ECLI:NL:RBNNE:2021:707

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
LEE 19/2200
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor recreatiearken door gebrek aan zelfstandige beoordeling gemeenteraad

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de bodemzaak LEE 19/2200, waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan de Grouster Vastgoed Maatschappij B.V. voor het planologisch mogelijk maken van drie recreatiearken met bijbehorende tuinen en bouwwerken aan De Burd, een landtong ten noorden van het Pikmeer in Grou. Eisers stelden dat de verklaring van geen bedenkingen, die aan het besluit ten grondslag was gelegd, niet door de gemeenteraad zelf was opgesteld, maar door verweerder, wat in strijd zou zijn met de geldende jurisprudentie en het Reglement van orde van de gemeenteraad.

De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad onvoldoende mogelijkheden had gekregen om zelfstandig een oordeel te vormen over de voorgestelde afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de verklaring van geen bedenkingen bij de gemeenteraad ligt en dat deze niet adequaat was ingevuld. Hierdoor was de besluitvorming van verweerder niet rechtsgeldig. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op de aanvraag om omgevingsvergunning. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.

De uitspraak benadrukt het belang van de zelfstandige rol van de gemeenteraad in het besluitvormingsproces rondom omgevingsvergunningen en de noodzaak voor een zorgvuldige procedurele afhandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/2200

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] ,

[eiser 1], te [woonplaats 1] ,
[eiser 2], te [woonplaats 2] ,
[eiser 3], te [woonplaats 3] ,
[eiser 4] ,te [woonplaats 4] ,
tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. W.R. van der Velde),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, verweerder
(gemachtigden: P. Jager, M. Vreeswijk en R. Otte),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Grouster Vastgoed Maatschappij B.V., te Grou
(gemachtigde: [gemachtigde 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de Grouster Vastgoed Maatschappij B.V. (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het planologisch mogelijk maken van drie recreatiearken met de daarbij behorende tuinen en bouwwerken aan De Burd, een landtong ten noorden van het Pikmeer in Grou.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op de zitting van 6 oktober 2020 gelijktijdig behandeld met de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers LEE 19/3533 en LEE 19/2519. [eiser 1] en [eiser 4] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en door [gemachtigde 2] . De overige eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde, bijgestaan door
[gemachtigde 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [gemachtigde 3] en [gemachtigde 4] .

