdachte heeft tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis goede stappen gemaakt. Op grond daarvan zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk stellen aan het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur 288 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank een meldplicht, een ambulante behandeling en een drugsverbod opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van het bedrag van € 14.031,49, van de Mercedes Benz AMG met kenteken [kenteken] , van de BMW motor met kenteken [kenteken] en het sealapparaat, en heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de motor met chassisnummer [chasisnummer] , alle drugs en de weegschaal met poederresten en heeft teruggave gevorderd van de Piaggo C38.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de drugs, weegschaal met poederresten en telefoon met EncroChat en heeft bepleit alle overige inbeslaggenomen goederen terug te geven aan de rechthebbenden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een bedrag van € 10.766,49, een personenauto van het merk Mercedes Benz met kenteken [kenteken] , de motor van het merk BMW met kenteken [kenteken] en een sealapparaat vatbaar voor verbeurdverklaring nu deze voorwerpen door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen en het feit met behulp van het sealapparaat is begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen de motor zonder kenteken met chassisnummer [chasisnummer] , alle inbeslaggenomen drugs en de weegschaal met poederresten vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat deze voorwerpen door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen, dan wel met betrekking tot welke het feit is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen snorfiets van het merk Piaggio met kenteken FX-419-T moet worden teruggegeven aan verdachte omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank overweegt dat de inbeslaggenomen telefoon van het merk Vsmart met daarop EncroChat, voor zover daar nog beslag op ligt, moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 6 februari 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 425,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 februari 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 januari 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf en heeft ter zitting gepersisteerd bij deze vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering af te wijzen. Zij heeft aangevoerd dat er een te ver verwijderd verband is tussen de feiten uit de hoofdzaak en die van de voorwaardelijke veroordeling. Daarnaast is het, gelet op de financiële situatie van verdachte, goed om deze vordering als stok achter de deur te houden.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1. en 2. primair heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 56, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 288 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Oostergoweg 6 te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig acht, onder behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling door de reclassering, teneinde zich te laten behandelen voor zijn drugsverslaving en gokverslaving en waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van harddrugs en zal meewerken aan controles ten aanzien van het gebruik van harddrugs door middel van urineonderzoek.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Inbeslaggenomen goederen

Verklaart verbeurdhet in beslag genomen geldbedrag van € 10.766,49, de personenauto van het merk Mercedes Benz met kenteken [kenteken] , de motor van het merk BMW met kenteken [kenteken] en het sealapparaat.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen motor zonder kenteken met chassisnummer [chasisnummer] , alle inbeslaggenomen drugs en de weegschaal met poederresten en voor zover daar nog beslag op ligt, de telefoon van het merk Vsmart met EncroChat,
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven snorfiets van het merk Piaggio met kenteken [kenteken] .

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

96/027764-19:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 6 februari 2020, te weten: een geldboete van € 425,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2021.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.