ECLI:NL:RBAMS:2019:5678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
13/701181-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 14 maart 2019 in Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van witwassen. Tijdens een verkeerscontrole werd bij de verdachte een Glock-pistool en munitie aangetroffen, evenals een aanzienlijk geldbedrag van ongeveer € 3.275,-. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, terwijl de verdediging vrijspraak voor het witwassen bepleitte, stellende dat het geld legaal was verkregen door gokken in een casino. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor witwassen, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701181-19 + 13/213005-16 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 4 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
,
gedetineerd in het [detentie plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.A.I. Witlox naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, kaliber 9mm x19 (synoniem 9mm Luger) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool heeft gedragen;
2.
hij op of omstreeks 14 maart 2019, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 3.250,00 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat voornoemd voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 14 maart 2019 te Amsterdam voorhanden heeft gehad Munitie 9mmx19 (synoniem 9mm Luger), in elk geval een munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie III.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 14 maart 2019 controleerden verbalisanten een voertuig tijdens een algemene verkeerscontrole op de openbare weg in Amsterdam. Verdachte was de bestuurder van dit voertuig. Uit het politiesysteem bleek dat verdachte antecedenten had met betrekking tot het bezit van vuurwapens in 2016. Ook zagen verbalisanten een melding van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) uit 2017, waarin stond dat verdachte een conflict had in verband met de diefstal van heroïne en mogelijk een vuurwapen bij zich zou hebben. Verdachte gaf de verbalisanten toestemming om de auto te doorzoeken en verdachte te fouilleren. Tijdens de fouillering vond één van de verbalisanten een zwart vuurwapen in de binnenzak van verdachte. Dit bleek later een pistool van het merk Glock te zijn, met in het patroonmagazijn tien stuks munitie. Verdachte verklaarde na zijn aanhouding dat hij het vuurwapen voor zijn veiligheid had aangeschaft nadat hij van de garagehouder te horen had gekregen dat er een GPS-tracker onder zijn auto zat. Tijdens de insluitingsfouillering op het politiebureau troffen verbalisanten tevens een stapel bankbiljetten bij verdachte aan. Dit bleek later € 3.275,- te zijn.
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het eerste en derde feit bewezen, nu verdachte heeft bekend dat hij het vuurwapen en de munitie bij zich droeg. Ten aanzien van feit 2 komt de officier van justitie ook tot een bewezenverklaring. Gekeken moet worden naar de combinatie van omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden. Er is een groot contant geldbedrag bij hem aangetroffen. Dit geldbedrag bestond voornamelijk uit biljetten van € 50,-. Bij verdachte is ook een BQ-telefoon en een wapen aangetroffen en hij heeft verklaard dat er een GPS-tracker onder zijn auto is gevonden. Die omstandigheden geven het aantreffen van het geld een criminele kleur en wijzen erop dat het geld geen legale herkomst had. Verdachte heeft bij de fouillering verklaard dat hij het geld van een vriend had gekregen. Pas later heeft hij verklaard dat hij het geld in het casino had gewonnen. De verklaring van verdachte dat hij het geld in het casino had gewonnen, is pas een aantal dagen voor de terechtzitting met stukken onderbouwd. Om die reden was er volgens de officier van justitie geen onderzoek naar de juistheid van die verklaring meer mogelijk, maar dat nadere onderzoek is ook niet vereist omdat er voldoende aanwijzingen zijn dat het aangetroffen geld een criminele herkomst heeft.
4.3
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het eerste en derde feit heeft de raadsman geen verweer gevoerd. Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte heeft zowel tijdens het politieverhoor, als bij de rechter-commissaris verklaard dat hij beroepsgokker is en dat hij het aangetroffen geld op 13 maart 2019 met gokken heeft gewonnen bij [naam casino] , [filiaal] te Amsterdam. Hij heeft er toen al op aangedrongen dat de politie de camerabeelden van het casino zou bekijken, omdat die beelden zijn verklaring zouden bevestigen. De raadsman heeft bij de raadkamer gevangenhouding laten weten dat hij stukken over zou leggen die dat standpunt onderbouwen. Uit de verklaring van [persoon] , eigenaar van [naam casino] , blijkt dat verdachte op 13 maart 2019 een uitbetaling van € 4.498,60,- heeft ontvangen van een speelautomaat. Verdachte heeft dus een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. De raadsman is van mening dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek had moeten verrichten naar de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde (witwassen)
De rechtbank acht het witwassen niet bewezen. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat witwassen kan worden bewezenverklaard wanneer het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Om daartoe te kunnen concluderen dient allereerst op grond van wettige bewijsmiddelen een ernstig vermoeden van witwassen te worden aangenomen. Indien dit ernstige vermoeden wordt aangenomen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verdachte een zodanige verklaring geeft, kan van het Openbaar Ministerie worden verlangd daarnaar vervolgens onderzoek te doen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank heeft deze maatstaf (ook wel het zes stappenplan genoemd) toegepast op deze strafzaak en komt tot de volgende conclusies.