Overwegingen

Feiten

1. Op 28 juni 2018 heeft vergunninghouder een aanvraag voor het verplaatsen van drie arken naar locatie De Burd, gemeente Leeuwarden ingediend. Hierbij heeft vergunninghouder aangegeven dat het beoogde gebruik van de gronden of het bouwwerk verblijfsrecreatief gebruik van de aanlegplaatsen en landdeel betreft. Daarnaast heeft vergunninghouder hierbij gewezen op de ruimtelijke onderbouwing 'Verplaatsing 3 woon- en recreatiearken naar De Burd' van 28 juni 2018.
2. Vanaf 29 november 2018 heeft verweerder de ontwerp omgevingsvergunning voor de periode van zes weken ter inzage gelegd. Tegen deze ontwerp omgevingsvergunning hebben eisers een zienswijze ingediend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het planologisch mogelijk maken van drie recreatiearken met de daarbij behorende tuinen en bouwwerken aan De Burd, een landtong ten noorden van het Pikmeer in Grou.
Beoordeling van het geschil
4. Met betrekking tot de vraag of eisers belanghebbende zijn bij het bestreden besluit overweegt de rechtbank dat zij geen aanleiding ziet om - gelet op hetgeen door partijen is aangevoerd - eisers niet als belanghebbende aan te merken.
5. Eisers betogen dat de ontwerp-verklaring van geen bedenkingen niet door de gemeenteraad zelf is opgesteld, maar dat verweerder dit heeft gedaan. Hiertoe hebben eisers aangegeven dat verweerder een ontwerp-verklaring heeft opgesteld en aan de individuele raadsleden heeft gemaild met het verzoek om binnen 14 dagen te reageren, bij gebreke waarvan de ontwerp-verklaring door verweerder als 'vastgesteld' wordt beschouwd. Deze gang van zaken is aldus eisers in strijd met de jurisprudentie en met het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad Gemeente Leeuwarden 2014.
5.1
Verweerder geeft in het verweerschrift aan dat het niet noodzakelijk is dat de gemeenteraad de ontwerp-verklaring opstelt. Hierbij heeft verweerder gewezen op een mailbericht van de griffie aan de raadsleden.
5.2
De rechtbank constateert dat bij een omgevingsvergunning als de onderhavige, waarbij de vraag aan de orde is of toestemming wordt verleend om buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan, de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van die afwijking geheel bij de gemeenteraad ligt. Dat de gemeenteraad bij de besluitvorming over de uitoefening van deze bevoegdheid wordt ondersteund door verweerder is gegeven met de organisatie van de gemeente. Dat laat echter onverlet dat het zwaartepunt van de voorbereiding van de verklaring van geen bedenkingen bij de gemeenteraad moet liggen zodat de eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeenteraad voldoende invulling krijgen. Zoals uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de AbRS) blijkt, waaronder de uitspraak van 9 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1511), dienen die eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid zowel ten aanzien van het besluit zelf als ten aanzien van het ontwerpbesluit te worden gerealiseerd.
5.3
In geschil is de vraag of verweerder bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van een verklaring van geen bedenkingen waarbij de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet onverwijld aan de gemeenteraad is doorgestuurd, het ontwerp voor de verklaring van geen bedenkingen niet is opgesteld door of onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad en de gemeenteraadsleden per e-mail de mogelijkheid slechts is geboden om aan te geven of ze akkoord zijn met de ontwerp-verklaring van geen bedenkingen. De rechtbank is van oordeel, en begrijpt de jurisprudentie van de AbRS aldus, dat de gemeenteraad hiermee onvoldoende zich zelfstandig een oordeel heeft kunnen vormen over de voorgestelde afwijking van het bestemmingsplan. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het juist het ontwerpbesluit is waarin het bevoegde bestuursorgaan zijn opvatting over het voorgenomen besluit kan ontwikkelen om deze vervolgens in de zienswijzeprocedure ter toetsing aan belanghebbenden voor te leggen.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat het ontwerpbesluit is opgesteld door verweerder, de gemeenteraad pas op 6 november 2018 bij de toezending van dit ontwerpbesluit kennis heeft kunnen nemen van de onderliggende stukken, het ontwerpbesluit geen onderwerp is geweest van een inhoudelijke beraadslaging door de gemeenteraad en de gemeenteraadsleden slechts de mogelijkheid hebben gekregen om binnen twee weken wel of niet in te stemmen met het ontwerpbesluit. Gelet hierop heeft de gemeenteraad naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende mogelijkheden gekregen om aan zijn eigen bevoegdheid en zijn eigen verantwoordelijkheid toereikend invulling te geven. Dat burgers, waaronder eisers, op een later moment alsnog hebben kunnen inspreken bij de gemeenteraad, dat de gemeenteraad zowel schriftelijk als in vergadering kennis heeft genomen van de verschillende zienswijzen en dat de gemeenteraad op basis daarvan een besluit heeft genomen doet aan het voorgaande niet af.
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder, gelet op het bovenstaande, de gegeven verklaring van geen bedenkingen niet aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om het geconstateerde gebrek met toepassing van artikel 6.22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. Hiertoe overweegt de rechtbank dat in het onderhavige geval de gemeenteraad niet zelf het besluit heeft genomen om een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven, waardoor de gemeenteraad zich niet, dan wel onvoldoende, zelfstandig een oordeel heeft kunnen vormen over de voorgestelde afwijking van het bestemmingsplan. Het is niet aannemelijk geworden dat eisers door het geconstateerde gebrek in de besluitvorming niet zijn benadeeld.
6. Nu de beroepsgrond van eisers met betrekking tot de verklaring van geen bedenkingen reeds slaagt komt de rechtbank aan een bespreking van de overige beroepsgronden niet toe.
7. Gelet op de voorgaande overwegingen is het beroep van eisers gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Dit brengt met zich dat verweerder opnieuw dient te beslissen op de aanvraag om omgevingsvergunning van vergunninghouder. Indien verweerder voornemens blijft om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, dan dient een ontwerpbesluit van de verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad ter inzage te worden gelegd waartegen zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
8.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,-- (één punt voor het indienen van het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,-- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,-- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.068,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzitter, en mr. R.L. Vucsán en
mr. D. Pool, leden, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier, op 9 februari 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier voorzitter
(de griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.