ECLI:NL:RBNNE:2021:794

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
C/18/204320 / FA RK 21-536
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de afwijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor een 44-jarige man, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie en chronisch overmatig alcoholgebruik. De rechtbank constateerde dat de officier van justitie het verzoekschrift niet tijdig had ingediend, maar oordeelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De rechtbank beoordeelde de situatie van de betrokkene, die sinds 2016 niet meer onder een gedwongen kader viel en de afgelopen jaren goed samenwerkte met zijn behandelaren. De wijziging van medicatie in november 2020 leidde niet tot een ontregeling met ernstig nadeel, en de rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de betrokkene zijn medicatie niet zou blijven innemen. Gezien de afwezigheid van ernstig nadeel, werd het verzoek om een zorgmachtiging afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter S. Stenfert Kroese en is op dezelfde dag schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/204320 / FA RK 21-536
Afwijzing machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
11 maart 2021naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats]
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: [naam]

1.Het procesverloop

1.1.
Op 30 november 2020 heeft de officier van justitie in het kader van artikel 5:4, eerste lid, aanhef en onder d, Wvggz de persoonsgegevens van betrokkene aan de rechter verstrekt ten behoeve van de afgifte van een last tot toevoeging. De rechtbank heeft op 30 november 2020 een beschikking last tot toevoeging gegeven aan [naam] , advocaat, onder nummer C/18/202616 / FA RK 20-3198.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 23 februari 2021.
1.3.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het zorg- en behandelplan d.d. 28 oktober 2020;
  • een bevestigingsbrief van de geneesheer-directeur waaruit blijkt dat betrokkene heeft afgezien van het maken van een plan van aanpak d.d. 9 december 2020;
  • de medische verklaring d.d. 12 januari 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15 Wvggz d.d. 21 januari 2021;
  • aanvullende bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 22 februari 2021;
  • een historisch overzicht van eerder afgegeven rechterlijke machtigingen ten behoeve van betrokkene;
  • een verklaring van niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
  • justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
  • het bericht dat er geen politiemutaties zijn opgemaakt ten behoeve van betrokkene over de afgelopen drie maanden.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 maart 2021, in het gebouw van de rechtbank te Groningen. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door [naam] ;
  • [naam] , zorgverantwoordelijke;
  • [naam] ; gedifferentieerd verpleegkundige;
  • [naam] , officier van justitie.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om een zorgmachtiging voor betrokkene te verlenen, voor de duur van zes maanden, voor de onderstaande voorgestelde vormen van verplichte zorg:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid, in geval van opname;
  • insluiten, in geval van opname;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene, in geval van opname;
  • onderzoek aan kleding of lichaam, in geval van opname;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, in geval van opname;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, in geval van opname;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.