Verdachte is aangehouden nadat bij hem een vuurwapen en munitie is aangetroffen. Bij de insluitingsfouillering werd ook een stapel met € 50,- biljetten aangetroffen, in totaal meer dan € 3.000,-. Het voorhanden hebben van dergelijke hoeveelheden contant geld brengt risico’s met zich en het is zonder nadere verklaring niet waarschijnlijk dat het geld op legale wijze is verkregen. Dit maakt dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Vervolgens mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het aangetroffen geldbedrag.
Verdachte heeft tijdens het politieverhoor op 14 maart 2019 en bij de rechter-commissaris op 15 maart 2019 verklaard dat hij het geld op 13 maart 2019 tussen 15.00 en 18.30 uur in het casino heeft gewonnen. Hij heeft daarbij de naam en het adres van het casino genoemd en gezegd dat de camerabeelden van het casino zijn verhaal zullen bevestigen. De raadsman van verdachte heeft bij de raadkamer gevangenhouding op 25 maart 2019 gezegd dat hij stukken van verdachte over zou kunnen leggen die zijn verklaring onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte, dat hij het geld in het casino heeft gewonnen, voldoende concreet en verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Van het Openbaar Ministerie kon na deze verklaring worden verlangd dat zij nader onderzoek zou doen. Zij heeft dit niet gedaan. De raadsman van verdachte heeft wel de in raadkamer aangekondigde stukken op 18 juni 2019 naar de rechtbank gezonden. Het betreft een verklaring van [persoon] , eigenaar van [naam casino] , en een uitdraai van het kasboek van het casino. Met deze stukken is de verklaring van verdachte ondersteund. De omstandigheid dat het Openbaar Ministerie na ontvangst van deze stukken voorafgaand aan de zitting geen gelegenheid meer heeft gehad de juistheid van de verklaring van verdachte te onderzoeken, kan er niet aan af doen dat van haar verwacht mocht worden eerder onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte. Aangezien nu niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het aangetroffen geld een legale herkomst heeft, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende
bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 14 maart 2019 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, kaliber 9mm x19 (synoniem 9mm Luger), zijnde een vuurwapen, heeft gedragen;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 14 maart 2019 te Amsterdam voorhanden heeft gehad munitie 9mmx19 (synoniem 9mm Luger).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat de vorige veroordeling van verdachte een feit van vier jaar geleden betreft en dat dit feit onder andere omstandigheden heeft plaatsgevonden, namelijk dat verdachte op verzoek van een vriend een wapen bij hem thuis bewaarde. Nu de raadsman het witwassen niet bewezen acht, is een gevangenisstraf van ten hoogste 5 maanden volgens hem passend.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals
daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik ervan zou kunnen worden geconfronteerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 mei 2019 betreffende verdachte, blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Wet wapens en munitie.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 11 juni 2019 betreffende verdachte.
Straffen die in andere, min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de nieuwe Amsterdamse oriëntatiepunten met betrekking tot de Wet wapens en munitie, die hoger uitvallen dan de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Gelet op de grote zorgen die er zijn over de toename van vuurwapengeweld in Amsterdam, dient uit oogpunt van generale preventie streng te worden opgetreden tegen vuurwapenbezit. De rechtbank acht strafverzwarend dat het vuurwapen geladen was en verdachte het wapen in zijn kleding binnen handbereik (in een voertuig) op de openbare weg voorhanden heeft gehad. Uit de verklaring van verdachte, dat hij het wapen ter beveiliging had aangeschaft, leidt de rechtbank af dat hij bereid en in staat is dit ook te gebruiken tegen die mogelijke dreiging. De rechtbank vindt dit zeer verontrustend. Daar komt bij dat de rechtbank ervoor vreest dat verdachte zich in de toekomst wederom zal bewapenen, aangezien onduidelijk is gebleven of deze dreiging inmiddels is afgenomen en verdachte de rechtbank er niet van heeft weten te overtuigen dat hij in het vervolg anders zal handelen. Ook weegt strafverzwarend dat verdachte al eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en als gevolg daarvan in een proeftijd liep, ook al had hij bij die gelegenheid een vuurwapen thuis voorhanden.
Gelet op voornoemde omstandigheden en de genoemde Amsterdamse oriëntatiepunten acht de rechtbank, hoewel zij minder bewezen acht dan de officier van justitie, een gevangenisstraf van 15 maanden zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden.

9.Beslag

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat naast het geld een iPhone in beslag is genomen. Zowel het geld als de telefoon dienen aan verdachte te worden teruggegeven (ook al staat de telefoon niet op de beslaglijst).

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 15 maart 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/213005-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 27 september 2017 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten
heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De
rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te
gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan
[verdachte]van:
1 Geld Euro
5721920, 65 x 50; IBGN 14-3-2019
2 Geld Euro
5721921, 2 x 10; IBGN 14-3-2019
3 Geld Euro
5721922, 1 x 5; IBGN 14-3-2019
4 Communicatieap (telefoon)
iPhone 10
5721924
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 27 september 2017 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2019.
[...]

1.[...]