Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de bodemzaak LEE 19/2200, waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan de Grouster Vastgoed Maatschappij B.V. voor het planologisch mogelijk maken van drie recreatiearken met bijbehorende tuinen en bouwwerken aan De Burd, een landtong ten noorden van het Pikmeer in Grou. Eisers stelden dat de verklaring van geen bedenkingen, die aan het besluit ten grondslag was gelegd, niet door de gemeenteraad zelf was opgesteld, maar door verweerder, wat in strijd zou zijn met de geldende jurisprudentie en het Reglement van orde van de gemeenteraad.
De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad onvoldoende mogelijkheden had gekregen om zelfstandig een oordeel te vormen over de voorgestelde afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de verklaring van geen bedenkingen bij de gemeenteraad ligt en dat deze niet adequaat was ingevuld. Hierdoor was de besluitvorming van verweerder niet rechtsgeldig. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op de aanvraag om omgevingsvergunning. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.
De uitspraak benadrukt het belang van de zelfstandige rol van de gemeenteraad in het besluitvormingsproces rondom omgevingsvergunningen en de noodzaak voor een zorgvuldige procedurele afhandeling.