3.De beoordeling

Niet tijdige indiening verzoekschrift
3.1.
Op grond van artikel 5:16, eerste lid, van de Wvggz deelt de officier van justitie, na de schriftelijke mededeling bedoeld in artikel 5:4, tweede lid, sub a, van de Wvggz, zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, mee aan de in bedoeld wetsartikel genoemde personen. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 5:5, vijfde lid, van de Wvggz geldt hiervoor een termijn van uiterlijk zes weken. De officier van justitie dient vervolgens onverwijld een verzoekschrift tot een zorgmachtiging bij de rechter in (artikel 5:17, eerste lid, van de Wvggz).
3.2.
De rechtbank constateert dat de officier van justitie het verzoekschrift niet tijdig heeft ingediend. Op 30 november 2020 heeft de officier van justitie medegedeeld dat de zorgmachtiging zal worden voorbereid. Vanaf die datum had de officier van justitie maximaal zes weken de tijd, derhalve tot 11 januari 2021, om een verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging in te dienen. In dit verband stelt de rechtbank vast dat er onduidelijkheid was ontstaan over de wens van betrokkene om een eigen plan van aanpak op te stellen. De officier van justitie heeft het verzoek op 23 februari 2021 ingediend.
3.3.
In zijn uitspraak van 5 maart 2021 heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de wetgever aan een termijnoverschrijding als de onderhavige geen sanctie heeft verbonden en op die grond geoordeeld dat aan de niet-naleving van de in artikel 5:16 Wvggz genoemde termijnen niet het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid wordt verbonden (ECLI:NL:HR:2021:349). Dit laat onverlet dat van de officier van justitie wordt verwacht dat hij het verzoek binnen de wettelijke termijnen indient dan wel zo spoedig mogelijk en dat er grenzen zijn. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding vanwege de termijnoverschrijding het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
inhoudelijke beoordeling
3.4.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
3.5.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie, thans grotendeels in remissie, en chronisch overmatig alcoholgebruik.
3.6.
Betrokkene, een 44-jarige man, is sinds 1994 bekend met psychotische episodes en secundaire epilepsie in het verleden. In het verleden is betrokkene meermaals (gedwongen) opgenomen geweest. Vaststaat dat er toentertijd sprake is geweest van uit de psychische stoornis voortvloeiend ernstig nadeel. Volgens de medische verklaring is het laatste gedwongen kader (middels een zelfbindingsverklaring) geëindigd in 2016. De afgelopen jaren is er steeds sprake geweest van een goede samenwerking en is er geen sprake geweest van ernstig nadeel. Betrokkene functioneert stabiel.
In november 2020 is, vanwege de door betrokkene ervaren bijwerkingen, op advies van de neuroloog besloten om te wisselen van een antipsychoticum in de vorm van depotmedicatie naar een oraal antipsychoticum. De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er uit voorzorg een zorgmachtiging is aangevraagd omdat het switchen van medicatie mogelijk kan leiden tot een psychotische ontregeling. De kans op een ontregeling is groter omdat betrokkene alcohol gebruikt en er minder toezicht kan worden gehouden op de inname van medicatie die immers oraal wordt ingenomen.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van betrokkene niet is komen vast te staan dat de psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de samenwerking met de behandelaren goed verloopt en dat betrokkene de orale medicatie al vanaf november 2020 goed inneemt.
De zorgverantwoordelijke heeft aangegeven dat zij er vertrouwen in heeft dat hij dit zal blijven doen. Op dit moment zijn er dan ook geen redenen om aan te nemen dat betrokkene zijn medicatie niet meer in zal nemen. Evenmin is gebleken dat er vanaf het moment dat de medicatie is gewijzigd sprake is geweest van een ontregeling met ernstig nadeel tot gevolg. De zorgverantwoordelijke heeft op dit punt aangegeven dat vanwege de wijziging van de medicatie een jaar gemonitord moet worden omdat een ontregeling met ernstig nadeel tot gevolg zich in deze periode nog kan voordoen. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit, mede gezien het tijdsverloop sinds de wijziging van de medicatie, een zodanige onzekere gebeurtenis in de toekomst dat het ernstig nadeel daar niet op kan worden gebaseerd. Door de gedifferentieerd verpleegkundige is tijdens de mondelinge behandeling verder aangegeven dat het tweewekelijks contact wordt afgebouwd en dat er alleen nog maandelijks contact zal plaatsvinden. Dit duidt niet op een (instabiele) situatie waarin er een risico op ontregeling en ernstig nadeel bestaat. Bovendien kan dit ambulante contact weer worden geïntensiveerd en kunnen in het kader van het toezicht de nodige medische controles worden verricht.
3.8.
Gelet op de afwezigheid van ernstig nadeel is niet aan de wettelijke criteria voor verlening van een zorgmachtiging voldaan. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek om een zorgmachtiging.
Deze beschikking is op 11 maart 2021 mondeling gegeven door mr. S. Stenfert Kroese, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door G.F. van de Belt, de griffier, en op diezelfde dag schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.